ECLI:NL:RBDHA:2025:20324
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en toepassing van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2025, wordt het beroep van een eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2025 behandeld, waarbij de eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de beroepsgronden van de eiser niet slagen. Eiser betoogde dat er sprake was van een duurzame relatie met zijn partner, maar de rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat er geen gezinsband is zoals bedoeld in de Dublinverordening. De rechtbank wijst erop dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn claim te onderbouwen. De overgelegde documenten, zoals e-mails en foto’s, zijn niet voldoende om aan te tonen dat er al in het land van herkomst sprake was van een duurzame relatie.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister om de aanvraag niet in behandeling te nemen in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen een week hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.