ECLI:NL:RBDHA:2025:20648

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
AWB 25/9400
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep van een Canadese eiseres tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie

Deze uitspraak betreft de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres, een Canadese nationaliteit, tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres geen beroepsgronden heeft ingediend. De rechtbank legt uit dat een beroepschrift de gronden van het beroep moet bevatten, en dat het ontbreken hiervan leidt tot niet-ontvankelijkheid. Eiseres had op 15 maart 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, maar haar bezwaar tegen het besluit van de minister werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft eiseres de kans gegeven om het verzuim te herstellen, maar er werd geen reactie ontvangen. De voormalige gemachtigde van eiseres heeft later alsnog beroepsgronden ingediend, maar deze werden niet in overweging genomen omdat de huidige gemachtigde zich al had gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt of vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/9400
V-nummer: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.A.M. Karsten),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de ontvankelijkheid van het beroep van eiseres.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat geen beroepsgronden zijn ingediend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het besluit van 9 september 2024 (het primaire besluit) afgewezen en aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd. In het bestreden besluit van
28 maart 2025 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, [referent] (referent), de gemachtigde van eiseres en H. Abdulla als tolk in de Engelse taal. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Wat ging er aan deze procedure vooraf?
3.1.
Eiseres heeft de Canadese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1972. Op
15 maart 2024 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning met als doel verblijf bij referent.
3.2.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet op tijd is ingediend. De reden voor het te laat indienen van het bezwaar is volgens verweerder niet verschoonbaar.
3.3.
Op 25 september 2025 heeft de gemachtigde van eiseres zich gesteld. Hiervoor werd eiseres bijgestaan door [naam] van [bedrijf] (hierna: de voormalige gemachtigde).
Ontvankelijkheid van het beroep
4.1.
Voordat de rechtbank de zaak inhoudelijk beoordeelt, moet eerst de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld worden.
4.2.
Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: aangeven op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Wanneer dit niet wordt gedaan, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet-ontvankelijk verklaren.
4.3.
Het beroepschrift van 23 april 2025 bevat geen beroepsgronden. De rechtbank heeft eiseres in een bericht van 28 april 2025 (de herstelverzuimbrief) meegedeeld dat het beroep geen gronden bevat. De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen door de gronden van het beroep binnen vier weken mee te delen. De rechtbank heeft vervolgens geen reactie van eiseres ontvangen.
4.4.
Op 1 september 2025 heeft de rechtbank een e-mail gestuurd aan de voormalige gemachtigde van eiseres en gevraagd naar de reden van het niet indienen van de beroepsgronden. Vervolgens heeft de voormalige gemachtigde van eiseres op
3 september 2025 laten weten nooit de herstelverzuimbrief te hebben ontvangen en heeft hij gevraagd binnen welke termijn hij alsnog gronden kon indienen. Daarop heeft de rechtbank gereageerd dat de herstelverzuimbrief aangetekend aan hem is verstuurd en dat uit de
track-and-trace blijkt dat de zending is afgehaald bij een PostNL-punt op 27 mei 2025 (een dag na afloop van de herstelverzuimtermijn), waarbij is getekend voor ontvangst van de verzending. De rechtbank heeft de voormalige gemachtigde van eiseres vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Daarop stuurde de voormalige gemachtigde van eiseres op 26 september 2025 alsnog beroepsgronden met een datum van 7 mei 2025, terwijl de huidige gemachtigde van eiseres zich op 25 september 2025 al had gesteld.Op dezelfde datum heeft eiseres een diagnosedocument van 24 september 2025 van het Juridisch Loket overgelegd waaruit volgt dat eiseres niet langer prijs stelde op vertegenwoordiging door de voormalige gemachtigde. De rechtbank begrijpt daarom niet waarom de voormalige gemachtigde van eiseres, zonder nadere toelichting die ontbreekt, alsnog beroepsgronden met een datum van 7 mei 2025 heeft ingediend en laat deze verder buiten beschouwing.
4.5.
Omdat de voormalige gemachtigde geen beroepsgronden heeft ingediend, is het beroep niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Doets, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Simonis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, onder d, van de Awb.