ECLI:NL:RBDHA:2025:20280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
3 november 2025
Zaaknummer
09/131478-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en bezit van verboden middelen met een stroomstootwapen

Op 3 november 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het verhandelen van drugs naar het buitenland en het bezit van een grote hoeveelheid drugs en onvergunde geneesmiddelen. De verdachte, geboren in 1980 en op dat moment gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van verschillende hoeveelheden harddrugs, waaronder XTC/MDMA, LSD, amfetamine en cocaïne, evenals het bezit van een stroomstootwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in organisatorisch verband handelde en dat zij betrokken was bij het versturen van drugs via postpakketten. Tijdens de zittingen op 28 juli en 20 oktober 2025 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie gehoord, evenals de verdediging van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij de feiten van meet af aan heeft bekend.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/131478-25
Datum uitspraak: 3 november 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [locatie] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 28 juli 2025 (pro forma) en
20 oktober 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.C. Neelis en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. S. Konya naar voren is gebracht.

2.Inleiding; aard van de zaak

Deze strafzaak is het resultaat van optreden van het Hit and Run Postteam (HARP-team). Dit team is ongeveer een jaar geleden opgericht en betreft een samenwerkingsverband van Douane, Politie en Openbaar Ministerie. Het doel van het HARP-team is het opsporen en vervolgen van personen die drugs per post versturen naar het buitenland.
In deze strafzaak is de verdachte in beeld gekomen omdat zij werd herkend op camerabeelden van verschillende postkantoren waar zij pakketjes met daarin - naar later bleek - harddrugs naar het buitenland wilde versturen. Op de zogeheten klapdag (29 april 2025) is een grote hoeveelheid (hard)drugs en onvergunde medicijnen in de woning van de verdachte en haar medeverdachte gevonden. Ook lagen er spullen klaar die tot doel hadden om (hard)drugs via postpakketten te versturen.
De verdachte heeft van meet af aan betrokkenheid bij alle ten laste gelegde feiten bekend. De rechtbank legt haar een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden op, met aftrek van het voorarrest.

3.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na aanpassing omschrijving van de tenlastelegging op de terechtzitting van 20 oktober 2025 - ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meerdere momenten in of omstreeks de periode van 20 augustus 2024 tot en met 6 april 2025 te 's-Gravenhage, Rijswijk en/of Katwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht meerdere hoeveelheden: te weten
- ongeveer 307 gram XTC/MDMA en/of + 287,97 gram XTC/MDMA
- ongeveer 15,5 gram LSD en/of
- ongeveer 14 gram amfetamine en/of
- ongeveer 9,7 gram cocaïne,
zijnde MDMA/XTC, LSD, amfetamine en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, waaronder in elk geval:
- ongeveer 8479,54 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende XTC/MDMA, en/of
- ongeveer 733 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende LSD, en/of
- ongeveer 2365 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine/speed, en/of
- ongeveer 128 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3-mmc/3-CMC, en/of
- ongeveer 411,87 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 2c-b, en/of
- ongeveer 629,96 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine,
zijnde XTC/MDMA en/of cocaïne en/of LSD en/of amfetamine en/of 3-mmc en/of 2c-b en/of methamfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
zij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk
- ongeveer 2690 tabletten Vidalista 20 (1) en/of ongeveer 500 tabletten Vidalista 80 (6), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil,
- ongeveer 700 tabletten Super Vidalista (7), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil/dapoxetine,
- ongeveer 338 tabletten Kamagra Oral Jelly (2) en/of ongeveer 2400 tabletten Cenforce-200 (4) en/of ongeveer 1200 tabletten Cenfore-100 (8) en/of ongeveer 400 tabletten Lovegra (13) en/of ongeveer 2690 tabletten Cobra-120 (14) en/of ongeveer 556 tabletten Kamagra 100 (15), telkens bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil,
- ongeveer 504 tabletten Sidalist (5), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil/tadalafil,
- ongeveer 384 tabletten Super Kamagra, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil/dapoxetine,
- ongeveer 1960 tabletten ZOP Tablets, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof zopiclon
(telkens) een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad, heeft afgeleverd en ter hand heeft gesteld;
4.
zij op of omstreeks 29 april 2025 te Rijswijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- ongeveer 390 tabletten Belbien 10 mg (10), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende zolpidem, zijnde zolpidem,
- ongeveer 20 tabletten Bromazepam HF (11), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende bromazepam, zijnde bromazepam
- ongeveer 10 tabletten Rivotril 2mg (12), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende clonazepam, zijnde clonazepam
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
zij op of omstreeks 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen, althans
alleen, een wapen van categorie II, onder 5 van de Wet wapens en munitie, te weten een
stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen
weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht voorhanden heeft gehad.

4.De bewijsbeslissing

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 moet worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen, indien medeverdachte [medeverdachte] van die feiten wordt vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor alle feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman uitsluitend vrijspraak bepleit voor het ten laste gelegde medeplegen bij de feiten 2, 3 en 4. Hierover zal de rechtbank een aanvullende bewijsoverweging geven.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer LXFBC24012, van de Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, Team Afhandelingen Opsporing Infra (LX), doorgenummerd pagina 1 t/m 956.
Voor de bewezenverklaring van
feit 1gebruikt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 20 oktober 2025;
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 28 augustus 2024 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 59);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 3 april 2025 met kenmerk P025.5.0004 (blz. 75 en 76);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 2 oktober 2024 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 78);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 8 oktober 2024 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 98);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 12 november 2024 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 109);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 3 oktober 2024 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 119);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 27 november 2024 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 130);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 22 januari 2025 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 154);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 22 januari 2025 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 173);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 22 januari 2025 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 177);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 19 april 2025 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 199);
Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Formulier met betrekking tot aantreffen Lijst I, Art 2 Opiumwet, strafbaar feit Art 10’ d.d. 7 mei 2025 van de Douane Amsterdam, locatie IMEC (blz. 215);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 3 april 2025 met kenmerk P025.5.0003 (blz. 94 t/m 96);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 3 april 2025 met kenmerk P025.5.0005 (blz. 116 t/m 118);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 23 juli 2025 met kenmerk P025.5.0026dubbel (blz. 210 en 211);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 23 juli 2025 met kenmerk P025.5.0026 (blz. 222 en 223);
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 63 en 64;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 82 t/m 93;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 113 t/m 115;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 120 t/m 128;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 137 t/m 152;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 157 t/m 171;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 180 t/m 197;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 205 t/m 209;
Een schriftelijk bescheid, overgelegd ter terechtzitting van 20 oktober 2025 door de officier van justitie, zijnde een schematisch overzicht van de in deze zaak in beslag genomen verdovende middelen.
Voor de bewezenverklaring van
feit 2gebruikt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 20 oktober 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 232 t/m 239;
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, op blz. 258 t/m 272;
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 22 juli 2025 met kenmerk P025.5.0013dubbel (ongenummerd);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 12 juni 2025 met kenmerk P025.5.0014 (ongenummerd);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 9 juli 2025 met kenmerk P025.5.0015 (ongenummerd);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 26 mei 2025 met kenmerk P025.5.0016 (ongenummerd);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 27 mei 2025 met kenmerk P025.5.0017 (ongenummerd);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 22 juli 2025 met kenmerk P025.5.0018 (ongenummerd);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 12 juni 2025 met kenmerk P025.5.0019 (ongenummerd);
Een schriftelijk bescheid, te weten het Douanelaboratoriumrapport d.d. 12 juni 2025 met kenmerk P025.5.0020 (ongenummerd).
Voor de bewezenverklaring van
feit 3gebruikt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 20 oktober 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 232 t/m 239;
Een schriftelijk bescheid, te weten een ‘Productbeoordeling 25-105’ van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd d.d. 24 juli 2025 (blz. 289-298);
Een schriftelijk bescheid, overgelegd ter terechtzitting van 20 oktober 2025 door de officier van justitie, zijnde de bijlage als bedoeld op blz. 299 van het dossier.
Voor de bewezenverklaring van
feit 4gebruikt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 20 oktober 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 232 t/m 239;
Een schriftelijk bescheid, te weten een ‘Productbeoordeling 25-105’ van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd d.d. 24 juli 2025, met bijlage (blz. 289-298);
Een schriftelijk bescheid, overgelegd ter terechtzitting van 20 oktober 2025 door de officier van justitie, zijnde de bijlage als bedoeld op blz. 299 van het dossier.
Voor de bewezenverklaring van
feit 5gebruikt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 20 oktober 2025;
Het proces-verbaal van bevindingen op blz. 240 en 241;
Het proces-verbaal van determinatie op blz. 350 en 351.
4.4.
Aanvullende bewijsoverwegingen ‘medeplegen’ (feiten 2, 3 en 4)
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat de verdachte de feiten 2, 3 en 4 in elk geval samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft gepleegd. Verder betrekt de rechtbank bij de bewezenverklaring van het ten laste gelegde medeplegen dat er ook andere personen nauw en bewust bij betrokken waren. De verdachte heeft namelijk zelf bij de politie verklaard dat zij drugs van een opdrachtgever kreeg en dat er twee mensen waren die de drugs in de buurt van haar woning afleverden, zodat deze drugs vervolgens in haar woning konden worden opgeslagen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
4.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
zij in de periode van 20 augustus 2024 tot en met 6 april 2025 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht
- ongeveer
455gram XTC/MDMA;
- ongeveer 15,5 gram LSD;
- ongeveer 14 gram amfetamine;
- ongeveer 9,7 gram cocaïne,
zijnde MDMA/XTC, LSD, amfetamine en cocaïne, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
zij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad een grote hoeveelheid middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, waaronder in elk geval:
- 8479,54 gram XTC/MDMA en
- 733 gram cocaïne en
- 49 gram LSD en
- 2365 gram amfetamine/speed en
- 128 gram 3-mmc/3-CMC en
- 411,87 gram 2c-b en
- 629,96 gram methamfetamine,
zijnde XTC/MDMA en cocaïne en LSD en amfetamine en 3-mmc en 2c-b en methamfetamine, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
zij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk
- ongeveer 2690 tabletten Vidalista 20 (1) en 500 tabletten Vidalista 80 (6), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil,
- 700 tabletten Super Vidalista (7), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof tadalafil/dapoxetine,
- 338 tabletten Kamagra Oral Jelly (2) en 2400 tabletten Cenforce-200 (4) en 1200 tabletten Cenfore-100 (8) en 400 tabletten Lovegra (13) en 2690 tabletten Cobra-120 (14) en 556 tabletten Kamagra 100 (15), telkens bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil,
- 504 tabletten Sidalist (5), bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil/tadalafil,
- 384 tabletten Super Kamagra, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof sildenafil/dapoxetine,
- 1960 tabletten ZOP Tablets, bevattende een hoeveelheid van de werkzame stof zopiclon,
telkens een geneesmiddel als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet, waarvoor geen handelsvergunning gold, in voorraad heeft gehad;
4.
zij op 29 april 2025 te Rijswijk, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 390 tabletten Belbien 10 mg (10), bevattende zolpidem,
- 20 tabletten Bromazepam HF (11), bevattende bromazepam,
- 10 tabletten Rivotril 2 mg (12), bevattende clonazepam,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
5.
zij op 29 april 2025 te Rijswijk tezamen en in vereniging met
een andereen wapen van categorie II, onder 5
,van de Wet wapens en munitie, te weten een stroomstootwapen, zijnde een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht
,voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7. De strafoplegging
7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd. Hij heeft de rechtbank verzocht de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (verlengde) uitvoer van XTC/MDMA, LSD, amfetamine en cocaïne. De verdachte heeft deze harddrugs gedurende een periode van ongeveer zeven maanden op zijn minst elf keer via de pakketpost naar het buitenland geprobeerd te versturen, waarna deze pakketten telkens een paar dagen later in een postsorteercentrum werden onderschept door de douane. Dit maakt gelet op artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet dat sprake is van zogeheten ‘verlengde uitvoer’ van drugs. De drugs die in de elf pakketjes werden aangetroffen, hadden een totaalgewicht van bijna vijfhonderd gram. Ten behoeve van deze verlengde uitvoer had de verdachte op 29 april 2025 bijna twaalf kilo harddrugs, meer dan vierhonderd tabletten met middelen die zijn vermeld op lijst II van de Opiumwet en een grote hoeveelheid onvergunde geneesmiddelen in haar woning aanwezig. Tot slot had de verdachte ook een stroomstootwapen in haar bezit.
De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Het gebruik van harddrugs is verslavend en schadelijk voor de volksgezondheid en ook het gebruik van niet vrij verkrijgbare geneesmiddelen zonder voorschrift kent risico’s voor de gebruiker. Door de verlengde uitvoer van deze middelen naar het buitenland wordt de internationale handel erin in stand gehouden. De verspreiding van en handel in deze middelen gaan bovendien gepaard met vele andere vormen van zware en ondermijnende criminaliteit. Feiten als deze veroorzaken daarmee voor de samenleving veel financiële schade, onveiligheid en onrust. De verdachte heeft zich om al deze omstandigheden niet bekommerd.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie acht de rechtbank in deze zaak als uitgangspunt passend. Hierbij heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte in organisatorisch verband handelde. Zo droeg zij aan de bewezen verklaarde feiten bij door voor een opdrachtgever te werken, door drugs in pakketjes te doen en deze ter verzending naar het buitenland aan te bieden bij verschillende postkantoren. Ook vormde zij een belangrijke schakel door haar woning ter beschikking te stellen als opslagplaats en distributiecentrum voor verschillende soorten drugs en medicijnen.
In strafverzwarende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat ten aanzien van alle feiten sprake is van medeplegen. In strafverminderende zin houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte de feiten van meet af aan heeft bekend, verantwoordelijkheid heeft genomen voor haar daden en tot op zekere hoogte openheid van zaken heeft gegeven. Ook heeft zij ter terechtzitting oprecht spijt betuigd voor haar handelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op haar strafblad van 23 juni 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet recent is veroordeeld voor strafbare feiten. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die op de terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden passend en geboden. Het voorarrest zal hiervan worden afgetrokken.

8.De in beslag genomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst onder 4 genoemde voorwerp (het stroomstootwapen) wordt onttrokken aan het verkeer en dat de overige voorwerpen verbeurd zullen worden verklaard.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verdachte een deel van het geld, te weten
€ 1.000,00, terug te geven. Voor het overige heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De op de beslaglijst onder 1, 2 en 3 genoemde voorwerpen
In de woning van de verdachte is een totaalbedrag van € 3.837,00 aangetroffen en in beslag genomen. De verdachte heeft verklaard dat zij een deel van dit geld heeft verdiend met de strafbare feiten, dat € 1.000,00 van haarzelf is - niet afkomstig van drugshandel - en dat het overige deel van medeverdachte [medeverdachte] is.
De rechtbank acht het gehele in beslag genomen geldbedrag voor verbeurdverklaring vatbaar, omdat dit geldbedrag aan de verdachte toebehoorde dan wel dat zij dit geldbedrag geheel of ten dele ten eigen bate kon aanwenden, en het geheel of in elk geval grotendeels door middel van het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit is verkregen.
Het op de beslaglijst onder 4 genoemde voorwerp
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 4 genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het onder 5 bewezen verklaarde feit is begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De op de beslaglijst onder 5 en 6 genoemde voorwerpen
De rechtbank zal de onder 5 en 6 genoemde voorwerpen verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan.
Draagkracht verbeurdverklaring
De rechtbank heeft bij de verbeurdverklaring rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen (bijkomende) straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet en de daarbij behorende lijsten I en II;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 40 van de Geneesmiddelenwet.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 42 (TWEEËNVEERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst onder 4 genoemde voorwerp, te weten:
4. 1 STK Zaklantaarn (Omschrijving: PL2600-LXFBC24012_854497, IBN-CODE:
KOOF509.02.02.002, Omschrijving: Zaklamp met taser veilig in de koker);
verklaart verbeurd de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 5 en 6 genoemde voorwerpen, te weten:
345,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: PL1500-LXFBC24012_854482);
2.700,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: PL1500-LXFBC24012_854494);
792,00 EUR Geld Euro (Omschrijving: PL1500-LXFBC24012_854495);
5. 2 STK Weegschaal (Omschrijving: PL2600-LXFBC24012_854448, IBN-CODE:
KOOF509.01.01.001);
3 STK Gereedschap (Omschrijving: PL2600-LXFBC24012_854449, IBN-CODE: KOOF509.01.01.002 3 kleine blikjes).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R. Aaron, voorzitter,
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, rechter,
mr. A.J. Nederhoed, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. Walenkamp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2025.