ECLI:NL:RBDHA:2025:20333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
C/09/683823 / FA RK 25-2913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats en zorgregeling voor minderjarige in het kader van ouderschapsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 oktober 2025 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen de vader en de moeder van de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014. De vader verzoekt om wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] naar hem, en om de kinderalimentatie op nihil te stellen. De moeder verzet zich hiertegen en vraagt om een zorgregeling waarbij [minderjarige] onder begeleiding bij de vader verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitvoering van de zorgregeling in het verleden problematisch is geweest en dat er zorgen zijn over de opvoedingsomgeving van [minderjarige]. De rechtbank heeft besloten dat het in het belang van [minderjarige] is om zijn hoofdverblijfplaats bij de vader te vestigen, met ingang van 1 november 2025. Tevens is bepaald dat er minimaal twee keer per week contact zal zijn tussen [minderjarige] en de moeder, onder regie van een gecertificeerde instelling. De kinderalimentatie is met ingang van dezelfde datum op nihil gesteld. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de wijziging van de hoofdverblijfplaats niet vertraagd wordt door mogelijk hoger beroep van de moeder.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2913
Zaaknummer: C/09/683823
Datum beschikking: 20 oktober 2025

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 7 april 2025 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.B. Peters te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. N.M. Zeeman te Zoetermeer.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht van 6 mei 2025, met bijlage, van de vader;
  • het verweerschrift met zelfstandige verzoeken van 15 mei 2025 van de moeder;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken van 10 juli 2025 van de vader;
  • het bericht van 9 september 2025, met bijlage, van de vader.
[minderjarige] is uitgenodigd voor een gesprek met de kinderrechter op 15 september 2025. [minderjarige] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Op 22 september 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld, gecombineerd met het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] (C/09/689554 / JE RK 25-1384). In die zaak is tijdens de zitting mondeling de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar uitgesproken. De schriftelijke uitwerking van die uitspraak is in een afzonderlijke beschikking opgenomen en aan partijen toegezonden.
Tijdens de zitting waren aanwezig:
  • de vader bijgestaan door zijn advocaat;
  • de advocaat van de moeder;
  • [naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad);
  • [naam 2] namens Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (JBW).
De moeder is bij een deel van de zitting aanwezig geweest. Zij heeft op enig moment de zitting verlaten en haar advocaat verder het woord voor haar laten voeren.
Tijdens de zitting zijn door de advocaat van de vader pleitnotities overgelegd en voorgedragen.

Feiten

  • De vader en de moeder hebben een affectieve relatie gehad en hebben samengewoond.
  • Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
- Bij beschikking van deze rechtbank van 5 februari 2021 is:
- bepaald dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder het ouderlijk gezag zal uitoefenen over [minderjarige] ;
- het door de ouders opgestelde ouderschapsplan aan de beschikking gehecht;
- bepaald dat de vader € 150,- per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] , telkens bij vooruitbetaling te voldoen en voor het eerst te indexeren met ingang van 1 januari 2021.
- In het op 26 januari 2020 ondertekende ouderschapsplan is onder meer opgenomen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder en is de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken overeengekomen: [minderjarige] is om het weekend in de oneven weekenden van vrijdag 19:00 uur (na het avondeten) tot zondag 18:30 uur (na het avondeten) bij de vader. De vader haalt [minderjarige] op en brengt hem weer beneden bij de ingang van de flat van de vrouw terug. De vader zal wekelijks op donderdag met [minderjarige] videobellen. In het ouderschapsplan is ook een regeling opgenomen ten aanzien van de vakanties en feestdagen.

Verzoek en verweer

De vader verzoekt in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) om – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – de beschikking van 5 februari 2021 en het daaraan gehechte ouderschapsplan te wijzigen en:
primair: de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij vader vast te stellen; en een (voorlopige) zorgregeling tussen moeder en [minderjarige] vast te stellen van enkele uren per week, maar dan wel onder professionele begeleiding door een door de rechtbank te bepalen instelling zoals [instelling] .
subsidiair (ingeval van afwijzing van het primaire verzoek van vader): een uitgebreidere zorgregeling tussen vader en [minderjarige] vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige] de ene week bij moeder en de andere week bij vader verblijft met vrijdag uit school als wisselmoment en met handhaving van de beschikking van de rechtbank ten aanzien van de vakanties en feestdagen en overige (vrije) dagen.
En tevens te bepalen dat moeder voor iedere niet-nakoming of gedeeltelijke
niet-nakoming van de zorgregeling een dwangsom van € 250,- per keer verbeurt, zulks tot een maximum van € 5.000,-, althans een dwangsom die de rechtbank passend en juist acht.
3. de door vader te betalen kinderalimentatie met ingang van de datum van de beschikking op nihil te stellen, althans de kosten van [minderjarige] te verdelen zoals de rechtbank passend en juist acht.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna wordt besproken.
Hierbij verzoekt de moeder zelfstandig – zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – :
te bepalen dat er een zorgregeling zal gelden waarbij [minderjarige] om de week, onder
begeleiding, in ieder geval voor de duur van een opbouwperiode onder begeleiding om de omgang te hervatten, op zondag van 10:00 uur tot 19:00 uur bij de vader zal verblijven;
te bepalen dat er geen vakantie- en feestdagenregeling zal gelden tussen de vader
en [minderjarige] ;
te bepalen dat er geen regeling ter zake van de videobelmomenten tussen de vader
en [minderjarige] meer zal gelden.
De vader voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de moeder, welk verweer hierna – voor zover nodig – wordt besproken.

Beoordeling

Hoofdverblijfplaats en zorgregeling
Vooraf
De ouders hebben in 2020 een ouderschapsplan ondertekend, waarin onder meer afspraken zijn gemaakt over de zorgregeling, de verdeling van de vakanties en feestdagen en videobelcontact tussen [minderjarige] en de vader. De rechtbank begrijpt uit de stukken en wat er tijdens de zitting is besproken dat de uitvoering van de zorgregeling door de jaren heen steeds moeizamer is verlopen. Na onderzoek door Veilig Thuis in 2023/2024 is Parallel Solo Ouderschap geadviseerd voor de ouders en KIES training voor [minderjarige] . Deze hulpverlening is niet van de grond gekomen. De moeder heeft sinds de voorjaarsvakantie van 2025 de omgang tussen de vader en [minderjarige] gestopt, omdat zij zich grote zorgen maakt over [minderjarige] bij de vader. [minderjarige] en de vader hebben sinds februari 2025 geen contact meer met elkaar. De vader heeft aangifte gedaan wegens onttrekking aan het ouderlijk gezag. In die periode is Veilig Thuis opnieuw betrokken geraakt. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek heeft gedaan en een ondertoezichtstelling heeft verzocht. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige] uitgesproken van 22 september 2025 tot 22 september 2026.
Standpunten ouders
De vader verzoekt – vanwege de zorgen die hij heeft over de moeder – om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem vast te stellen met een (voorlopige) zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] van enkele uren onder begeleiding. Volgens de vader wordt [minderjarige] voortdurend blootgesteld aan de hevige emoties en psychisch instabiele situatie van de moeder. [minderjarige] wordt hiermee belast. De vader stelt dat de moeder de verzorging en opvoeding van [minderjarige] onvoldoende lijkt aan te kunnen en onvoldoende vatbaar lijkt voor adviezen van onder meer de huisarts, de school van [minderjarige] , Veilig Thuis en andere hulpinstanties. De school heeft zorgen over tegenvallende schoolprestaties en absenties en [minderjarige] is afgemeld voor het hulpverleningstraject KIES. De vader vindt dat er op korte termijn verandering moet komen in deze situatie en ziet daarbij als beste optie dat [minderjarige] bij hem komt wonen. De vader realiseert zich dat dit een hele grote stap is omdat er al maanden geen contact is geweest, maar vindt deze stap in het belang van het welzijn van [minderjarige] . De vader kan [minderjarige] een liefdevol en warm thuis bieden, voor hem de nodige hulpverlening faciliteren en er zorg voor dragen dat [minderjarige] weer structureel naar school gaat. Ook wil de vader ervoor zorgen dat [minderjarige] zich weer kan gaan richten op zijn school en schoolprestaties, vrienden, sporten en hobby’s. Hierbij merkt de vader op dat de ouders dichtbij elkaar wonen, zodat de school en het sociale leven voor [minderjarige] niet zal wijzigen.
De moeder is het niet eens met wat de vader stelt en verzoekt. De moeder verzoekt – vanwege de zorgen die zij heeft over de opvoedsituatie bij de vader – wijziging van de zorgregeling naar enkel begeleid contact tussen de vader en [minderjarige] . Volgens de moeder is de zorgregeling in de afgelopen jaren niet goed verlopen door het handelen van de vader. [minderjarige] voelt zich bij de vader en zijn partner al lange tijd niet veilig. [minderjarige] heeft veelvuldig aangegeven dat hij niet meer naar zijn vader wilde gaan door verbaal agressief gedrag door de vader en zijn nieuwe partner en omdat zij niet luisteren naar de wensen van [minderjarige] . De moeder ervaart al jaren grote weerstand bij [minderjarige] om naar zijn vader te gaan en zoekt hulp bij de huisarts en Veilig Thuis om met deze weerstand om te gaan. De moeder stond en staat open voor hulpverlening, maar zij en [minderjarige] voelen zich niet gehoord door de betrokken hulpverlening. Doordat de moeder inmiddels zulke grote zorgen over [minderjarige] heeft, vindt zij het niet meer verantwoord dat [minderjarige] bij de vader verblijft. Sinds hij niet meer bij de vader verblijft ziet de moeder dat er bij [minderjarige] meer rust is en dat hij veel minder klaagt over hoofdpijn en buikpijn. De moeder stelt dat zij goed in staat is voor [minderjarige] te zorgen. Zij heeft altijd de meeste zorg voor [minderjarige] gedragen. Een wijziging van hoofdverblijfplaats zou voor [minderjarige] zeer ingrijpend zijn. Bovendien is de vader, mede door zijn fulltime werk en omdat hij geen inzicht heeft in wat [minderjarige] nodig heeft, niet in staat om de zorg voor [minderjarige] te dragen.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank maakt zich ernstig zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] en zijn opvoedingsomgeving en heeft daarom tijdens de zitting de ondertoezichtstelling uitgesproken. Het contact tussen de vader en [minderjarige] geeft de moeder veel spanning. [minderjarige] ziet dat de moeder paniekaanvallen krijgt, dat de moeder haar emoties niet onder controle kan krijgen en dat zij zo angstig is voor de vader dat zij zelfs een paar dagen is ondergedoken. [minderjarige] ervaart veel last van deze spanningsvolle situatie en de stress die rondom het contact met de vader is ontstaan. De rechtbank leest in een verslag van Veilig Thuis dat de afwijzing van het contact met vader niet in verhouding lijkt te staan tot de ervaringen van [minderjarige] met zijn vader. Gedurende het onderzoek door de Raad is het de Raad ook niet duidelijk geworden of het gevoel van [minderjarige] komt door de mogelijke verhalen vanuit moeder of doordat [minderjarige] eigen nare ervaringen heeft bij de vader. De door de moeder en [minderjarige] gestelde ervaringen vinden geen ondersteuning in objectief vastgestelde feiten.
De rechtbank moet in deze complexe situatie een beslissing nemen over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en de zorgregeling, omdat de ouders het niet met elkaar eens worden over wat in het belang is van [minderjarige] . De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om zijn hoofdverblijfplaats te wijzigen. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
De rechtbank vindt het in het belang van [minderjarige] om zo snel mogelijk weer onbelast contact te hebben met zijn vader. In het kader van de ondertoezichtstelling is een van de doelstellingen voor JBW om regie te nemen over de hulpverlening en de zorgregeling. De Raad heeft hierbij aangegeven dat het contact tussen de vader (en zijn partner) en [minderjarige] moet worden hersteld, beginnend met een herstelgesprek en begeleid contact. De rechtbank verwacht dat deze voorgestelde aanpak veel tijd zal vergen, omdat – zo staat ook in het raadsrapport – de moeder de emotionele toestemming moet kunnen geven, wil dat doel behaald worden. Gelet op de wijze waarop de moeder [minderjarige] nu afschermt van de vader en de hulpverlening, lijkt de kans op succes van door JBW in te zetten hulpverlening zeer beperkt. De rechtbank deelt de zorgen die de vader heeft geuit dat de moeder onvoldoende zal meewerken en mogelijk aanwijzingen van JBW niet zal opvolgen. Daarbij lijkt geen sprake te zijn van onwil, maar onmacht bij de moeder. Bij de moeder blijft immers sprake van een diepgewortelde angst voor de vader en de veiligheid van [minderjarige] bij hem thuis, ondanks dat daar (vooralsnog) geen objectief aanwijsbare reden voor lijkt te zijn. Mede daardoor zal de het te starten traject moeizaam zijn en veel tijd vergen. De rechtbank heeft de zorg dat bij het langer voortduren van de huidige situatie [minderjarige] zijn vader volledig zal gaan afwijzen en contactherstel niet meer gaat lukken. De rechtbank vindt dat niet in het belang van [minderjarige] .
De rechtbank kiest er daarom voor om nu verdergaand in te grijpen in deze voor [minderjarige] belastende situatie. Het primaire verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem vast te stellen wordt daarom toegewezen. De rechtbank heeft bij haar overweging meegenomen dat zij geen (objectieve) aanwijzingen ziet dat er sprake is van onveiligheid bij de vader thuis. De rechtbank realiseert zich wel dat deze beslissing voor [minderjarige] ingrijpend is. Dit betekent namelijk dat [minderjarige] na een periode van ongeveer negen maanden waarin hij geen contact heeft gehad met zijn vader bij hem gaat wonen en minder contact zal hebben met zijn moeder. De rechtbank is echter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is om hem nu uit de spanningsvolle opvoedsituatie bij de moeder thuis te halen. De rechtbank maakt zich namelijk zorgen dat [minderjarige] teveel wordt belast met de angst van de moeder, waardoor het niet zal lukken om [minderjarige] op een onbelaste manier contact te laten hebben met de vader als hij zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft. De rechtbank heeft de verwachting dat de vader op dit moment beter in staat is om de benodigde hulpverlening tot stand te brengen en ervoor te zorgen dat [minderjarige] fijn contact blijft houden met de moeder. Gelet op de datum van deze beschikking zal de rechtbank bepalen dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats met ingang van 1 november 2025 zal zijn. Zo kan [minderjarige] worden voorbereid op deze overgang. Hierbij vindt de rechtbank het belangrijk dat JBW de hulpverlening zal organiseren die noodzakelijk is om [minderjarige] en de ouders hierbij te begeleiden en ondersteunen.
De rechtbank ziet vooralsnog geen aanleiding voor – zoals de vader verzoekt – enkel een begeleide zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] . Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [minderjarige] dat hij minimaal twee keer per week contact heeft met zijn moeder. Dit contact zal onder regie van de jeugdbeschermer moeten plaatsvinden, waarbij de jeugdbeschermer de wijze en de duur van het contact bepaalt. Indien JBW het nodig vindt om het contact begeleid te laten plaatsvinden, dan is het aan JBW om dit in het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling te bepalen.
Gelet op het voorgaande wordt het primaire verzoek van de vader deels toegewezen. Daarom komt de rechtbank niet toe aan het subsidiaire verzoek. Uit de beslissing die wordt genomen, volgt ook dat de rechtbank de verzoeken van de moeder zal afwijzen.
Kinderalimentatie
De rechtbank heeft hiervoor beslist dat [minderjarige] vanaf 1 november 2025 zijn hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben. Door deze beslissing is er sprake van een wijziging van omstandigheden. Vanaf het moment dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft, is het niet langer passend dat de vader kinderalimentatie aan de moeder betaalt. Daarom zal de rechtbank de kinderalimentatie met ingang van 1 november 2025 op nihil stellen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
De rechtbank heeft oog voor het feit dat de moeder het mogelijk niet eens is met deze beslissing en daartegen hoger beroep zal instellen. De rechtbank vindt het belangrijk dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] geen vertraging oploopt door het eventueel instellen van hoger beroep door de moeder. De rechtbank zal daarom de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van het ouderschapsplan van 26 januari 2020 en de beschikking van 5 februari 2021 van deze rechtbank – :
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , met ingang van 1 november 2025 de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
*
bepaalt een zorgregeling waarbij tussen [minderjarige] en de moeder minimaal twee keer per week contact zal zijn en bepaalt daarbij dat het contact onder regie van de gecertificeerde instelling plaatsvindt, waarbij de jeugdbeschermer de wijze en de duur van het contact bepaalt;
*
bepaalt de door de vader te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] met ingang van 1 november 2025 op nihil;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.L. Strop, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. M. Verkerk als griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 20 oktober 2025.