Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
nietkan worden aangemerkt als Oregon Pine.
3.Het geschil
4.De beoordeling
zorgen geuit over de scheuren in het hout, de noesten, de nerfstructuur en de leeftijd c.q. kwaliteit (lijkt op het oog meer op Douglas).” Vervolgens heeft de RCE dit beeld bevestigd en opgetekend dat het gaat om een onderdeel van een bouwwerk dat een zware vochtbelasting heeft en moeilijk bereikbaar is, met op de middellange termijn een hoog risico dat een nieuwe lantaarn of stevige hersteloperatie nodig is. Over de houtsoort stelt RCE: “
We zien op de foto’s brede nerven. Dit samen met de grootte van de noesten en de grote langsscheuren doet vermoeden dat hier misschien Douglas is gebruikt i.p.v. Oregon Pine.”Monumentenwacht Utrecht tekent in haar rapport op dat de structuur van het hout overeenkomt met Douglas of Lariks. “
Dat dit houtwerk van de stijlen slecht is, kan niet gezegd worden, maar dit gescheurde houtwerk had niet voor deze toepassing gebruikt moeten worden. Door de aanwezige scheuren en noesten, welke ook plaatselijk gescheurd zijn, is dit houtwerk qua onderhoud van het schilderwerk te onderhoudsgevoelig. Zeker voor het bijhouden van het schilderwerk, het dichthouden van de scheuren en de plaats (hoog op het dak) is het niet wenselijk dat deze lantaarn met dit houtwerk op het dak geplaatst gaat worden.Geconcludeerd wordt dat “
het houtwerk van de staanders door het fijndradige Oregon Pine vervangen moet worden.”Ten slotte heeft AIM de stijlen als volgt beoordeeld: “
Bij diverse stijlen zijn kleinere en grotere scheuren aanwezig, soms over aanzienlijke lengte en over de hoeken van de stijlen zoals ook aangegeven in het rapport van SHR. Deze duiden op aan de lucht gedroogd hout. Bij de stijlen 1, 3, 4 en 7 waren vrij grote kwasten aanwezig ook op de kwetsbare hoeken.” Bij de beantwoording van diverse aan AIM gestelde vragen komt naar voren dat de kwaliteit van het hout voor problemen kan zorgen. Zo is bij vraag 7 (over de kwaliteit van de lantaarn) vermeld: “
Met name de kwasten (noesten) zullen problemen opleveren, omdat het schilderwerk hier het eerst op breekt. Bij acceptatie moet gerekend worden op frequent bijhouden van het schilderwerk” en bij vraag 10 (over de duurzaamheid van de lantaarn): “
Feit blijft dat lantaarn op lange termijn (minimaal 25 jaar) kwetsbaar blijft t.a.v. bijhouden schilderwerk en aantasting hout rond kwasten.” Eén van de conclusies luidt ”
Het meest problematische gebrek aan de stijlen zijn de enorme kwasten. Het gaat dan niet alleen over de kwasten zelf maar ook om het hout om de kwasten heen. Het zijn constructief zwakke kwetsbare punten in de constructie.” Verder wordt in het rapport van AIM - kort samengevat - geadviseerd zes van de acht stijlen te vervangen door kunstmatig gedroogd hout zonder kwasten, de bestaande stijlen net onder het kapiteel af te korten en de nieuwe stijlen met fiberstaven en epoxy tegen het overgebleven stuk van de stijl te bevestigen. Uit al deze rapporten komt naar voren dat in ieder geval niet met zekerheid gesteld kan worden dat (voor alle staanders) Oregon Pine is gebruikt en dat plaatsing van de lantaarn in de huidige vorm waarschijnlijk de nodige onderhoudsproblemen zal opleveren.
De beoordeling gebaseerd alleen op de jaarringen en contouren door de verflaag heen, geeft aan dat het mogelijk Douglas is maar omdat er ook fijnjarige staanders zijn die duidelijk Oregon Pine zijn.”SHR komt tot de volgende conclusie: “
Het hout van staander 4 komt niet overeen met de laagste kwaliteitsomschrijving (klasse D) uit de NEN 5470, (de gemiddelde groeiringbreedte van 8,5 mm is groter dan het omschreven gemiddelde van 7 mm). Deze staander is dus geen Oregon Pine volgens NEN 5470. De overige staanders zijn wel Oregon Pine volgens NEN 5470 en kunnen op basis van groeiringbreedte, kwastdiameter en kwastaandeel worden ingedeeld in kwaliteitsklasse A (hoogste kwaliteit) tot D (laagste kwaliteit) volgens NEN 5470.” Van de zeven staanders die wel als Oregon Pine zijn aangemerkt, vallen er drie in de kwaliteitsklasse A of B en vier in de kwaliteitsklasse C of D. Hierbij is wel opgemerkt dat de kwaliteitsklasse-indeling indicatief is omdat de norm uitsluitend toegepast kan worden op onafgewerkt, onbewerkt hout. [bedrijf 3] heeft een statische berekening van de torenspits en de verankering gemaakt en de door AIM voorgestelde herstelwijze beoordeeld. In een begeleidende e-mailbericht omtrent dit onderzoek verklaart [bedrijf 3] “
De houtafmetingen zoals uitgewerkt door [naam] zijn voldoende om te voldoen aan de huidige voorschriften, ook wanneer we de minimale houtsterkteklasse voor Oregon Pine aanhouden (sterkteklasse C22).” En over de door AIM voorgestelde herstelmethode “
Het is niet mogelijk om aan de bovenzijde van de stijlen een verbinding in de stijlen te maken met de glasvezelstaven, de maximale krachten in de stijlen zijn op deze locatie aanwezig. Ook een traditionele verbinding volledig verlijmd is niet uitvoerbaar (...) gezien de lengte waarover een dergelijke verbinding gemaakt wordt. Wanneer een stijl niet voldoet aan de verwachtingen zal het noodzakelijk zijn deze in zijn geheel te vervangen.”
Zoals [bedrijf 1] eerder heeft geadviseerd kunnen de aanwezige scheuren in de staanders voor zover deze niet wenselijk zijn voor de opdrachtgever worden dichtgezet. Daarbij heeft [bedrijf 1] ook een garantie afgegeven voor het houtwerk. Ons standpunt is dat het dichtzetten van de aanwezige scheuren een afdoende manier is om de bezwaren van de opdrachtgever weg te nemen en de lantaarn op de kerktoren te monteren.”