Deze uitspraak betreft een hersteluitspraak van de Rechtbank Den Haag in een zaak over een asielaanvraag. Eiser heeft op 23 december 2023 een asielaanvraag ingediend, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De termijn voor de minister om te beslissen begon op 20 juni 2025 en eindigde op 4 juli 2025. Eiser heeft op 4 juli 2025 beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep prematuur was, omdat de beslistermijn al was verstreken. Op 20 augustus 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om de minister te dwingen om opnieuw te beslissen. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden, omdat hij alsnog heeft beslist. De hersteluitspraak is gedaan omdat in de oorspronkelijke uitspraak een omissie was opgetreden, waarbij ten onrechte werd gesteld dat het beroep prematuur was ingediend. De rechtbank heeft de proceskosten voor eiser vastgesteld op € 453,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na bekendmaking.