ECLI:NL:RBDHA:2025:20339

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
C/09/685858 / FA RK 25-3946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wijziging van gezag, hoofdverblijfplaats en zorgregeling met betrekking tot minderjarige in een complexe ouderschapskwestie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 oktober 2025 een beschikking gegeven in een ouderschapskwestie tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige]. De moeder heeft verzocht om vervangende toestemming voor inschrijving van [minderjarige] bij een huisartsenpraktijk, wijziging van de hoofdverblijfplaats naar de moeder, benoeming van een bijzondere curator, en ontzegging van het omgangsrecht van de vader. De vader heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om eenhoofdig gezag en wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders een turbulente relatie hebben gehad en dat de minderjarige een onrustig bestaan heeft geleid. De rechtbank heeft besloten dat er een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) nodig is om de belangen van [minderjarige] te waarborgen. De rechtbank heeft de RvdK verzocht om een onderzoek te verrichten en de ouders te verwijzen naar ouderschapsbemiddeling. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 1 mei 2026, in afwachting van het rapport van de RvdK. De rechtbank heeft benadrukt dat de ouders gezamenlijk het gezag over [minderjarige] hebben en dat zij niet zonder toestemming van elkaar of de rechtbank een nieuw identiteitsdocument voor [minderjarige] kunnen aanvragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3946
Zaaknummer: C/09/685858
Datum beschikking: 29 oktober 2025

Gezag, hoofdverblijfplaats en zorgregeling

Beschikking op het op 21 mei 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres in Nederland,
advocaat: mr. D.J. Prins te Leiden .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
feitelijk verblijvende in Nederland,
advocaat: mr. J.H. Weermeijer-Patist te [plaats 4] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het bericht van 12 juni 2025, met bijlage, van de moeder;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van 26 september 2025 van de vader;
  • het bericht van 30 september 2025, met bijlagen, van de moeder;
  • het aanvullend verzoek van 1 oktober 2025 van de moeder.
Op 1 oktober 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat, de vader bijgestaan door zijn advocaat, [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK).
De minderjarige [minderjarige] heeft op 25 september 2025 een gesprek gehad met de kinderrechter.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een relatie gehad.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
o [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen samen het gezag over [minderjarige] uit. Dat is geregistreerd in het gezagsregister.
  • Uit de uittreksels uit de Basisregistratie Personen (Brp) blijkt dat de moeder en [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit hebben en dat de vader de Ierse en Australische nationaliteit heeft.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt na wijziging – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens – te bepalen dat:
  • de moeder vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige] in te schrijven bij een huisartsenpraktijk in [plaats 1] ;
  • [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft;
  • een bijzondere curator benoemd zal worden die de belangen van [minderjarige] in deze zaak zal behartigen;
  • de moeder alleen met het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt belast;
  • de vader het recht op omgang met [minderjarige] wordt ontzegd dan wel een begeleide omgangsregeling waarbij er geen overnachtingen bij de vader plaatsvinden, in afwachting van een eventueel raadsonderzoek en/of onderzoek naar het vermoeden van misbruik.
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – wordt besproken. Hierbij verzoekt de vader zelfstandig, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens, te bepalen dat:
  • het gezag over [minderjarige] wordt gewijzigd en de vader het eenhoofdig gezag verkrijgt;
  • er een zorgregeling wordt vastgesteld waarbij de moeder omgang heeft met [minderjarige] in nader overleg te bepalen;
  • [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
  • de moeder binnen twee dagen na de beschikking het paspoort van [minderjarige] aan de vader dient af te geven, op laste van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan;
  • de moeder wordt verboden, op laste van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte daarvan, om [minderjarige] buiten Nederland te (doen) begeven, zonder voorafgaande instemming althans toestemming van de vader dan wel de rechtbank;
  • althans zodanige beslissingen te nemen als de rechtbank juist acht.
De moeder voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vader, dat hierna – voor zover nodig – wordt besproken.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op de verzoeken.
Waar gaat de zaak over?
De rechtbank begrijpt uit de stukken en wat er tijdens de zitting is besproken dat de ouders een turbulente knipperlichtrelatie hebben gehad. De ouders hebben na de geboorte van [minderjarige] periodes als gezin samengewoond op verschillende plekken in [plaats 2] en [plaats 3] . [minderjarige] was meer tijd samen met de moeder, omdat de vader ook met tussenpozen langere tijd in het buitenland verbleef. In 2020 zijn de ouders samen met [minderjarige] naar Portugal vertrokken. Zij hebben tot juli 2023 op verschillende plekken in Portugal verbleven. In juli 2023 is de moeder met [minderjarige] teruggekeerd naar Nederland. Na een zorgmelding door de praktijkondersteuner van de huisarts raakt Veilig Thuis in 2024 betrokken. Veilig Thuis heeft na onderzoek laten weten dat uit het gesprek met [minderjarige] geen signalen van seksueel misbruik naar voren zijn gekomen. Verder wordt hulpverlening vanuit VoorIeder1 opgestart om de ouders te helpen afspraken te maken over [minderjarige] en heeft [minderjarige] gesprekken met een kinderpsycholoog. In de voorjaarsvakantie 2025 gaat [minderjarige] met de vader op vakantie naar Portugal. [minderjarige] zou op 2 maart 2025 terugkomen naar Nederland. De vader brengt [minderjarige] pas
12 maart 2025 weer terug naar Nederland, waardoor [minderjarige] anderhalve week school heeft gemist. De ouders hebben op 14 maart 2025 een gesprek gehad met de casemanagers van Voorieder1 en Veilig Thuis. Zij hebben toen afspraken gemaakt over de zorgregeling. Die zorgregeling houdt in dat [minderjarige] om en om de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader is. Het wisselmoment is op woensdag via school, om de interactie tussen de ouders zoveel mogelijk te minimaliseren. Dit is bedoeld om de spanningen die [minderjarige] ervaart te verminderen. [minderjarige] gaat sinds twee jaar naar de basisschool in [plaats 4] . Vanuit de school is op 21 maart 2025 een melding gedaan bij Veilig Thuis. In de brief van Veilig Thuis van
8 mei 2025 staat: ‘
Veilig Thuis heeft naar aanleiding van de zorgmelding die gedaan is door de school, onderzoek gedaan naar de zorgsignalen die gaan over mogelijke verwaarlozing van [minderjarige] , seksueel misbruik van [minderjarige] en de ontwikkeling van [minderjarige] sinds dat zij na de voorjaarsvakantie terug is uit Portugal. In kader van het onderzoek is gesproken met u, met vader, de psycholoog van [minderjarige] , Voorleder1 en de huisarts. Ook is [minderjarige] zelf door de gedragswetenschapper van Veilig Thuis gesproken. Veilig Thuis concludeert dat de zorgen omtrent het seksueel misbruik en verwaarlozing van [minderjarige] niet zijn bevestigd.
[minderjarige] is conform de afgesproken zorgregeling de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder. De vader verblijf op dit moment in een vakantiewoning in [plaats 5] . Dit huurcontract loopt eind 2025 af. De vader staat niet ingeschreven in Nederland en heeft ook geen geregistreerd briefadres in Nederland. De moeder had enige tijd geen vaste woon-of verblijfplaats en heeft met een urgentieverklaring per 1 oktober 2025 een huurwoning voor onbepaalde tijd in [plaats 1] toegewezen gekregen.
Ondanks de inzet van hulpverlening blijven er conflicten bestaan tussen de ouders. Zij maken zich allebei zorgen over de situatie van [minderjarige] als zij bij de andere ouder verblijft. De moeder maakt zich in toenemende mate zorgen over het contact tussen de vader en [minderjarige] . Zij vindt dat Veilig Thuis haar zorgen onvoldoende serieus neemt. De vader vindt de herhaalde beschuldigingen van de moeder ongefundeerd en verontrustend. Hij maakt zich zorgen dat de moeder [minderjarige] emotioneel belast en voor [minderjarige] geen stabiele omgeving kan waarborgen. De ouders verzoeken nu allebei om het eenhoofdig gezag, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en een andere zorgregeling.
Inhoudelijke beoordeling
Onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank is van oordeel dat een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) nodig is. De rechtbank maakt zich – net als de RvdK – zorgen over [minderjarige] . Zij heeft sinds haar geboorte een onrustig en onzeker bestaan gehad, waarbij vaak geen sprake was van een vaste woon- of verblijfplaats. Daarbij was de relatie tussen de ouders niet stabiel en is de vader een aantal keren langere tijd afwezig geweest vanwege verblijf in het buitenland. De ouders zijn nu met elkaar verwikkeld in een strijd waarbij zij elkaar ernstige verwijten maken. [minderjarige] heeft daar veel last van. De rechtbank acht zich op dit moment echter nog onvoldoende voorgelicht om een goede belangenafweging te kunnen maken en beslissingen te nemen over de voorliggende verzoeken. Dit is tijdens de zitting ook met de ouders besproken.
De rechtbank zal de RvdK daarom verzoeken om een onderzoek te doen, waarbij de volgende vragen moeten worden beantwoord:
  • Welke gezagssituatie – gezamenlijk gezag of eenhoofdig gezag voor één van de ouders – is het meest in het belang van [minderjarige] ?
  • Wat is ten aanzien van de hoofdverblijfplaats het meest in het belang van [minderjarige] ?
  • Hoe dient de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te worden vormgegeven?
  • Is verdere hulpverlening voor [minderjarige] en de ouders nodig? Zo ja, welke hulpverlening dient te worden ingeschakeld?
  • Is het noodzakelijk om een kinderbeschermingsmaatregel te treffen?
  • Zijn er nog andere punten naar voren gekomen die de RvdK onder de aandacht van de rechtbank wil brengen?
De rechtbank wil benadrukken dat zij het van belang acht dat in ieder geval de school van [minderjarige] , Veilig Thuis en de betrokken hulpverlening als informanten worden betrokken bij het onderzoek.
Verwijzing naar ouderschapsbemiddeling / parallel solo ouderschap
De rechtbank zal de ouders zoals tijdens de zitting is besproken alvast verwijzen naar een traject ouderschapsbemiddeling / parallel solo ouderschap. Het proces-verbaal van doorverwijzing is aan deze beschikking gehecht. Dit proces-verbaal is al per e-mail verzonden naar Jeugdteams [regio] voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal ook deze beschikking per post sturen naar Jeugdteams [regio] .
Vervangende toestemming inschrijving huisarts
De vader heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij toestemming zal geven voor inschrijving van [minderjarige] bij een huisartsenpraktijk in [plaats 1] . De moeder heeft daarom haar verzoek ingetrokken. De rechtbank gaat ervanuit dat de ouders dit samen zullen regelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank iedere verdere beslissing in afwachting van het raadsonderzoek pro forma aanhouden tot 1 mei 2026. Dit betekent dat de rechtbank ook de beslissing op de verzoeken over het (inmiddels verlopen) paspoort van [minderjarige] en het reizen met [minderjarige] zal aanhouden. Hierbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat de ouders op dit moment samen het gezag hebben over [minderjarige] . Dus zij kunnen allebei niet zonder toestemming van de andere ouder of de rechtbank een nieuw identiteitsdocument aanvragen voor [minderjarige] of met [minderjarige] voor vakantie naar het buitenland reizen.
Brief aan [minderjarige]
De kinderrechter heeft [minderjarige] een brief geschreven om haar te laten weten wat er is gebeurd na het gesprek dat zij hadden. De inhoud van die brief staat hieronder, zodat beide ouders daarvan op de hoogte zijn.

Beste [minderjarige] ,
Wat fijn dat je een paar weken geleden met mij bent komen praten. Je hebt toen een heleboel verteld over je leven met mama en papa en over school. Je vertelde dat je met mama naar een nieuw huis in [plaats 1] ging verhuizen. Woon je daar nu al en heb je een eigen kamer met een hoogslaper en een bureau eronder? Je vertelde dat je daarvan droomde, maar dat je het ook wel een beetje spannend vond om in een eigen bed te slapen.
Ik moet een paar belangrijke beslissingen nemen over jouw leven met mama en papa. Daarover heb ik met mama en papa gepraat. Toen heb ik besloten dat ik daarover ook nog graag een advies wil van de Raad voor de Kinderbescherming. Dat zijn mensen die veel verstand hebben van kinderen en ouders. Zij zullen met jou en je mama en papa gaan praten en ook met andere mensen die jullie goed kennen. Daarna gaan ze mij vertellen wat zij denken dat het beste voor jou is.
Daarom heb ik nu nog geen beslissingen genomen en komt er over een poosje nog een keer een rechtszitting met mama en papa om over het advies van de Raad voor de Kinderbescherming te praten. Als jij het fijn vindt dan mag je dan ook nog een keer met mij komen praten.
Voor nu wens ik je veel plezier in je nieuwe huis en op school.
Met vriendelijke groet,
M.F. Baaij
Kinderrechter”

BeslissingDe rechtbank:

*
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: 06-84304475 (vader) en 06-28403113 (moeder);
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
1 mei 2026 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;
*
stelt vast dat de ouders bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Jeugdteams [regio] voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling / Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar: Jeugdteams [regio] , [adres] – [nummer] –, [postcode] [plaats 4] ;
bepaalt dat de uitvoerende hulpverleningsinstantie de rechtbank (tussentijds) rapporteert omtrent het verloop van voornoemd traject, met kopie aan beide ouders en daarvan, indien het traject niet positief is afgerond, gelijktijdig een afschrift aan de Raad voor de Kinderbescherming stuurt;
*
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling, het paspoort, het reisverbod en de proceskostenaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, (kinder)rechter, bijgestaan door
mr. M. Verkerk als griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 29 oktober 2025.