Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiserV-nummer: [V-nummer]
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 januari 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had op 18 december 2024 besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Zwitserland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, stellende dat hij risico loopt op refoulement naar zijn land van herkomst bij overdracht aan Zwitserland. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld zonder zitting, op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank overweegt dat de minister op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Zwitserland zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Eiser heeft echter niet voldoende bewijs geleverd dat er in Zwitserland sprake is van systeemfouten in de asielprocedure of dat hij daar onmenselijk of vernederend behandeld zal worden. De rechtbank concludeert dat de minister in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek van eiser aan zich te trekken. Het beroep van eiser wordt dan ook kennelijk ongegrond verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.