ECLI:NL:RBDHA:2025:20446
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beslissing over proceskostenvergoeding na intrekking beroep wegens niet tijdig beslissen op mvv-aanvraag
Op 7 juli 2025 heeft verzoeker een opvolgend beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn mvv-aanvraag. De minister van Asiel en Migratie heeft op 31 oktober 2025 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Verzoeker heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en de aanvraag hangende het beroep is ingewilligd, is de minister geheel tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank stelt de proceskosten op € 453,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank past de wegingsfactor ‘licht’ toe, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat de minister verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 194 te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 4 november 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.