ECLI:NL:RBDHA:2025:20123

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
24/6413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet met betrekking tot studerende eiser

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor de individuele inkomenstoeslag op grond van de Participatiewet (Pw). Eiser had zijn aanvraag ingediend op 29 januari 2024, maar deze werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 28 februari 2024. De afwijzing werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 3 juni 2024. Eiser, die in de referteperiode een WO-bacheloropleiding Bouwkunde volgde, kwam niet in aanmerking voor de toeslag omdat de wetgever ervan uitgaat dat mensen die een studie volgen, perspectief hebben op inkomensverbetering. De rechtbank heeft op 10 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag voor de toeslag terecht is. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij onder het sociaal minimum leeft en heeft in de afgelopen anderhalf jaar € 2.700,- aan energietoeslagen ontvangen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist dat hij in de referteperiode een studie heeft gevolgd, en dat dit betekent dat hij niet voldoet aan de voorwaarden voor de toeslag. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag in overeenstemming is met het doel van de toeslag en proportioneel is. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag voor de individuele inkomenstoeslag (hierna: de toeslag) op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag met het primaire besluit van 28 februari 2024 afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 3 juni 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft op 29 januari 2024 de toeslag aangevraagd. Bij primair besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat eiser niet aan alle voorwaarden voldoet. Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Eiser volgt een opleiding en/of heeft in de afgelopen 36 maanden een opleiding gevolgd. Het doel van de toeslag is volgens verweerder om een financiële ondersteuning te leveren aan mensen met een langdurig laag inkomen zonder uitzicht op inkomensverbetering. Mensen die in de referteperiode een opleiding hebben gevolgd zijn uitgesloten van de toeslag. De wetgever gaat er van uit dat mensen die een studie hebben gevolgd perspectief hebben op verbetering van hun inkomen en horen daarom niet tot de doelgroep. De referteperiode van drie jaar loopt van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 en verweerder heeft uit het dossier van eiser opgemaakt dat hij toen de WO-bacheloropleiding Bouwkunde volgde. Ook heeft eiser een Wajong-uitkering. Volgens verweerder betekent dit laatste niet zonder meer dat eiser zijn inkomenspositie niet kan verbeteren. Voor aanvulling van het sociaal minimum is de toeslag niet bedoeld, en eiser heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van andere regelingen. Verweerder heeft voorts in het licht van het evenredigheidsbeginsel overwogen dat de afwijzing niet resulteert in een acute noodsituatie. Eiser heeft niet onderbouwd met objectieve, verifieerbare stukken dat hij onder het sociaal minimum leeft. Ook heeft eiser de afgelopen anderhalf jaar € 2.700,- aan energietoeslagen ontvangen. De afwijzing vindt verweerder in overeenstemming met het doel van de toeslag en is derhalve proportioneel.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor de toeslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Wat vindt eiser?
4. Volgens eiser hanteert verweerder niet de maatstaven die vermeld staan op de website, eiser heeft daar onder de voorwaarden niet teruggelezen dat het volgen van een studie een afwijzingsgrond is. Ook toont verweerder geen sympathie voor de afgewezen aanvraag noodfonds energie. Eiser meent dat dit niet aan hem te wijten is, maar aan een websitestoring. Verweerder houdt zich evenmin aan het eigen beleid met betrekking tot wonen. Bovendien vraagt verweerder herhaaldelijk om dezelfde documenten die reeds aangeleverd zijn. Eiser ervaart dit als pestgedrag. Eiser stelt dat er sprake is van een persoonlijk faillissement. Twee jaar geleden heeft eiser een nieuwe start gemaakt in Den Haag nadat hij in Eindhoven verwikkeld was geraakt in procedures over achterstallig onderhoud aan zijn woning. Eiser heeft geprobeerd een eigen onderneming te starten, wat niet is gelukt. Eiser heeft chronische rugklachten en het is volgens hem onmogelijk mee te doen in het traditionele systeem. Volgens eiser wordt hij gediscrimineerd op leeftijd en handicap; enkele buren hebben wel de toeslag ontvangen, maar zij betalen minder huur terwijl hun woning qua vierkante meters identiek is aan de zijne. Eiser meent de toeslag nodig te hebben om mee te kunnen draaien in de samenleving op een duurzame manier.

Wat oordeelt de rechtbank?

5. Hetgeen door eiser is aangevoerd wat geen betrekking heeft op het bestreden besluit (de afwijzing van de toeslag), zoals een afgewezen aanvraag noodfonds energie of het woonbeleid van verweerder, valt buiten de omvang van dit geschil. Dit betekent dat de rechtbank hier geen oordeel over kan en mag geven. Derhalve laat de rechtbank dit verder onbesproken.
6. Op grond van artikel 36, eerste lid, van de Pw kan het college op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag verlenen.
7. Artikel 36, tweede lid, van de Pw bepaalt welke omstandigheden uit het eerste lid in ieder geval worden bedoeld, namelijk de krachten en bekwaamheden van de persoon en de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
8. In de Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Den Haag 2015 (hierna: de Verordening) heeft verweerder in artikel 3 uitsluitingsgronden genoemd en bepaald dat – voor zover hier relevant – degene die gedurende de referteperiode of op de peildatum een opleiding of studie volgt als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000 (WFS 2000) niet voor de toeslag in aanmerking komt.
8.1.
De referteperiode is in artikel 1 onder c van de Verordening gesteld op 36 maanden voorafgaand aan de 1e van de maand waarin de peildatum valt.
8.2.
Het enkele feit dat de uitsluitingsgrond niet in die – nader uitgewerkte – vorm op de algemene website van verweerder terug was te vinden onder het kopje “Algemene inkomenstoeslag aanvragen” op het moment dat eiser zijn verzoek indiende (daar staat alleen: “u bent geen student”), maakt niet dat deze niet zou mogen worden toegepast in zijn geval. Er is immers sprake van vastgesteld, gepubliceerd beleid.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft betwist in de referteperiode een studie te hebben gevolgd. Eiser heeft ter zitting weliswaar gesteld niet zeker te weten of hij in 2023 nog stond ingeschreven voor zijn opleiding, uit de gegevens van DUO blijkt dat eiser in de periode van 1 september 2015 tot en met 31 augustus 2023 aaneengesloten ingeschreven heeft gestaan voor de WO bacheloropleiding Bouwkunde. Aangezien de referteperiode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023 loopt, valt de inschrijving van de studie in de referteperiode.
9.1.
Volgens verweerder is er, gezien de opleiding die eiser heeft gevolgd in de referteperiode, zicht op inkomensverbetering.
9.2.
Eiser heeft evenmin betwist dat zijn opleiding zou kunnen bijdragen aan inkomensverbetering. Ondanks dat hij deze studie uiteindelijk niet heeft afgerond, kan niet worden gezegd dat een uitzicht op inkomensverbetering tijdens het volgen van die studie niet heeft bestaan.
9.3.
Verweerder heeft op juiste gronden de aanvraag van eiser om individuele inkomenstoeslag afgewezen.
10. Voor zover eiser een beroep heeft willen doen op het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie heeft eiser dit niet nader onderbouwd en is de rechtbank niet gebleken dat hiervan sprake is.
10. Voor zover eiser heeft bedoeld zich op artikel 8 van de Verordening te beroepen, waarin is bepaald dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, overweegt de rechtbank dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er van dergelijke onbillijkheden sprake is. Eiser heeft ter zitting gesteld te werken voor de huur en de boodschappen. Daarnaast heeft verweerder gesteld dat eiser een Wajong-uitkering ontvangt. Eiser heeft dit niet betwist. Voor het betalen van zijn collegegeld ontving eiser levenlanglerenkrediet. Bij het terugbetalen van het levenlanglerenkrediet aan DUO wordt rekening gehouden met de draagkracht. Dat sprake is van een acute noodsituatie is derhalve niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meessen, rechter, in aanwezigheid van
mr.E.P.A. Stok, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.