ECLI:NL:RBDHA:2025:20281

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
09/131466-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van grote hoeveelheden drugs en onvergunde geneesmiddelen met een stroomstootwapen

Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid drugs en onvergunde geneesmiddelen, evenals een stroomstootwapen. De verdachte werd op 29 april 2025 aangehouden na een actie van het Hit and Run Postteam, dat zich richt op het opsporen van drugstransporten per post. Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte en zijn medeverdachte werden grote hoeveelheden harddrugs, waaronder XTC, cocaïne, LSD en amfetamine, aangetroffen, evenals onvergunde geneesmiddelen en een stroomstootwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in organisatorisch verband handelde en dat zijn woning fungeerde als opslagplaats voor de drugs. De verdachte ontkende enige betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, maar de rechtbank vond een zwaardere straf passend gezien de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/131466-25
Datum uitspraak: 3 november 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 28 juli 2025 (pro forma) en
20 oktober 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. C.W.J. Faber naar voren is gebracht.

2.Inleiding; aard van de zaak

Deze strafzaak is het resultaat van optreden van het Hit and Run Postteam (HARP-team). Dit team is ongeveer een jaar geleden opgericht en betreft een samenwerkingsverband van Douane, Politie en Openbaar Ministerie. Het doel van het HARP-team is het opsporen en vervolgen van personen die drugs per post versturen naar het buitenland.
In deze strafzaak is de verdachte in beeld gekomen omdat zijn medeverdachte werd herkend op camerabeelden van verschillende postkantoren waar zij pakketjes met daarin - naar later bleek - harddrugs naar het buitenland wilde versturen. Op de zogeheten klapdag (29 april 2025) is een grote hoeveelheid (hard)drugs en onvergunde medicijnen in de woning van de verdachte en zijn medeverdachte gevonden. Ook lagen er spullen klaar die tot doel hadden om (hard)drugs via postpakketten te versturen.
De verdachte heeft enige betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten ontkend. De rechtbank komt in dit vonnis echter tot een bewezenverklaring van al die feiten en legt hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van het voorarrest.

3.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 oktober 2025 - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, waaronder in elk geval:
- ongeveer 8479,54 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC/MDMA, en/of
- ongeveer 733 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, en/of
- ongeveer 2365 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine/speed, en/of
- ongeveer 128 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-mmc/3 CMC, en/of
- ongeveer 411,87 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2c-b, en/of
- ongeveer 629,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
methamfetamine,
zijnde XTC/MDMA en/of cocaïne en/of LSD en/of amfetamine en/of 3-mmc/3-CMC en/of 2c-b en/of methamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk
- ongeveer 2690 tabletten Vidalista 20 (1) en/of ongeveer 500 tabletten Vidalista 80 (6),
bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil,
- ongeveer 700 tabletten Super Vidalista (7), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil/dapoxetine,
- ongeveer 338 tabletten Kamagra Oral Jelly (2) en/of ongeveer 2400 tabletten Cenforce-200 (4) en/of ongeveer 1200 tabletten Cenfore-100 (8) en/of ongeveer 400 tabletten Lovegra (13) en/of ongeveer 2690 tabletten Cobra-120 (14) en/of ongeveer 556 tabletten Kamagra-100 (15), telkens bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil,
- ongeveer 504 tabletten Sidalist (5), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof
sildenafil/tadalafil,
- ongeveer 384 tabletten Super Kamagra, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof
sildenafil/dapoxetine,
- ongeveer 1960 tabletten ZOP Tablets, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof
zopiclon
(telkens) een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad, heeft afgeleverd en ter hand heeft gesteld;
3.
hij op of omstreeks 29 april 2025 te Rijswijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 390 tabletten Belbien 10 mg (10), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende zolpidem, zijnde zolpidem,
- ongeveer 20 tabletten Bromazepam HF (11), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende bromazepam, zijnde bromazepam
- ongeveer 10 tabletten Rivotril 2mg (12), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende clonazepam, zijnde clonazepam
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, althans
alleen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een
stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het eerste gedachtestreepje onder feit 1 en feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte van de overige feiten moet worden vrijgesproken.
4.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.4.
Bewijsoverwegingen
Feiten 1, 2 en 3: ontbreken wetenschap
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte - op de XTC na - niet wist dat de in de feiten
1, 2 en 3 genoemde goederen op 29 april 2025 in zijn woning aanwezig waren, zodat hij van deze feiten moet worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Om tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten te komen, dient uit de bewijsmiddelen te blijken dat de aangetroffen goederen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat hij wist dat deze goederen in zijn woning aanwezig waren. De rechtbank stelt hierbij voorop dat van de verdachte als bewoner mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van hetgeen zich in zijn woning bevindt en afspeelt, tenzij aanwijzingen voor het tegendeel bestaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is van dergelijke aanwijzingen geen sprake. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet alleen volgt dat de ten laste gelegde middelen in zeer grote hoeveelheden aanwezig waren, maar ook dat de middelen verspreid door de gehele woning en duidelijk in het zicht zijn aangetroffen. Bovendien volgt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en uit de grote hoeveelheid verpakkingsmateriaal, weegschalen, blikjes, notitiebriefjes en verzendbewijzen die in de woning zijn aangetroffen, dat de ten laste gelegde goederen al langere tijd vanuit zijn woning werden verhandeld. De rechtbank leidt hieruit een bestendige praktijk uit, waarbij de woning - ook op 29 april 2025 - fungeerde als opslagplaats en distributiecentrum van drugs en onvergunde medicijnen.
Onder die omstandigheden acht de rechtbank niet geloofwaardig dat de verdachte niet wist dat de goederen zich in zijn woning bevonden. Voor de rechtbank is genoegzaam vast komen te staan dat de verdovende middelen en onvergunde geneesmiddelen zich in de machtssfeer van de verdachte bevonden en dat hij wist dat deze middelen in zijn woning aanwezig waren.
Feit 2: geen bedrijfsmatige activiteiten
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte de onder feit 2 genoemde geneesmiddelen niet in voorraad had, omdat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte bedrijfsmatige activiteiten met de geneesmiddelen verrichte.
De rechtbank overweegt dat het verbod van artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet zich gelet op de Memorie van Toelichting toespitst op bedrijfsmatige activiteiten. Het ‘in voorraad hebben’ ziet op het bezit van een hoeveelheid geneesmiddelen teneinde die vervolgens te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. In ieder geval moet het gaan om een voorraad die wordt aangehouden met het oog op handelingen in het economisch verkeer.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de aangetroffen hoeveelheden geneesmiddelen en verpakkingsmateriaal, de geneesmiddelen wel degelijk bestemd waren voor verhandeling en niet uitsluitend voor eigen gebruik. Daarmee stelt de rechtbank vast dat de verdachte de geneesmiddelen in vereniging met anderen in voorraad had en acht zij feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, waaronder in elk geval:
- 8479,54 gram XTC/MDMA en
- 733 gram cocaïne en
- 49 gram LSD en
- 2365 gram amfetamine/speed en
- 128 gram 3-mmc/3-CMC en
- 411,87 gram 2c-b en
- 629,96 gram methamfetamine,
zijnde XTC/MDMA en cocaïne en LSD en amfetamine en 3-mmc en 2c-b en methamfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
- 2690 tabletten Vidalista 20 (1) en 500 tabletten Vidalista 80 (6), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil,
- 700 tabletten Super Vidalista (7), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil/dapoxetine,
- 338 tabletten Kamagra Oral Jelly (2) en 2400 tabletten Cenforce-200 (4) en 1200 tabletten Cenfore-100 (8) en 400 tabletten Lovegra (13) en 2690 tabletten Cobra-120 (14) en 556 tabletten Kamagra 100 (15), telkens bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil,
- 504 tabletten Sidalist (5), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil/tadalafil,
- 384 tabletten Super Kamagra, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil/dapoxetine,
- 1960 tabletten ZOP Tablets, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof zopiclon
telkens een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad;
3.
hij op 29 april 2025 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met
een anderopzettelijk aanwezig heeft gehad
- 390 tabletten Belbien 10 mg (10), bevattende zolpidem,
- 20 tabletten Bromazepam HF (11), bevattende bromazepam,
- 10 tabletten Rivotril 2 mg (12), bevattende clonazepam,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met
een andereen wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Hij heeft de rechtbank verzocht de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft op 29 april 2025 bijna twaalf kilo harddrugs, meer dan vierhonderd tabletten met middelen die zijn vermeld op lijst II van de Opiumwet en een zeer grote hoeveelheid onvergunde geneesmiddelen in zijn woning aanwezig gehad. Ook had de verdachte een stroomstootwapen in zijn bezit.
De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Het gebruik van harddrugs is verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid en ook het gebruik van niet vrij verkrijgbare geneesmiddelen zonder voorschrift kent risico’s voor de gebruiker. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van deze middelen tot andere vormen van zware en ondermijnende criminaliteit. Feiten als deze veroorzaken daarmee voor de samenleving veel financiële schade, onveiligheid en onrust. Met zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van deze negatieve gevolgen.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie acht de rechtbank in deze zaak als uitgangspunt passend. Hierbij heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Hoewel niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zich - net als zijn medeverdachte - schuldig heeft gemaakt aan zogeheten ‘verlengde uitvoer’ van drugs door pakketjes met daarin drugs ter postbezorging naar het buitenland aan te bieden, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wel heeft gehandeld in organisatorisch verband. De verdachte heeft immers zijn woning ter beschikking gesteld voor de grootschalige opslag en distributie van diverse hoeveelheden harddrugs en onvergunde geneesmiddelen die in opdracht van of door anderen werden aangeleverd en verzonden. De rechtbank sluit dan ook aan bij de oriëntatiepunten die horen bij handelen in een organisatorisch verband.
Strafverzwarend weegt de rechtbank echter mee dat ten aanzien van alle feiten sprake is van medeplegen en dat de verdachte, behalve voor het bezit van het stroomstootwapen, geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Zo bezien is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan het totaalplaatje van de zaak.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn strafblad van 23 juni 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die op de terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden. Het voorarrest zal hiervan worden afgetrokken.

8.De in beslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (de zaklantaarn in de vorm van een taser) wordt onttrokken aan het verkeer en dat de overige voorwerpen verbeurd zullen worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp (de zaklantaarn in de vorm van een taser) onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 4 bewezen verklaard feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen
De rechtbank zal de onder 2 en 3 genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn begaan.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijsten I en II;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 40 van de Geneesmiddelenwet.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10. De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5. bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten:
1 STK Zaklantaarn (Omschrijving: PL2600-LXFBC24012_854497, IBN-CODE:
KOOF509.02.02.002);
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten:
2 STK Weegschaal (Omschrijving: PL2600-LXFBC24012_854448, IBN-CODE:
KOOF509.01.01.001);
3. STK Gereedschap (Omschrijving: PL2600-LXFBC24012_854449, IBN-CODE: KOOF509.01.01.002 3 kleine blikjes).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Walenkamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2025.