ECLI:NL:RBDHA:2025:20477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
C/09/691983 / KG RK 25/1289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen kantonrechter in civiele procedure

Op 3 november 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was in een civiele procedure tegen Infomedics B.V., verzocht om wraking van de kantonrechter mr. C.W.D. Bom. De verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was, omdat deze het primaire verweer van verzoeker over oneerlijke handelspraktijken niet had behandeld tijdens de mondelinge behandeling. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de kantonrechter zijn bevoegdheid had om te bepalen welke onderwerpen ter zitting werden besproken en dat de beslissing om de behandeling aan te houden geen grond voor wraking opleverde. De wrakingskamer stelde vast dat de kantonrechter wel degelijk kennis had genomen van het verweer van verzoeker, en dat het wrakingsverzoek daarom niet toewijsbaar was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2025/61
zaak- /rekestnummer: C/09/691983 / KG RK 25/1289
Beslissing van 3 november 2025
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: (de) verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. C.W.D. Bom,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 23 september 2025 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 26 september 2025;
- het bericht van 16 oktober 2025 van [naam], waarin zij aangeeft dat er namens Yards niemand aanwezig zal zijn op de zitting van de wrakingskamer;
- de schriftelijke aanvulling op het wrakingsverzoek van verzoeker van 17 oktober 2025.
1.2.
Op 20 oktober 2025 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij is verzoeker verschenen. De kantonrechter is, zoals aangekondigd in zijn schriftelijke reactie, niet verschenen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 11753278 RL EXPL 25-11193 tussen verzoeker en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Infomedics B.V. (hierna te noemen: Infomedics).
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het hiervoor genoemde proces-verbaal , zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
“Omdat ik een heel verweer heb opgeschreven. Er is een overeenkomst gesloten tussen een patiënt en een behandelaar. De grond voor de wraking is dat u een derde partij erin betrekt (de verzekering). Ik heb u geantwoord wat ik daarmee gedaan heb. Ik heb geen zin om nog tot 9 december te wachten, want ik wil nu eindelijk mijn mond in orde hebben.”
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna, voor zover nodig, besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.2.
De wrakingskamer begrijpt dat verzoeker de kantonrechter vooringenomen vindt omdat de kantonrechter het primaire verweer van verzoeker in de hoofdzaak, inhoudende dat aan de zijde van de zorgaanbieder sprake is van oneerlijke handelspraktijken, tijdens de mondelinge behandeling niet heeft behandeld. Indien de kantonrechter dat verweer wel had behandeld, dan was de kantonrechter volgens verzoeker niet toegekomen aan de beslissing die hij uiteindelijk heeft genomen, te weten dat hij verzoeker in de gelegenheid heeft gesteld per brief stukken van de verzekeraar te overleggen. De kantonrechter had op grond van het primaire verweer de vordering van Infomedics al kunnen afwijzen, aldus verzoeker.
3.3.
De wrakingskamer stelt voorop dat het de bevoegdheid van de rechter is om te bepalen hoe hij de zaak ter zitting bespreekt, welke onderwerpen hij behandelt en welke vragen hij stelt. De keuzes die hij daarin maakt, kunnen geen grond voor wraking opleveren. De beslissing van de kantonrechter om de behandeling van de zaak aan te houden en verzoeker in de gelegenheid te stellen stukken over te leggen, is een procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nooit grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Alleen als de motivering van die (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Naar het oordeel van de wrakingskamer is niet gebleken dat daarvan sprake is. Hierbij betrekt de wrakingskamer dat uit de in het proces-verbaal opgenomen samenvatting die de kantonrechter aan het begin van de mondelinge behandeling heeft gegeven blijkt dat de kantonrechter kennis heeft genomen van het verweer van verzoeker over oneerlijke handelspraktijken. Dat de kantonrechter hier geen oog voor heeft gehad, zoals verzoeker aanvoert, blijkt dan ook niet. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek niet toewijsbaar is.
3.4.
Voor zover de klachten van verzoeker moeten worden begrepen als klachten over de wijze waarop verzoeker door de kantonrechter is bejegend, heeft te gelden dat de wrakingsprocedure niet voor dergelijke klachten is bedoeld.
3.5.
Uit het voorgaande volgt dat het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
 de verzoeker;
 de wederpartij in de hoofdzaak (Infomedics p/a van haar gemachtigde);
 de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.F. Mewe, J.E. Bierling en S.M. Westerhuis-Evers in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.J. Littel en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.