ECLI:NL:RBDHA:2025:2052

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11413497 MB VERZ 24-7491
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een verkeersboete en de toekenning van een dwangsom

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete van € 119,- die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, voerde aan dat de dwangsom foutief was berekend en dat artikel 13a lid 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) onverbindend zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat er geen aanleiding was om artikel 13a, tweede lid, van de Wahv buiten toepassing te laten, in tegenstelling tot het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De kantonrechter vond dat er sprake was van een redelijke en objectieve rechtvaardiging voor de lagere proceskostenvergoeding in Wahv-zaken ten opzichte van andere bestuursrechtelijke zaken.

De kantonrechter oordeelde dat het beroep gegrond was en dat de officier van justitie een dwangsom van € 322,- verschuldigd was aan de betrokkene, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen, omdat er geen sprake was van gelijkstelling in de zin van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020. De uitspraak werd gedaan door mr. C.M.A. de Koning, bijgestaan door griffier S. Hausil, en werd openbaar uitgesproken. De betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CJIB-nummer: 260513679
Registratienummer team straf: 11413497 MB VERZ 24-7491
Uitspraakdatum : 31 januari 2025
Beslissing van de kantonrechter, tevens houdende het opgemaakte proces-verbaal van de zitting
in de zaak van

[betrokkene]

wonende dan wel gevestigd te: [postcode] [plaats]
[adres] , nader ook te noemen: betrokkene.
Gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl).

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een verkeersboete opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond of niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zitting was op 31 januari 2025. De vertegenwoordiger van de officier van justitie was er. De gemachtigde was er ook.

Overwegingen

Verkeersboete
Het gaat om een bedrag van € 119,- (inclusief administratiekosten) voor feitcode R478.
Beroepsgronden en standpunten
De beroepsgronden houden in de kern het volgende in. Betrokkene stelt dat de dwangsom foutief is berekend en stelt dat artikel 13a lid 2 Wahv onverbindend is. Tot slot wordt er om een proceskostenvergoeding verzocht. Voorts heeft de gemachtigde ter zitting aangevoerd dat er geen sprake is van een foutieve berekening, maar dat er geen dwangsom is toegekend. De beslissing is door de gemachtigde op 29 mei 2024 ontvangen en op de beslissing van de officier van justitie staat dat de beslissing op 14 mei 2024 is genomen. De discussie beperkt zich tot welke datum er uit moet worden gegaan met betrekking tot de dwangsom. Moet er vanuit worden gegaan van de datum van ontvangst of de datum dat het CVOM de brief heeft verzonden.
De vertegenwoordiger van de officier van justitie heeft ter zitting voorgesteld het beroep ongegrond te verklaren. De vertegenwoordiger heeft daarover in het bijzonder aangevoerd dat er op de dwangsom is beslist en dat deze is uitbetaald. De officier van justitie heeft op 22 mei 2024 beslist op het administratieve beroep. De beslissing heeft een dagtekening van 14 mei 2024 en daar komen acht dagen bij. De beslissing heeft niet langer geduurd dan de verzendtermijn van acht dagen. Daarnaast is het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2024:4251) van 25 juni 2024 van toepassing.
Oordeel
Het beroep is gegrond.
Wat betreft de eventuele verschuldigde dwangsom overweegt de kantonrechter het volgende.
De beroepstermijn liep tot 17 oktober 2023 en de beslistermijn eindigde in beginsel op 6 februari 2024. In het dossier bevindt zich een verdagingsbrief, gedateerd 29 januari 2024, gericht aan N.G.A. Voorbach, postbus 7222, 2701 AE Zoetermeer (het adres van de gemachtigde) met kenmerk [kenmerk] en CJIB-nummer [nummer] . Door deze brief werd de beslistermijn verlengd tot 16 april 2024. Verder bevat het dossier een ingebrekestelling van de gemachtigde die door het Parket CVOM is ontvangen op 1 mei 2024. Daarnaast blijkt uit het dossier dat de officier van justitie op 14 mei 2024 op het administratief beroep heeft beslist. De vertegenwoordiger van de officier van justitie houdt rekening met ene verzendtijd van acht dagen. De gemachtigde stelt dat hij de beslissing pas op 29 mei 2024 heeft ontvangen. De kantonrechter gaat van de datum van ontvangst door de gemachtigde, nu niet kan worden vastgesteld dat de beslissing van 14 mei 2024 daadwerkelijk op diezelfde dag is verzonden. De kantonrechter stelt daarom vast dat de officier van justitie een dwangsom is verschuldigd van € 322,- ( 14 dagen x € 23,-).
Proceskosten
Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen. Weliswaar is de betrokkene op het punt van de dwangsom in het gelijkgesteld, maar van gelijkstelling in de zin van het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:3336) is geen sprake.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- bepaalt dat de officier van justitie een dwangsom van € 322,- verschuldigd is aan de betrokkene, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M.A. de Koning, kantonrechter, bijgestaan door
S. Hausil, griffier en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:
a. de u opgelegde administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Den Haag, Team Straf en dient door degene die het beroep heeft ingesteld of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.