Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf, zowel voor zijn moeder als voor zijn zus en broertje, in het kader van gezinshereniging op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister in gebreke was gebleven om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen een besluit te nemen. De termijn was verlengd met drie maanden, waardoor de minister uiterlijk op 15 maart 2025 een besluit had moeten nemen. Echter, de eiser heeft zijn beroep pas op 18 juni 2025 ingesteld, zonder dat er twee weken waren verstreken na de ingebrekestelling op 6 juni 2025. Hierdoor werd het beroep als prematuur en kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De uitspraak is openbaar gemaakt en de eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.