ECLI:NL:RBDHA:2025:20335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
C/09/689554 / JE RK 25-1384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de ondertoezichtstelling van een minderjarige in een conflictueuze ouderschapsrelatie

Op 22 september 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking uitgesproken betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De zaak is ontstaan naar aanleiding van een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, waarin werd verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, hierna aangeduid als [minderjarige], ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd door de conflictueuze relatie tussen zijn ouders, de vader en de moeder. De ouders hebben een ouderschapsplan opgesteld, maar de omgang tussen de vader en [minderjarige] is sinds februari 2025 stopgezet door de moeder, die zich grote zorgen maakt over de veiligheid van haar kind bij de vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 september 2025 is gebleken dat de moeder angst ervaart voor de vader, wat ook invloed heeft op [minderjarige]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken in het belang van [minderjarige] en dat er een jeugdbeschermer nodig is om de situatie te monitoren en de noodzakelijke hulpverlening te coördineren. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Familie
Zaaksgegevens: C/09/689554 / JE RK 25-1384
Datum uitspraak: 22 september 2025

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 4 augustus 2025 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] ,

hierna: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer.
De kinderrechter merkt als informant aan:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

de gecertificeerde instelling, hierna: JBW.

Het procesverloop

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen.
[minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 15 september 2025. [minderjarige] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 september 2025. Tijdens die zitting is ook het verzoek van de vader over de hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderalimentatie (C/09/683823 / FA RK 25-2913) behandeld. In die zaak wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
Tijdens de zitting waren aanwezig:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van de moeder;
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] namens JBW.
De moeder is bij een deel van de zitting aanwezig geweest. Zij heeft op enig moment de zitting verlaten en haar advocaat verder het woord voor haar laten voeren.
Tijdens de zitting zijn door de advocaat van de vader pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
- Bij beschikking van deze rechtbank van 5 februari 2021 is:
- bepaald dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [minderjarige] ;
- het door de ouders opgestelde ouderschapsplan aan de beschikking gehecht;
- bepaald dat de vader € 150,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , telkens bij vooruitbetaling te voldoen en voor het eerst te indexeren met ingang van 1 januari 2021.
  • In het op 26 januari 2020 ondertekende ouderschapsplan is onder meer opgenomen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder en is de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen: [minderjarige] is om het weekend in de oneven weekenden van vrijdag 19:00 uur (na het avondeten) tot zondag 18:30 uur (na het avondeten) bij vader. De vader haalt [minderjarige] op en brengt hem weer beneden bij de ingang van de flat van de vrouw terug. De vader zal wekelijks op donderdag met [minderjarige] videobellen. In het ouderschapsplan is ook een regeling opgenomen ten aanzien van de vakanties en feestdagen.
  • [minderjarige] heeft zijn vader sinds februari 2025 niet meer gezien.

Verzoek en standpunten

De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad voert in het rapport ter onderbouwing van het verzoek samengevat het volgende aan. Op dit moment groeit [minderjarige] zodanig op dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Sinds een aantal jaar is er sprake van een conflictueuze strijd tussen ouders, waar [minderjarige] veel last van ervaart. De moeder ervaart veel angst en spanning van vader. [minderjarige] ziet dat de moeder paniekaanvallen krijgt, dat de moeder haar emoties niet onder controle kan krijgen en dat zij zo angstig is voor de vader dat zij een paar dagen is ondergedoken. De moeder heeft sinds de voorjaarsvakantie van 2025 de omgang tussen de vader en [minderjarige] gestopt, omdat zij zich grote zorgen maakt over [minderjarige] bij de vader. De omgang tussen de vader en [minderjarige] geeft de moeder veel spanning. [minderjarige] ervaart veel last van deze spanning en de stress die rondom de omgang met de vader is ontstaan. De Raad maakt zich ook zorgen dat [minderjarige] zich niet veilig voelt bij de vader. Het is de Raad niet duidelijk geworden of dit gevoel komt door de mogelijke verhalen vanuit de moeder of doordat [minderjarige] eigen nare ervaringen heeft bij de vader. De ouders worden het niet eens over wat in het belang is van [minderjarige] en zijn hierover verwikkeld in een strijd, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van [minderjarige] . De Raad maakt zich zorgen over de tegenstrijdigheid van de verhalen en visies van de ouders. Het lijkt voor [minderjarige] steeds moeilijker om zich te uiten. [minderjarige] wordt geconfronteerd met de angst en paniek (veroorzaakt door deze strijd) van de moeder en ervaart stress en spanning door de situatie met lichamelijke klachten als gevolg. Het stilleggen van de omgang is een schijnrust en geen structurele oplossing in het belang van [minderjarige] . De onderliggende oorzaak moet worden aangepakt wil er echte rust komen voor [minderjarige] . De situatie waarin [minderjarige] zich nu bevindt, waarin ouders elkaar juridisch bevechten, er geen communicatie is en het een bevroren situatie is, [minderjarige] stress en spanning ervaart, [minderjarige] in de knel lijkt te zitten en de moeder zodanig veel spanning en stress ervaart in relatie tot de vader dat zij wellicht onvoldoende beschikbaar kan zijn voor [minderjarige] , is zorgelijk.
De zorg die noodzakelijk is voor het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging, wordt door de ouders niet of onvoldoende geaccepteerd. Er moet regie genomen worden over de zorgregeling, de afspraken, de communicatie tussen ouders en de hulpverlening. Daarom is een ondertoezichtstelling nodig.
De vader en de moeder hebben ingestemd met een ondertoezichtstelling.

Beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De kinderrechter maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en zijn opvoedingsomgeving. Het is duidelijk dat er sprake is van een spanningsvolle situatie, waarbij de ouders elkaar niet vertrouwen en niet dan wel erg moeizaam met elkaar communiceren. [minderjarige] kan in deze situatie geen onbelast contact hebben met zijn vader. Hierbij speelt mee dat er bij de moeder sprake is van angst voor de vader, waar (vooralsnog) geen objectief aanwijsbare reden voor lijkt te zijn terwijl die angst wel wordt overgebracht op [minderjarige] . De kinderrechter maakt zich zorgen over hoe de moeder omgaat met de situatie, wat zij overbrengt op [minderjarige] en hoe [minderjarige] zich daardoor uit over het contact met zijn vader. [minderjarige] lijkt nu überhaupt niet meer te willen praten met iemand over hoe het met hem gaat. De moeder en [minderjarige] lijken steeds meer in een geïsoleerde situatie terecht te komen, waarin de moeder zich onvoldoende gehoord en gezien voelt en zij aangeeft dat ook [minderjarige] dat gevoel heeft. In het voorgaande ziet de kinderrechter een ernstige bedreiging voor de ontwikkeling van [minderjarige] , wat maakt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. Het lukt de ouders samen niet om deze situatie voor [minderjarige] te veranderen. Het is nodig dat een jeugdbeschermer de ouders ondersteunt bij het inzetten van noodzakelijke hulpverlening voor [minderjarige] , de moeder en de ouders en het verloop van deze hulpverlening zal monitoren.
De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad toewijzen. Dat betekent dat [minderjarige] voor een jaar onder toezicht wordt gesteld.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , van
22 september 2025 tot 22 september 2026 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2025 door
mr. C.L. Strop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. Verkerk als griffier, en op schrift gesteld op 6 oktober 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.