ECLI:NL:RBDHA:2025:20447

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
NL25.28165
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over proceskostenvergoeding na intrekking beroep asielaanvraag

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De verzoeker had op 25 juni 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 19 november 2023 was ingediend. De minister heeft op 10 oktober 2025 de asielaanvraag ingewilligd, waarna de verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet tijdig op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag is ingewilligd, is de minister geheel tegemoetgekomen aan het beroep van de verzoeker.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.28165

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 25 juni 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 19 november 2023.
Bij besluit van 10 oktober 2025 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoeker heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoeker tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 4 november 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.