ECLI:NL:RBDHA:2025:20338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
C/09/671344 / FA RK 24-6011
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en wijziging omgangsregeling na detentie van de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 oktober 2025 een beschikking gegeven over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. M.A. Tuls, heeft verzocht om het eenhoofdig gezag over de kinderen, omdat de vader sinds 24 maart 2024 in detentie verblijft en er zorgen zijn over zijn gedrag en de impact daarvan op de kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. van Buuren, heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek en stelt dat hij een actieve rol in het leven van de kinderen wil blijven spelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders sinds hun scheiding in 2019 in een conflictueuze situatie verkeren, waarbij de vader is veroordeeld voor verkrachting en bedreiging. De rechtbank heeft overwogen dat de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van de kinderen is. De moeder heeft aangetoond dat de vader negatief over haar spreekt en dat zijn detentie een onveilige situatie voor de kinderen creëert. De rechtbank heeft daarom besloten het gezamenlijk gezag te beëindigen en de moeder het eenhoofdig gezag toe te wijzen.

Daarnaast is de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij de moeder vastgesteld, en is een gewijzigde omgangsregeling vastgesteld voor de periode dat de vader in detentie zit. De kinderen mogen de vader eenmaal per twaalf weken bezoeken in de Penitentiaire Inrichting, en na zijn overplaatsing naar een Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) zal er een opbouw van contact plaatsvinden. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie vastgesteld, waarbij de vader € 75,- per kind per maand betaalt tot eind 2024, en € 157,- per kind per maand vanaf 1 januari 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6011
Zaaknummer: C/09/671344
Datum beschikking: 29 oktober 2025
Gezag, hoofdverblijfplaats, zorgregeling, informatieregeling en kinderalimentatie

Beschikking op het op 16 augustus 2024 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.A. Tuls te Schoonhoven.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te [plaats] ,
advocaat: mr. S. van Buuren te IJsselstein.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift met bijlagen;
  • het bericht van 26 augustus 2024 van de moeder,
  • het verweerschrift van de vader, ingekomen op 9 oktober 2024;
  • het bericht van 1 augustus 2025 van de vader;
  • het bericht van 10 september 2025 van de vader;
  • het aanvullend verweerschrift van de vader van 12 september 2025;
  • het gewijzigde verzoekschrift, met bijlagen, van 20 september 2025 van de moeder.
De minderjarigen [minderjarige 2] en [minderjarige 1] hebben allebei een gesprek gehad met de kinderrechter op 25 september 2025.
Op 1 oktober 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder bijgestaan door haar advocaat, de vader (digitaal via een videoverbinding met de PI) bijgestaan door zijn advocaat, [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Van de zijde van de moeder zijn op de zitting pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn getrouwd geweest van [datum 1] 2007 tot [datum 2] 2019.
  • Zij zijn de ouders van de minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] .
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 28 oktober 2019 is de echtscheiding uitgesproken.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 27 januari 2022 is – voor zover hier van belang – het door de ouders opgestelde ouderschapsplan aan de beschikking gehecht. In het ouderschapsplan is onder meer het volgende afgesproken:
-
De kinderen verblijven in de ene week bij moeder (thans in de even weken) en de andere week (thans in de oneven weken) bij vader. De reguliere wissel vindt plaats op maandagochtend via school.
(…)
-
[minderjarige 1] staat ingeschreven in het GBA bij moeder en [minderjarige 2] staat ingeschreven in het GBA bij vader.
(…)
-
Iedere ouder betaalt de kosten voor de kinderen bij hem of haar thuis. Ouders betalen apart van elkaar de kleding, zakgeld en kleedgeld voor de kinderen.
Vader ontvangt de kinderbijslag voor [minderjarige 2] en moeder voor [minderjarige 1] .
Vader betaalt de onderstaande kosten voor [minderjarige 2] en moeder voor [minderjarige 1] :
-
Kosten schoolreizen en andere school- en studiekosten
-
Boekengeld
-
Nieuwe fiets
-
Niet vergoede medische kosten
-
Sport en andere hobby's
-
Zakgeld/kleedgeld
-
Kapper
-
Sportkleding
-
Overige zaken
- Bij beschikking van deze rechtbank van 11 augustus 2022 is het verzoek in het kader van de informele rechtsingang van [minderjarige 1] om de zorgregeling te wijzigen afgewezen.
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- De vader verblijft sinds 24 maart 2024 in detentie. De kinderen verblijven sindsdien volledig bij de moeder.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt na wijziging – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – te bepalen dat:
[minderjarige 2] zijn hoofverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank Den Haag van 27 januari 2022 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, in het bijzonder in artikel 4, wordt gewijzigd in die zin dat:
- Gedurende de detentie van vader: de kinderen in de gelegenheid worden gesteld om vader één keer per twaalf weken op zondag te bezoeken in de Penitentiaire Inrichting. Afstemming over data en tijdstip vindt plaats via de advocaten van partijen;
- Zodra vader is overgeplaatst naar BBA en mits deze BBA locatie niet meer dan 30 km hemelsbreed vanaf de woonplaats van de moeder gelegen is, eenmaal per zes weken contact hebben met hun vader op een openbare locatie, zoals het kijken bij een voetbalwedstrijd van [minderjarige 2] of een lunch- of dinerafspraak in een restaurant waarbij de kinderen door moeder of haar netwerk worden gebracht en gehaald en/of de kinderen zelfstandig van en naar de openbare locatie reizen. Dit contact kent de volgende opbouw: eerste bezoek 1 uur, tweede bezoek 1,5 uur, derde bezoek 2 uur, vierde en ieder volgend bezoek: 2,5 uur;
- Na de detentie van vader (mei 2026): eenmaal per twee weken, in de oneven weken, contact hebben met hun vader gedurende maximaal 2,5 uur op een openbare locatie, zoals het kijken bij een voetbalwedstrijd van [minderjarige 2] of een lunch- of dinerafspraak in een restaurant waarbij de kinderen door moeder of haar netwerk worden gebracht en gehaald en/of de kinderen zelfstandig van en naar de openbare locatie reizen;
het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt beëindigd en het eenhoofdig gezag aan de moeder toe te wijzen;
een informatieregeling ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt vastgesteld, in die zin dat de moeder de vader eenmaal per acht weken informeert over zaken betreffende de kinderen;
een door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen wordt vastgesteld van:
- € 75,- per maand per kind (in totaal € 150,- per maand) over de periode 1 april 2024 t/m 31 december 2024;
- € 157,- per maand per kind (in totaal € 314,- per maand) ingaande per 1 januari 2025, welk bedrag jaarlijks conform artikel 1:402a BW dient te worden geïndexeerd, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, althans een zodanig bedrag en een zodanige ingangsdatum als de rechtbank juist acht;
- partijen gehouden zijn de studiekosten van beide kinderen met betrekking tot hun eerste (afgeronde) studie, ieder voor de helft te voldoen.
De vader heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken onder II en III, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Waar gaat de zaak over?
De ouders zijn in 2019 uit elkaar gegaan. Zij hebben uiteindelijk na het volgen van een traject Parallel Solo Ouderschap en met begeleiding van Veilig Thuis in oktober 2021 een ouderschapsplan ondertekend. In het ouderschapsplan is een co-ouderschapsregeling overeengekomen waarbij de kinderen in de ene week bij de moeder zijn en in de andere week bij de vader. Hierbij is ook afgesproken dat [minderjarige 1] staat ingeschreven op het adres van de moeder en dat [minderjarige 2] staat ingeschreven op het adres van de vader.
Sinds 24 maart 2024 verblijft de vader in detentie. De vader is door de rechtbank veroordeeld voor verkrachting en bedreiging van een ex-partner. Hij heeft 36 maanden gevangenisstraf opgelegd gekregen, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De vader wordt waarschijnlijk in januari 2026 overgeplaatst naar de Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA). De vader zal vrijkomen op 12 mei 2026. De kinderen verblijven sinds de detentie van de vader allebei volledig bij de moeder. De ouders geven geen uitvoering meer aan de afspraken uit het ouderschapsplan. De vader heeft in beginsel iedere maandagmiddag telefonisch contact met de kinderen, maar hij spreekt [minderjarige 1] niet altijd. De kinderen hebben de vader twee keer, op 23 april 2025 en op 24 augustus 2025, bezocht in de PI.
[minderjarige 1] heeft hulp gezocht bij een psycholoog vanwege de impact die alles wat is gebeurd op haar heeft gehad.
Gelet op de gewijzigde omstandigheden wil de moeder de afspraken uit het ouderschapsplan herzien. De ouders zijn het met elkaar eens over het wijzigen van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en zij hebben afspraken gemaakt over een informatieregeling en de kinderalimentatie. Zij verschillen van mening over het ouderlijk gezag en de zorgregeling.
Gezag
De moeder verzoekt haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen. De moeder stelt dat de verhouding met de vader sinds het beëindigen van het huwelijk problematisch verloopt. De vader uit zich vanaf het begin zeer boos en negatief over de moeder. Zij heeft destijds ook aangifte gedaan van fysiek en verbaal geweld en doodsbedreigingen, maar die aangifte is wegens gebrek aan bewijs geseponeerd. Volgens de moeder is er vanaf het moment van de scheiding geen sprake geweest van afstemming, constructieve communicatie of wederzijds respect. De moeder maakt zich zorgen over de wijze waarop de vader de kinderen inzet in zijn strijd tegen de moeder en de wijze waarop de vader over de moeder tegen de kinderen praat. Ook is de moeder bang voor het onvoorspelbare gedrag van de vader, dat richting zijn ex-vriendinnen toenemend ernstig is geweest. Gezien de uitingen van de vader over de moeder, de geschiedenis van de moeder met de vader met fysiek en verbaal geweld tegen de moeder, is het aannemelijk dat het gezamenlijk gezag de moeder in een zodanige positie en stresssituatie zou brengen dat dit nadelig kan zijn voor het functioneren van de moeder als moeder voor de kinderen. Om dit te voorkomen is het eenhoofdig gezag van de moeder cruciaal. Daarnaast speelt de vader nu in praktische zin geen rol in het dagelijks leven van de kinderen. Hij is onvoldoende op de hoogte van hun gedachten en de gebeurtenissen in het leven van de kinderen om inhoudelijk een afweging te kunnen maken wat in het belang van de kinderen is. Dit alles laat zien dat de vader geen veilige, stabiele leefomgeving voor de kinderen creëert en er is een risico voor verstoring van de gezonde ontwikkeling van de kinderen. Tot slot bemoeilijkt de detentie iedere afstemming met de vader. Schriftelijke toestemming verloopt moeizaam en iedere vorm van overleg steeds via de advocaten laten plaatsvinden is onwerkbaar. Volgens de moeder maakt dit alles dat het noodzakelijk is voor de kinderen om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten, omdat de kinderen klem en verloren zouden raken als beide partijen het ouderlijk gezag zouden behouden.
De vader is het niet eens met het verzoek. De vader herkent zich niet in het beeld dat de moeder van hem schetst en de beschuldigingen die zij uit. De vader heeft nimmer fysiek geweld gebruikt of (doods)bedreigingen geuit richting de moeder. Hij erkent dat de verstandhouding tussen hen moeilijk was en dat er ruzies waren, maar daar hebben de ouders ook hulp bij gehad. Sinds de afronding van de hulpverlening en na het opstellen van het ouderschapsplan zijn er volgens vader geen noemenswaardige problemen meer geweest tussen de ouders waardoor de kinderen klem en verloren zouden dreigen te raken. Hun communicatie en hun verstandhouding is sindsdien veel beter. Verder is de vader wel op de hoogte van wat er speelt in het leven van de kinderen en kan dus ook weloverwogen beslissingen over hen nemen. Er is contact met de kinderen en de moeder stuurt hem uitgebreide informatie over de kinderen. De detentie van de vader is evenmin een reden om het gezamenlijk ouderlijk gezag te wijzigen. De moeder kan de vader gewoon bellen en post sturen. De vader heeft voor verschillende dingen toestemmingsformulieren ondertekend en de moeder nooit geblokkeerd in het nemen van gezagsbeslissingen. Bovendien komt de vader over enkele maanden vrij. Hij wil een grote rol blijven spelen in het leven van de kinderen en daar hoort ook het ouderlijk gezag bij.
De rechtbank overweegt als volgt. Het wettelijk uitgangspunt is dat ouders het gezag over hun minderjarige kinderen gezamenlijk uitoefenen. Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien de omstandigheden zijn gewijzigd. Volgens artikel 1:251a eerste lid BW kan het gezamenlijk gezag worden beëindigd indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden na de echtscheiding van de ouders zodanig zijn gewijzigd dat het gezamenlijk gezag moet worden beëindigd. Nadat de ouders uit elkaar zijn gegaan is er sprake van een hevige strijd, waarbij ook voortdurend hulpverlening en meerdere malen Veilig Thuis betrokken is geweest. Hoewel er dankzij de hulpverlening wel een ouderschapsplan is opgesteld, blijkt uit de stukken dat de onrust is blijven bestaan. In zorgmeldingen bij Veilig Thuis uit 2023 wordt onder meer gemeld dat de vader zeer negatief praat over de moeder, ook tegen de kinderen. De ruzies en incidenten tussen de vader en zijn ex-vriendinnen, waarbij de vader uiteindelijk in 2024 is veroordeeld en nu in de PI verblijft, hebben een grote impact gehad op de kinderen en de moeder. De vader lijkt naar het oordeel van de rechtbank niet goed te kunnen reflecteren op de weerslag van zijn handelen op anderen. De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat uit door de moeder overgelegde transcripties blijkt dat de vader in december 2024 in een telefoongesprek (vanuit de PI) met [minderjarige 1] verontrustende en dreigende uitspraken doet over de moeder. Als gevolg van dat gesprek heeft de politie maatregelen getroffen, waaronder de Afspraak Op Locatie (AOL) en Afspraak Op Persoon (AOP). Al deze gebeurtenissen hebben de verstandhouding tussen de ouders blijvend verstoord. De rechtbank verwacht niet dat in deze situatie binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal ontstaan. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat van de moeder in redelijkheid niet gevraagd kan worden om met de vader beslissingen over de kinderen te moeten afstemmen. Bovendien vindt de rechtbank dat hierbij sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders als het gezamenlijk gezag in stand blijft. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen. Dat betekent dat de rechtbank het gezamenlijk gezag beëindigd en de moeder belast met het eenhoofdig gezag.
Hoofdverblijfplaats [minderjarige 2]
Omdat de rechtbank de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , heeft dit tot gevolg dat de kinderen van rechtswege voortaan allebei hun hoofdverblijfplaats bij de moeder zullen hebben. Verder is gebleken dat [minderjarige 2] met instemming van de vader ook al ingeschreven staat op het adres van de moeder. Gelet op het voorgaande heeft de moeder eigenlijk geen belang meer bij haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] bij haar te laten bepalen. De rechtbank zal toch in het dictum van de beschikking opnemen dat [minderjarige 2] zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft, omdat dit afwijkt van wat er in het ouderschapsplan staat.
Omgangsregeling
De moeder verzoekt de zorgregeling te wijzigen voor de periode dat de vader nog in detentie zit, zodra de vader is overgeplaatst naar BBA en voor de periode na de detentie.
De moeder stelt dat de vader geen (emotioneel) veilige situatie kan garanderen en dat het gedrag van de vader de kinderen schaadt. De vader zorgt voor veel onrust, spanning en angst bij de kinderen. De moeder is bang voor het onvoorspelbare gedrag van de vader. De afgelopen jaren heeft hij meerdere vriendinnen gehad, waarbij sprake was van forse ruzies met verbale en fysieke dreiging. Meermaals was politie-inzet en tussenkomst door derden vereist. De kinderen zijn daar op sommige momenten ook getuige van geweest. Daarnaast spreekt de vader in het contact met de kinderen negatief en dreigend over de moeder (en andere ex-vriendinnen) en belast hij hen met zijn problemen. Gezien het fysieke geweld dat de moeder reeds met de vader heeft meegemaakt, de verbale en emotionele schade van de kinderen door hun aanwezigheid bij incidenten waar de politie bij betrokken is én de aanhoudende schadelijke uitspraken die de vader jegens de kinderen uit, is het niet in het belang van de kinderen om de regeling zoals oorspronkelijk vastgesteld voort te zetten. Het verzoek van de moeder – kortere contactmomenten in de publieke ruimte – komt ook overeen met de wens van de kinderen.
De vader wil de eerder overeengekomen co-ouderschapsregeling in stand laten. De vader stelt dat hij altijd goed voor de kinderen heeft gezorgd en dat de kinderen veilig zijn bij hem. Hij stelt voor om met een opbouw weer naar de oude regeling toe te werken. De vader geeft aan dat hij een fout heeft gemaakt richting zijn ex-partner, waar hij voor is gestraft. Deze veroordeling betekent niet dat hij agressief naar de kinderen of moeder toe is (geweest) en dat hij niet voor zijn kinderen kan zorgen. De vader stelt dat hij in de PI aan zichzelf heeft gewerkt door therapie (BORG-training en CoVa-training) te volgen. Volgens de vader heeft de reclassering de kans op recidive als zeer laag ingeschat en volgt uit een psychologisch onderzoek dat hij geen gevaar vormt voor de kinderen of moeder.
De rechtbank is van oordeel dat een co-ouderschapsregeling niet meer in het belang van de kinderen is. De gebeurtenissen van de afgelopen jaren, waar de kinderen ook getuige van zijn geweest, en het feit dat de vader nu in de PI zit hebben een grote impact gehad op de kinderen. Hoewel de vader stelt dat hij aan zichzelf heeft gewerkt, lijkt de vader naar het oordeel van de rechtbank ook als hij daarnaar expliciet wordt gevraagd niet in staat om te kunnen reflecteren welke impact zijn handelen heeft (gehad) op de kinderen. De kinderen verblijven nu al ruim anderhalf jaar geheel bij de moeder en hebben beperkt contact met de vader. Op het moment dat de vader meer vrijheden krijgt en uiteindelijk in mei 2026 uit detentie komt, zal het contactherstel tijd nodig hebben. De rechtbank acht de (opbouw)regeling die de moeder verzoekt, waarbij het contact op een openbare locatie zal plaatsvinden, op dit moment passend. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek van de moeder toewijzen. De gewijzigde zorgregeling wordt hierna in het dictum van de beschikking opgenomen.
Informatieregeling
De vader stemt in met de door de moeder voorgestelde informatieregeling. De rechtbank zal daarom het verzoek toewijzen en bepalen dat de moeder de vader eenmaal per acht weken informeert over zaken betreffende de kinderen.

Kinderalimentatie

De ouders hebben samen afspraken gemaakt over het wijzigen van de kinderalimentatie. De vader betaalt over de periode 1 april 2024 tot en met 31 december 2024 een bedrag van
€ 75,- per kind per maand (in totaal € 150,- per maand) aan de moeder. Met ingang van 1 januari 2025 betaalt de vader € 157,- per kind per maand (in totaal € 314,- per maand) aan de moeder. De rechtbank zal dit opnemen in het dictum van de beschikking. Hierbij merkt de rechtbank op dat – zoals de ouders ook hebben afgesproken – uit artikel 1:402a BW volgt dat de kinderalimentatie jaarlijks wordt geïndexeerd.
De moeder heeft op de zitting het deel van haar verzoek over de studiekosten voor de kinderen ingetrokken. Dat betekent dat de rechtbank op dat punt geen beslissing meer hoeft te nemen.
Brief aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] een brief geschreven om te laten weten wat er is gebeurd na het gesprek dat zij hadden. De inhoud van die brieven staat hieronder, zodat beide ouders daarvan op de hoogte zijn.
“Beste [minderjarige 1] ,
Wat fijn dat je voor de rechtszitting tussen je ouders met mij bent komen praten en mij hebt laten weten wat belangrijk voor jou is. Ik was onder de indruk van de manier waarop jij dat kon vertellen. Inmiddels ben ik tot een beslissing gekomen en heb ik het verzoek van je moeder voor het vaststellen van een omgangsregeling toegewezen. Dat houdt -kort samengevat in- dat jij zolang je vader nog niet thuis woont eens in de twaalf weken bij hem op bezoek gaat in de PI en dat je daarna regelmatig op een neutrale plek met hem zult afspreken. Dat vind ik gelet op alles wat er gebeurd is en de impact die dit op jou gehad heeft een passende regeling en ik hoop dat dat ook voor jou zo zal blijken te zijn.
Ik hoop dat het je goed gaat en ben heel benieuwd naar je profielwerkstuk!
Met vriendelijke groet,
M.F. Baaij,
Kinderrechter”
“Beste [minderjarige 2] ,
Wat fijn dat je voor de rechtszitting tussen je ouders met mij bent komen praten en mij hebt laten weten wat belangrijk voor jou is. Jij liet mij weten dat je graag helemaal bij je moeder blijft wonen en dat je het fijn zou vinden om vooral contact met je vader te hebben rond je eigen of andere voetbalwedstrijden. Zo had je moeder dat ook ongeveer gevraagd en zo heb ik het -nadat ik daarover met je moeder en je vader over heb gesproken- ook toegewezen. Dat geldt vanaf het moment dat je vader weer thuis is. Je moeder kan je precies vertellen hoe de regeling eruitziet. Zolang je vader nog in de PI zit zul je daar nog af en toe op bezoek gaan en je kunt hem natuurlijk gewoon op maandag blijven bellen.
Veel succes op school en op voetbal!
Met vriendelijke groet,
M.F. Baaij,
Kinderrechter”

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van
27 januari 2022 en het ouderschapsplan – :
*
bepaalt dat voortaan alleen aan de moeder [de moeder] het gezag zal toekomen over:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2011 te [geboorteplaats] ;
*
bepaalt dat [minderjarige 2] de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de moeder;
*
bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per acht weken informeert over zaken betreffende de kinderen;
*
bepaalt dat een omgangsregeling zal gelden waarbij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] contact hebben met de vader als volgt:
- gedurende de detentie van vader: de kinderen worden in de gelegenheid gesteld om de vader één keer per twaalf weken op zondag te bezoeken in de Penitentiaire Inrichting, waarbij de afstemming over data en tijdstip plaatsvindt via de advocaten van partijen;
- zodra vader is overgeplaatst naar BBA en mits deze BBA locatie niet meer dan 30 kilometer hemelsbreed vanaf de woonplaats van de moeder gelegen is, eenmaal per zes weken op een openbare locatie, zoals het kijken bij een voetbalwedstrijd van [minderjarige 2] of een lunch- of dinerafspraak in een restaurant waarbij de kinderen door moeder of haar netwerk worden gebracht en gehaald en/of de kinderen zelfstandig van en naar de openbare locatie reizen. Hierbij geldt dat het contact als volgt wordt opgebouwd: eerste bezoek 1 uur, tweede bezoek 1,5 uur, derde bezoek 2 uur, vierde en ieder volgend bezoek: 2,5 uur:
- Na de detentie van vader (mei 2026): eenmaal per twee weken, in de oneven weken, gedurende maximaal 2,5 uur op een openbare locatie, zoals het kijken bij een voetbalwedstrijd van [minderjarige 2] of een lunch- of dinerafspraak in een restaurant waarbij de kinderen door moeder of haar netwerk worden gebracht en gehaald en/of de kinderen zelfstandig van en naar de openbare locatie reizen;
*
bepaalt dat de vader over de periode 1 april 2024 tot en met 31 december 2024 een kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van € 75,- per kind per maand (in totaal € 150,- per maand) aan de moeder betaalt en met ingang van 1 januari 2025 een kinderalimentatie van
€ 157,- per kind per maand (in totaal € 314,- per maand), vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F. Baaij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Verkerk als griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 29 oktober 2025.