ECLI:NL:RBDHA:2025:20273

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.49639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 oktober 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan een eiser van Chinese nationaliteit. De minister had op 7 oktober 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vreemdelingenwet (Vw), omdat de eiser een gevaar zou vormen voor de nationale veiligheid of openbare orde. De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren via telehoren. De rechtbank concludeert dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat het gedrag van de eiser een actuele en ernstige bedreiging vormt voor de samenleving, onderbouwd door de zorgen van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.49639

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Chinese nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer:],
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. G.J. Westendorp).

Inleiding

1. De minister heeft op 7 oktober 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d van de Vw [1] opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 oktober 2025, met behulp van telehoren, op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam. De gemachtigde van eiser is verschenen op de rechtbank in Groningen. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich op de rechtbank laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of openbare orde als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel e, van de Opvangrichtlijn.
Het voortraject
3. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
De maatregel van bewaring
4. De rechtbank overweegt dat uit het arrest J.N. volgt dat een aantasting van de nationale veiligheid of de openbare orde naar de maatstaven van het noodzakelijkheidsvereiste alleen een rechtvaardiging kan vormen voor een besluit om een verzoeker op grond van artikel 8, lid 3, eerste alinea, onder e, van de Opvangrichtlijn in bewaring te stellen of te houden, wanneer zijn persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving of de interne of externe veiligheid van de betrokken lidstaat aantast. [2]
4.1.
De rechtbank is het met de gemachtigde van de minister eens dat de motivering in de maatregel van bewaring ongestructureerd en onoverzichtelijk is, maar volgt eiser niet in zijn standpunt dat de maatregel onvoldoende gemotiveerd is. In de maatregel heeft de minister gewezen op de zorgen die de DT&V [3] heeft geuit naar aanleiding van de met eiser gevoerde vertrekgesprekken. Daarnaast heeft de minister gewezen op het nader gehoor dat door de IND [4] met eiser is afgenomen, waaruit blijkt dat eiser, ondanks zijn veroordeling wegens de productie van drugs en het houden van een drugslaboratorium, blijft ontkennen hierbij betrokken te zijn geweest en geen blijk geeft van zelfreflectie of spijt. Verder heeft de minister erop gewezen dat eiser aanzienlijke schulden heeft, zowel in Nederland als in China, en dat de kans groot wordt geacht dat hij in vrijheid opnieuw verder zal gaan met deze praktijken. Nu eiser ten tijde van de oplegging van de maatregel nog vast zat, heeft hij niet kunnen laten zien dat hij zijn leven heeft gebeterd. Gelet op al het voorgaande gaat er volgens de minister nog een onmiskenbaar actuele dreiging van eiser uit. Ook heeft de minister erop gewezen dat eiser is veroordeeld voor een zeer ernstig delict, te weten de productie van grote hoeveelheden harddrugs. Eiser was in het bezit van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs en heeft voorbereidingshandelingen getroffen gericht op de productie van synthetische drugs. Daarbij heeft hij dit gedaan midden in een woonwijk, zonder acht te slaan op de risico’s voor omwonenden, zoals brand, ontploffing of het vrijkomen van giftige stoffen. Ook heeft eiser geen oog gehad voor de risico’s voor de volksgezondheid die uit zijn handel en productie van drugs voortvloeien. Volgens de minister maakt de aard van het delict dat eiser nog lang een actuele dreiging vormt voor de maatschappij.
4.2.
Met deze motivering heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eisers persoonlijke gedrag een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving of de interne of externe veiligheid van Nederland aantast. Uit de motivering blijkt namelijk welke specifieke feiten en omstandigheden de minister aan zijn standpunt ten grondslag heeft gelegd, waaronder eisers houding tijdens de vertrekgesprekken en het nader gehoor, en het feit dat eiser nog aanzienlijke schulden heeft. Dat eiser stelt dat hij in Nederland niet door schuldeisers is benaderd, doet hieraan niet af nu eiser immer nog openstaande schulden heeft. Verder blijkt uit de motivering de aard en ernst van de gedragingen die door eiser zijn verricht, te weten het in bezit hebben en produceren van harddrugs, en het treffen van voorbereidingshandelingen gericht op de productie van hard- en softdrugs, een en ander in de omstandigheid dat hij dit midden in een woonwijk heeft gedaan. De minister wijst er terecht op dat aan het tijdsverloop minder gewicht kan worden toegekend, nu eiser gedurende die periode in strafdetentie heeft verbleven en daardoor niet is blootgesteld aan het maatschappelijk leven zoals dat zich in de normale samenleving voordoet. Gelet op het voorgaande heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de motiveringsvereisten die gelden voor een maatregel op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
Lichter middel
5. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich, gelet op de omstandigheden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. De enkele stelling van eiser dat de bewaring hem zwaar valt en dat hij bereid is zich te houden aan een meldplicht, is hiervoor onvoldoende. De rechtbank is verder niet gebleken van persoonlijke belangen of medische omstandigheden van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding had moeten zien eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen.

Conclusie en gevolgen

6. Met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank is gehouden, ziet de rechtbank ook geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Strating, griffier, in aanwezigheid van mr. S. Strating, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Arrest J.N. tegen Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 februari 2016 van het Hof van Justitie, ECLI:EU:C:2016:84.
3.Dienst Terugkeer en Vertrek.
4.Immigratie en Naturalisatiedienst.