ECLI:NL:RBDHA:2025:2051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
NL24.4466 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake asielaanvraag en subsidiaire bescherming van eiser met betrekking tot Duitsland

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 februari 2025, wordt de asielaanvraag van eiser, die eerder subsidiaire bescherming in Duitsland heeft gekregen, opnieuw beoordeeld. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend op 23 juni 2021, maar deze werd op 4 april 2024 door de Minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard, omdat Duitsland reeds internationale bescherming had verleend. De rechtbank had eerder in een uitspraak van 21 juli 2023 geoordeeld dat de informatie waarop de niet-ontvankelijkverklaring was gebaseerd, onvoldoende actueel was. In de huidige procedure heeft de rechtbank vastgesteld dat de informatie van de Duitse autoriteiten, verkregen op 13 december 2023, voldoende actueel is om de status van eiser te beoordelen. De rechtbank heeft echter twijfels over de toegangsweigering die eiser op 12 juni 2024 heeft ondervonden bij de grenscontrole, wat vragen oproept over de huidige status van zijn subsidiaire bescherming in Duitsland. De rechtbank heeft besloten om verweerder de gelegenheid te geven om opnieuw contact op te nemen met de Duitse autoriteiten om te verifiëren of eiser nog steeds subsidiaire bescherming geniet en hoe deze status zich verhoudt tot de toegangsweigering. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat deze informatie is verkregen en beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.4466

Tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. P.L.M. Stieger),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. N. Schoonbrood)

Procesverloop

Verweerder heeft in zijn besluit van 4 april 2024 de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard omdat Duitsland reeds internationale bescherming aan eiser heeft verleend.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft beroep op 13 februari 2025 op zitting behandeld. Eiser, vergezeld van zijn echtgenote, en zijn gemachtigde en de heer Aziz als tolk zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Grigorjan, waarnemer van zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 23 juni 2021 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag op 12 mei 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat Duitsland op
21 november 2017 aan eiser subsidiaire bescherming heeft verleend. Verweerder had dit besluit gebaseerd op een bericht van de Duitse autoriteiten van 23 augustus 2021. Deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, heeft in haar uitspraak van 21 juli 2023 (ECLI:NL:RBROB:2023:7175, niet gepubliceerd), het beroep van eiser tegen dat besluit gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen omdat de informatie waar verweerder zijn besluit op baseerde onvoldoende actueel was.
2. Verweerder heeft in het thans te toetsen besluit van 4 april 2024 de asielaanvraag van eiser van 23 juni 2021 wederom niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft om te voldoen aan de opdracht die de rechtbank Rotterdam heeft gegeven actuele informatie opgevraagd bij de Duitse autoriteiten. In een zogenoemd “Memo internationale bescherming”, gedateerd op 13 december 2023, is vermeld dat uit contact met de Duitse autoriteiten onder meer is gebleken dat zij op 21 november 2017 aan eiser subsidiaire bescherming hebben verleend en dat aan eiser op grond daarvan op 24 november 2020 een verblijfsvergunning is verstrekt, geldig tot 23 november 2022. Tevens is vermeld dat eiser in Duitsland als “met onbekende bestemming vertrokken” is geregistreerd, maar er nog geen herbeoordelingsprocedure is gestart. In de memo is voorts overwogen dat de status van eiser op dat moment niet middels een besluit is ingetrokken en zijn status nog steeds geldig is. De Duitse autoriteiten zijn, blijkens dit memo, akkoord gegaan met de terugname van eiser.
3. Eiser voert, samengevat, aan dat de informatie in het bestreden besluit dat hij nog steeds internationale bescherming geniet, niet betrouwbaar is. Het bericht van
13 december 2023 is onvoldoende inzichtelijke en niet te verifiëren. Ook blijkt niet wanneer precies contact is opgenomen en met wie. Daarbij geldt nog steeds dat de informatie verouderd is en er een reële kans bestaat dat de bescherming alsnog is ingetrokken. Eiser is de toegang tot Duitsland geweigerd. Meer subsidiair geldt dat als de internationale bescherming in Duitsland nog steeds niet is ingetrokken, eiser een sterkere band heeft met Nederland dan met Duitsland. In Nederland wonen zijn echtgenote en twee minderjarige kinderen. Verweerder is in het bezit van het originele familieboekje van eiser, waardoor de familieband met zijn echtgenote en twee minderjarige kinderen in Nederland is na te gaan. Verweerder heeft hun asielaanvraag in behandeling genomen en een status verleend. Eiser verblijft ten tijde van de behandeling van het beroep inmiddels vier jaar in Nederland. Hij woont en werkt hier en oefent hier zijn gezinsleven uit. De afwijzing van eisers asielaanvraag doet een situatie ontstaan die strijdig is met artikel 8 EVRM. Verweerder heeft zich daarover in het bestreden besluit onvoldoende uitgelaten, waardoor het besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel mag afgaan op informatie van een andere lidstaat indien het tijdsverloop tussen het nemen van het besluit en het verkrijgen van deze informatie beperkt is en indien uit de informatie duidelijk blijkt wat de verblijfsrechtelijke positie van de vreemdeling bij terugkeer is. Indien de verkregen informatie onvoldoende actueel is of onvoldoende verblijfsrechtelijke informatie over de vreemdeling bevat, dient verweerder nader onderzoek hiernaar te doen. De rechtbank overweegt voorts dat het verlopen van een verblijfsdocument dat is verkregen op grond van een internationale beschermingsstatus, niet reeds hierdoor betekent dat de status is ingetrokken. Een internationale beschermingsstatus kan niet “verlopen” en kan dus niet verloren gaan door enkel tijdsverloop. Een status kan uitsluitend eindigen op grond van de in de Kwalificatierichtlijn limitatief opgesomde intrekkingsgronden, beëindigingsgronden of gronden om de status niet te verlengen. Hiertoe dient door de statusverlenende lidstaat een besluit te worden genomen, waartegen een rechtsmiddel open staat.
5. Verweerder heeft zijn besluit van 4 april 2024 gebaseerd op informatie die is verkregen op 13 december 2023. De rechtbank acht dit tijdsverloop niet zodanig groot dat de informatie ten tijde van het nemen van het besluit niet actueel genoeg was. Bovendien is het tijdsverloop gelegen in het nemen van een voornemen op 23 januari 2024 en het uitbrengen van een zienswijze op 19 februari 2024.
6. Eiser heeft om te onderbouwen dat hij niet langer subsidiaire bescherming in Duitsland geniet, onder meer een besluit van de Duitse autoriteiten van 22 juni 2024 overgelegd waarbij in het kader van grenscontroles die tussen 7 juni 2024 en 19 juli 2024 werden uitgevoerd, hem de toegang tot Duitsland is geweigerd. In dat besluit is vermeld dat de toegangsweigering is gebaseerd op de gronden dat eiser niet beschikte over een reisdocument, geldig visum of geldige verblijfstitel. Eiser heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen dit besluit.
7. De rechtbank overweegt dat op grond van dit besluit tot toegangsweigering niet kan worden vastgesteld dat de Duitse autoriteiten inmiddels de subsidiaire beschermingsstatus hebben ingetrokken, beëindigd of niet hebben verlengd. De vraag komt echter wel op waarom de Duitse autoriteiten eiser de toegang tot hun grondgebied weigeren als zij aan eiser subsidiaire bescherming hebben verleend en deze status ten tijde van de toegangsweigering nog actueel was. Uit het besluit tot toegangsweigering blijkt dat eiser zich heeft gelegitimeerd met een door Nederland afgegeven W-document en dat de persoonsgegevens die in dit besluit zijn vermeld overeenkomen met de gegevens die de Duitse autoriteiten van eiser hebben geregistreerd blijkens het “Memo internationale bescherming” van 13 december 2023. De rechtbank overweegt dat het zo kan zijn dat eiser niet beschikte over een reisdocument, geldig visum of geldige verblijfstitel, maar dat dan desondanks de vraag rijst waarom eiser niet zou worden toegelaten tot het Duitse grondgebied indien hij zelfstandig het grondgebied wil inreizen. In de eerdergenoemde memo is weliswaar vermeld dat de verleende verblijfsvergunning geldig was tot
23 november 2022. Dit betekent echter niet dat de toegang tot het grondgebied van de verlenende lidstaat na 23 november 2022 niet langer zou moeten worden toegestaan. De memo is bovendien opgemaakt na die datum en daarin is bevestigd dat eiser ook na het verlopen van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning een subsidiaire beschermingsstatus heeft. De rechtbank overweegt dat verweerder -kennelijk- ook uitgaat van het recht van eiser op toelating tot het Duitse grondgebied. Eiser wordt immers, zoals ook is geregeld in de Terugkeerrichtlijn, in het bestreden besluit opgedragen om zich “onmiddellijk” naar Duitsland te begeven, waaraan is toegevoegd dat eiser kan worden uitgezet als hij niet terugkeert naar Duitsland. In het besluit is niet vermeld dat eiser zich onmiddellijk tot DT&V moet wenden om de terugkeer mogelijk te maken. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat net als bij Dublinoverdrachten, statushouders zich “gecontroleerd” naar de statusverlenende lidstaat kunnen begeven. Dit doet echter niet af aan het recht op toegang tot het grondgebied van de statusverlenende lidstaat zoals dat toekomt aan de individuele statushouder. Ook uit de passage in de memo dat Duitsland “akkoord is gegaan met de terugname” valt niet af te leiden dat de Duitse autoriteiten eiser alleen zullen toelaten als hij gecontroleerd wordt overgedragen door de Nederlandse autoriteiten. Anders dan verweerder ter zitting heeft gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank de toegangsweigering dus niet zonder meer verklaarbaar doordat eiser zelfstandig heeft getracht het Duitse grondgebied in te reizen in plaats van gecontroleerd door verweerder. De toegangsweigering van eiser als statushouder roept derhalve vragen op.
8. De toegangsweigering heeft zich voorgedaan na het bestreden besluit van
4 april 2024. Het tijdsverloop tussen het instellen van beroep en het ter zitting door de rechtbank behandelen van dat beroep is onwenselijk lang. Dat laat onverlet dat de rechtbank door deze toegangsweigering, alvorens uitspraak te kunnen doen het noodzakelijk acht om zich nader te vergewissen of eiser op het moment dat hem de toegang tot het Duitse grondgebied werd geweigerd, nog steeds een subsidiaire beschermingsstatus in Duitsland had. De rechtbank zal verweerder dan ook, ondanks dat ten tijde van het bestreden besluit er geen aanknopingspunten voor twijfel aan de status bestonden, in de gelegenheid stellen om nogmaals contact op te nemen met de Duitse autoriteiten en hen, onder verwijzing naar het besluit tot toegangsweigering, te verzoeken om aan te geven of eiser thans nog steeds een subsidiaire beschermingsstatus heeft en hoe de toegangsweigering zich hiermee en met de toestemming tot wedertoelating dan verhoudt.
9. De beoordeling van de overige beroepsgronden van eiser is alleen relevant als eiser thans subsidiaire bescherming in Duitsland geniet omdat die status de grondslag is van de niet-ontvankelijkverklaring. De rechtbank acht het dan ook thans niet opportuun om de overige beroepsgronden en geschilpunten tussen partijen te bespreken. Gelet op het tijdsverloop in deze procedure en om verder tijdsverloop te beperken, zal de rechtbank een tussenuitspraak doen. Indien verweerder van de Duitse autoriteiten wederom de bevestiging krijgt dat zij aan eiser internationale bescherming hebben verleend en dit nog steeds doen, zal de rechtbank de overige beroepsgronden, die reeds ter zitting zijn besproken, beoordelen en een einduitspraak doen. Indien de Duitse autoriteiten verweerder berichten dat de op
21 november 2017 subsidiaire bescherming inmiddels is ingetrokken, beëindigd of niet is verlengd, zal de rechtbank verweerder vragen om zich uit te laten over de gevolgen hiervan voor het besluit. De rechtbank zal een termijn van vier weken bepalen voor verweerder om navraag te doen bij de Duitse autoriteiten en zal eiser in de gelegenheid stellen om te reageren op de door verweerde verkregen informatie. De rechtbank gaat er van uit dat verweerder de verkregen informatie zo spoedig mogelijk ter beschikking van eiser en de rechtbank stelt door deze aan het dossier toe te voegen.
10. De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt verweerder in de gelegenheid om binnen vier weken na plaatsing van deze tussenuitspraak in het digitale dossier bij de Duitse autoriteiten na te gaan of zij nog steeds internationale bescherming aan eiser verlenen en zo ja, hoe zich dit verhoudt met de toegangsweigering op 12 juni 2024;
  • zal eiser een passende termijn geven om schriftelijk te reageren op de door verweerder verkregen informatie;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
J.M.M. Versteegh - Janssen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 14 februari 2025.
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.