Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verweerster] ,
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Den Haag
In deze zaak gaat het om een werknemer die na een dienstverband voor bepaalde tijd bij een andere werkgever in Haarlem, voor bepaalde tijd bij een vennootschap onder firma in Den Haag in dienst is getreden. De kantonrechter oordeelt dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan, omdat sprake is van opvolgend werkgeverschap en de ketenregeling van toepassing is. De werkgever heeft ten onrechte aan de werknemer aangezegd dat haar arbeidsovereenkomst na het intreden van het einde van rechtswege niet zal worden voortgezet. Deze aanzegging moet niet als opzegging worden aangemerkt, omdat de werkgever terminologie heeft gebruikt die past bij een aanzegging en van omstandigheden die erop wijzen dat een opzegging is bedoeld niet is gebleken. De kantonrechter verklaart daarom voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog bestaat en veroordeelt de werkgever tot het hervatten van de salarisbetalingen aan de werknemer.
De werknemer is op 1 april 2022 in dienst getreden bij een andere werkgever en is aansluitend overgegaan naar de vennootschap onder firma. De arbeidsovereenkomst is meermaals verlengd, maar de werkgever heeft in een brief bevestigd dat de arbeidsovereenkomst niet zal worden verlengd. De werknemer heeft zich ziek gemeld en een ziektewetuitkering aangevraagd, die is afgewezen. De werknemer verzoekt om een billijke vergoeding en een voorschot op het salaris, terwijl de werkgever verweer voert tegen de verzoeken. De kantonrechter oordeelt dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en dat de werkgever verplicht is om het loon tijdens ziekte te voldoen. De kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer grotendeels toe en veroordeelt de werkgever in de proceskosten.