ECLI:NL:RBDHA:2025:2020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
09/196273-24, 09/141172-23 (tul) en 09/020392-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van 87-jarige moeder met vrijspraak voor poging tot doodslag

Op 14 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling van zijn 87-jarige moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 juni 2024 in Waddinxveen zijn moeder meermalen met een wandelstok en zijn handen heeft geslagen, maar heeft de poging tot doodslag niet bewezen geacht. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het slachtoffer letsel had opgelopen, niet kon worden vastgesteld dat de verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van zijn moeder had gecreëerd. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, gezien zijn psychische stoornissen, waaronder een autismespectrumstoornis en een obsessief-compulsieve stoornis. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest, en gelastte terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het recidiverisico, en oordeelde dat intensieve behandeling noodzakelijk was om de kans op herhaling te verkleinen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/196273-24, 09/141172-23 (tul) en 09/020392-22 (tul)
Datum uitspraak: 14 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1968 te [geboorteplaats 1] , België,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in het [instelling] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 20 september 2024 en 28 november 2024 (beide pro forma) en 31 januari 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.A.C. Looijestijn, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.N. Rensen naar voren is gebracht.
Tevens waren middels een videoverbinding aanwezig de getuigen-deskundigen psychiater K. Jangbahadoer Sing en gezondheidszorgpsycholoog T. ’t Hoen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 16 juni 2024 te Waddinxveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn moeder, [naam 1] (geb. [geboortedag 2] 1937), opzettelijk van het leven te beroven, die [naam 1] meermalen met een wandelstok en/of de vuisten/handen heeft geslagen tegen het hoofd en/of de nek en/of de rug en/of de armen en/of de handen, althans tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 16 juni 2024 te Waddinxveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn moeder, [naam 1] (geb. [geboortedag 2] 1937), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 1] meermalen met een wandelstok en/of de vuisten/handen heeft geslagen tegen het hoofd en/of de nek en/of de rug en/of de armen en/of de handen, althans tegen het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 16 juni 2024 te Waddinxveen, zijn moeder, [naam 1] (geb. [geboortedag 2] 1937), heeft mishandeld door die [naam 1] meermalen met een wandelstok en/of de vuisten/handen te slaan tegen het hoofd en/of de nek en/of de rug en/of de armen en/of de handen, althans tegen het lichaam.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Zij heeft zich met betrekking tot het meer subsidiair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het slachtoffer heeft geslagen tegen de nek, en evenmin dat de verdachte heeft geslagen met een wandelstok. De raadsvrouw verzoekt dan ook om de verdachte van het meer subsidiair tenlastegelegde partieel vrij te spreken.
3.3.
Vrijspraak
Poging tot doodslag
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal dan ook van poging tot doodslag zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Hoewel uit het dossier blijkt dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen heeft geslagen en dat het slachtoffer letsel had, kan niet worden vastgesteld met welke kracht de verdachte het slachtoffer heeft geslagen. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat het slachtoffer onder andere blauwe plekken had in het gezicht, op de nek en op de rug. Deze lichaamsdelen zijn weliswaar kwetsbaar en letsel daaraan kan gevaar opleveren, maar of dit letsel ook een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had kunnen opleveren, kan niet worden vastgesteld. Het enkele feit dat het slachtoffer 87 jaar oud was ten tijde van het incident, is onvoldoende om te concluderen dat door de gedragingen van de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood ontstond.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft hierna opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024190204, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 70).

1.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juni 2024 door

[naam 2] , voor zover inhoudende (p. 6-8):

Op 16 juni 2024 bevond ik mij aan de [adres 2] te Waddinxveen.
Ik zag dat de deur werd geopend door een man, die ons later bleek te zijn:
[verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1968 te [geboorteplaats 1] (België).
Ik hoorde en zag dat [verdachte] hevig transpirerend in de deuropening stond en tegen
ons zei ‘Ik heb mijn moeder geslagen.’ Ik zag achter hem zijn moeder staan, die ons later bleek te zijn: [naam 1] , geboren [geboortedag 2] 1937 te [geboorteplaats 2] .
Ik zag in het gezicht van [naam 1] meerdere gezwollen beurse plekken, welke
paars/blauw gekleurd waren. Ik zag dat het gehele ooglid van het linkeroog van [naam 1] paarsgekleurd en gezwollen was. Ik zag dat zij onder haar linkeroog een gezwollen, paarse bloeduitstorting had. Ik zag dat deze verwonding overliep in een grote blauwe plek onder het linker jukbeen. Ik zag dat [naam 1] een paarse rechter oogkas had, welke bestond uit een grote bloeduitstorting. Ik zag dat de onderlip van [naam 1] gezwollen was en dat in het midden van de lip een open wond zat. Ik zag dat [naam 1] ’s handen enigszins gezwollen en paars gekleurd waren. Ik zag dat de pink van haar linkerhand bebloed was en dat de nagel hiervan gezwollen was. Ik zag dat [naam 1] een grote, paarse vlek in haar nek had.
Ik zag dat [naam 1] na werd gekeken door het toegesnelde ambulancepersoneel. Ik hoorde dat de verwonding in de nek van [naam 1] ‘vers’ was.

2. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 16 juni 2024 door [naam 3] , voor zover inhoudende (p. 14-15):

Op 16 juni 2024 bevond ik mij aan de [adres 2] te Waddinxveen.
Ik zag twee kleine rode plekjes aan de linkerkant van [naam 1] op haar hals en schouder. Toen ik verder keek, zag ik dat er een rode vlek op de achterkant van haar nek zat. Ik zag dat dit een ronde plek was met de grootte van ongeveer drie bij drie centimeter. Ik zag dat zij meerdere rode plekken had op haar rug, zowel links als rechts. Ik zag dat alle plekken donkerpaars waren met een klein blauw randje eromheen. Ik zag dat zij aan de rechterkant op haar schouderblad een grote plek had zitten. Ik zag dat deze plek ongeveer tien bij tien centimeter was. Ik zag dat er een andere plek zat op haar linker schouderblad, welke ongeveer vier bij drie centimeter was. Tussen deze twee grote plekken, zag ik nog twee andere rode plekken waarvan er één ongeveer anderhalve bij anderhalve centimeter was en de ander vier centimeter in de lengte en twee centimeter in de breedte was.

3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, opgemaakt op 16 juni 2024, voor zover inhoudende (p. 56-66):

V: Je hebt tegen de politie verteld dat je je moeder hebt geslagen. Hoe heb je haar geslagen?
A: Met mijn handen. Er lag ook een wandelstok bij mijn moeder in bed. Ik heb haar daar ook mee geslagen.
V: Waar heb je haar geslagen?
A: Op de armen en op haar rug. Dit was met de wandelstok. En met mijn handen op het hoofd.
V: Heb je je moeder in haar gezicht geslagen?
A: Ja.
V: Heb je je moeder op haar mond geslagen?
A: Ja.
V: Ik wil je nog vragen hoe je moeder aan de wond in haar nek komt.
A: Dat is mijn hand geweest.

4. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 januari 2025:

Ik heb mijn moeder geslagen. Ik heb mijn moeder met mijn handen geslagen en met haar wandelstok. De wandelstok lag bij haar in bed.
3.5.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling moet de rechtbank vaststellen dat de verdachte met zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard om zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer toe te brengen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte het slachtoffer met zijn handen en een wandelstok meerdere keren heeft geslagen tegen het hoofd, de nek, de rug, de armen en de handen.
Door zo te handelen heeft de verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij zijn moeder zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat zich in het hoofd, de nek en de torso kwetsbare, vitale delen bevinden en dat de kans aanmerkelijk is dat deze bij herhaaldelijk slaan met handen en een hard voorwerp beschadigd raken en daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Dit geldt temeer nu het slachtoffer 87 jaar oud was. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte opzet had, in voorwaardelijke zin, op zware mishandeling van zijn moeder, het slachtoffer. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij, op 16 juni 2024 te Waddinxveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn moeder, [naam 1] (geb. [geboortedag 2] 1937), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [naam 1] meermalen met een wandelstok en de handen heeft geslagen tegen het hoofd en de nek en de rug en de armen en de handen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid (volledig) uitsluiten.

6.De straf- en maatregeloplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 244 dagen (gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht), met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: de tbs-maatregel) met dwangverpleging wordt opgelegd, in combinatie met een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: de gv-maatregel).
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht af te zien van oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging, omdat dit een te ingrijpende maatregel voor de verdachte zou zijn. De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf met een onvoorwaardelijk deel dat gelijk is aan de tijd in voorarrest doorgebracht, in combinatie met een fors voorwaardelijk deel en daaraan verbonden overzichtelijke bijzondere voorwaarden. Zou de rechtbank daartoe niet besluiten, dan heeft de raadsvrouw verzocht aan de verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht de vordering tot het opleggen van de gv-maatregel af te wijzen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregelen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn 87 jaar oude moeder. Het incident vond ’s nachts plaats, terwijl de moeder van de verdachte in haar slaapkamer was, en door de verdachte werd gewekt. De verdachte heeft zijn moeder vervolgens met zijn handen en haar eigen wandelstok geslagen. Dit alles vond plaats in de woning van de moeder van de verdachte, die juist een veilige plaats voor haar zou moeten zijn. Door zo te handelen, heeft de verdachte een voor zijn moeder zeer beangstigende situatie in het leven geroepen. Daarnaast heeft hij een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder. Het moet een ontluisterende en traumatiserende ervaring voor het slachtoffer zijn geweest om daar haar eigen zoon te worden aangevallen.
Uit het dossier blijkt voorts dat verschillende buren van de moeder, haar die nacht lange tijd om hulp hebben horen roepen en zich zorgen om haar maakten. Eén van de buren heeft verklaard dat zij zich niet met de situatie durfde te bemoeien, vanwege haar angst voor de verdachte. Hiermee heeft de verdachte ook bij deze buren angst teweeggebracht. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Strafblad en aantekeningen
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 augustus 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte minder dan een jaar geleden ook al is veroordeeld voor mishandeling van zijn moeder, en in 2023 is veroordeeld wegens dierenmishandeling. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van een proces-verbaal van 17 juni 2024 dat meerdere aantekeningen uit politiesystemen bevat. Hieruit blijkt onder meer dat in 2024 en 2023 meerdere meldingen zijn gemaakt van agressie van de verdachte jegens zijn moeder en huisraad.
De delicten van de verdachte lijken al met al steeds ernstiger te worden, en er is sprake van een patroon van geweldsdelicten en agressie. Eerder aan verdachte opgelegde behandeling en begeleiding hebben het onderhavige incident niet kunnen voorkomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de bevindingen en conclusies van K. Jangbahadoer Sing, psychiater (hierna: psychiater), en T. ‘t Hoen, gezondheidszorgpsycholoog (hierna: psycholoog), zoals neergelegd in hun Pro Justitia-rapporten van respectievelijk 23 oktober 2024 en 5 november 2024 en zoals nader door hen toegelicht ter terechtzitting van 31 januari 2025. De bevindingen en conclusies van deze gedragsdeskundigen houden – voor zover hier van belang – het volgende in.
De deskundigen hebben geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van verschillende stoornissen, namelijk een autismespectrumstoornis, obsessief-compulsieve stoornis, persisterende depressieve stoornis en stoornis in alcoholgebruik (in combinatie met alcoholonttrekkingssyndroom). Deze stoornissen uiten zich volgens de psychiater in onder meer angst, psychomotorische agitatie, sombere stemming met catastrofale negatieve cognities, oninvoelbaarheid, rigiditeit in het denken, overprikkeling, egocentrisme, verslaving, beperkt probleembesef, beperkte impuls- en agressieregulatie met acting out gedrag en dysfunctionele copingvaardigheden.
Verder spelen er in het leven van de verdachte volgens de psycholoog veel risicofactoren, en zijn er nauwelijks beschermende factoren aanwezig. Zo is de verdachte kwetsbaar, is de combinatie van zijn autismespectrumstoornis en de psychische stoornissen complex, en schieten bij oplopende spanningen en problemen zijn emotie- en agressieregulatie tekort. Het risico dat de spreekwoordelijke emmer op die momenten overloopt en leidt tot onvoorspelbaar acting out gedrag, in de vorm van verbale of fysieke agressie en/of gedragsproblemen, is groot.
De deskundigen concluderen voorts dat de stoornissen van de verdachte ook aanwezig waren tijdens de poging tot zware mishandeling van zijn moeder. In de nacht van 16 juni 2024 werd de verdachte angstig wakker en voelde hij zich onrustig. Hij ervoer opgekropte boosheid jegens zijn moeder en werd daarnaast overspoeld door angstige emoties, zoals catastrofale gedachten. Ook kan het zijn dat zijn gevoelens van onrust werden versterkt door onttrekkingsverschijnselen van de alcohol. De verdachte was dan ook in verminderde mate in staat om zijn gedrag op een meer gezonde wijze te sturen en andere keuzes te maken. Het is hierom dat de deskundigen de rechtbank adviseren om de verdachte het ten laste gelegde feit in sterk verminderde mate (de psychiater, op een vijfpuntsschaal) dan wel verminderde mate (de psycholoog, op een driepuntsschaal) toe te rekenen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de rapporten van de psychiater en de psycholoog op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en worden de conclusies over de toerekenbaarheid van het feit aan de verdachte gedragen door een deugdelijk en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing.
De rechtbank neemt gelet hierop de conclusies van de gedragsdeskundigen over en maakt die tot de hare. Alles in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat het feit in verminderde mate aan de verdachte dient te worden toegerekend.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij haar oordeel tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de aard en de ernst van het bewezenverklaarde meegewogen. Tevens weegt strafverzwarend dat de verdachte recent is veroordeeld voor de mishandeling van zijn moeder en voor dierenmishandeling. De rechtbank acht strafverlagend dat de verdachte voor dit feit verminderd toerekeningsvatbaar is. In het licht hiervan zal de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van vijf maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Deze straf wijkt af van de vordering van de officier van justitie, omdat de rechtbank het primair tenlastegelegde feit (poging doodslag) niet bewezen acht.
Overwegingen omtrent de op te leggen maatregelen
Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren de rechtbank om aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Zij stellen hiertoe dat er een toename is van de ernst van het agressieve gedrag van de verdachte, en dat het recidiverisico ten aanzien van het gebruik van geweld jegens zijn moeder hoog is. De verdachte heeft een zeer hechte relatie met zijn moeder. Als belangrijke en dichtstbijzijnde figuur, is zij het doelwit geworden van de opgekropte emoties van de verdachte. Als de verdachte zijn moeder niet meer of veel minder zou mogen zien, is het risico op vereenzaming en versterking van de pathologie sterk aanwezig, met het risico dat het acting out gedrag zich ook op anderen zou kunnen richten, aldus de psycholoog. Voorts toont de verdachte volgens de psychiater een geringe respons op behandeling, beperkt ziekte-inzicht en probleembesef, instabiliteit, lage therapiecompliance, slechte leefomstandigheden en dysfunctionele copingvaardigheden. Daarbij is de verdachte niet medicatietrouw.
Gezien de psychiatrische geschiedenis van de verdachte, het huidige psychiatrische beeld en de sociaalmaatschappelijke situatie, zijn intensieve en langdurige behandeling en begeleiding nodig om het recidiverisico te verlagen. De verwachting is volgens de psychiater dat er geen grote gedragsveranderingen zullen optreden tijdens de behandeling, en dat de focus meer zal liggen op het accepteren van begeleiding. Vervolgens kan langzaam en stapsgewijs naar een beschermde woonvorm worden toegewerkt. Een tbs-maatregel met voorwaarden lijkt niet haalbaar, omdat de verdachte niet bereid is om zich hieraan te houden en weinig inzicht toont in zijn eigen problematiek. Een voordeel van de tbs-maatregel met voorwaarden zou wel zijn dat deze (kwetsbare) verdachte in een kliniek met een lager beveiligingsniveau behandeld zou kunnen worden, wat beter bij hem zou passen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 18 november 2024, waarbij de reclassering onderzoek heeft gedaan naar de uitvoerbaarheid van de tbs-maatregel met voorwaarden. De reclassering acht het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden hoog als niet zou worden ingegrepen. Om de risico’s te beperken is, ook volgens de reclassering, intensieve behandeling en begeleiding nodig. Volgens de reclassering is inmiddels sprake van een zeer zorgelijke situatie, aangezien de delicten waarvan de verdachte wordt verdacht steeds ernstiger worden. Bovendien is eerdere zorg voor de verdachte niet van de grond gekomen, omdat de verdachte hiervoor niet gemotiveerd was. De reclassering adviseert negatief over de tbs-maatregel met voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen. Zij hebben verschillende pogingen ondernomen om eventuele voorwaarden met de verdachte te bespreken, maar hij wilde graag met rust worden gelaten.
De tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank concludeert op basis van de Pro Justitia-rapporten en het reclasseringsadvies dat, gelet op de stoornissen van de verdachte en het gebrek aan beschermende factoren, het risico op recidive hoog is. Verder neemt de rechtbank de conclusies van de psychiater en psycholoog over dat een intensieve en langdurige behandeling voor de problematiek van de verdachte noodzakelijk is, om het risico op recidive te verminderen. Gelet op de stoornissen van de verdachte en het feit dat hij in het verleden nauwelijks bereid is geweest tot het meewerken aan behandeling, is de rechtbank van oordeel dat bijzondere voorwaarden niet volstaan. Het voorgaande maakt dat er in dit geval geen reëel alternatief is voor de tbs-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een tbs-maatregel is voldaan. Er is sprake van een poging tot zware mishandeling, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Ten tijde van het begaan van de feiten was bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Daarnaast is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een hoog recidiverisico. De rechtbank ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van de Pro Justitia-rapporten en het reclasseringsrapport. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eisen dan ook dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het behandelverleden van de verdachte, het gebrek aan probleeminzicht en ziektebesef en de steeds ernstiger wordende (gewelds)delicten geen ruimte laten voor een andere conclusie dan dat oplegging van de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk is. De raadsvrouw heeft ter zitting bepleit dat de tbs-maatregel met dwangverpleging te ingrijpend is en de (kwetsbare) verdachte beter af zou zijn in een kliniek met een lager beveiligingsniveau, wat niet mogelijk is onder de tbs-maatregel met dwangverpleging. Uit de Pro Justitia-rapporten en de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting blijkt echter dat de verdachte meent dat het wel meevalt met zijn stoornissen, de oorzaken van de door hem begane delicten grotendeels buiten zichzelf plaatst en over weinig vermogens beschikt om zijn emoties onder controle te houden. Bovendien is een eerder aan de verdachte opgelegde behandeling, in de vorm van bijzondere voorwaarden, niet geslaagd. Tegen die achtergrond is oplegging van de tbs maatregel met dwangverpleging naar het oordeel van de rechtbank dan ook noodzakelijk.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat de tbs-maatregel met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot zware mishandeling. De totale duur van de op te leggen maatregel kan daarom een periode van vier jaren te boven gaan.
De gv-maatregel
Om ervoor te zorgen dat de verdachte na een mogelijke beëindiging van de tbs-maatregel in een forensisch kader kan worden ondersteund, begeleid en gemonitord door de reclassering, zal de rechtbank tevens de door de officier van justitie gevorderde gv-maatregel opleggen. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van deze maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht is voldaan. De rechtbank gelast namelijk de terbeschikkingstelling van de verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van personen en dieren.

7.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tijdens de terechtzitting, gelet op de problematiek van de verdachte en de gevorderde maatregelen, geconcludeerd tot afwijzing van beide vorderingen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht te verrekenen met de op de vorderingen tot tenuitvoerlegging vermelde straffen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de complexe problematiek van de verdachte en het belang bij spoedige behandeling en begeleiding van de verdachte, zal de rechtbank de verzoeken om de voorwaardelijke straffen ten uitvoer te leggen afwijzen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 37a, 37b, 38z, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
poging tot zware mishandeling;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast
de terbeschikkingstellingvan de verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd;
legt aan de verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 09/141172-23;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 09/020392-22.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Welie, voorzitter,
mr. F.X. Cozijn, rechter,
mr. S. Pereth, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. V.K.M. Hanssen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2025.