ECLI:NL:RBDHA:2025:20030

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/688355 / HA ZA 25-610
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.J.-A. Seinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake nalatenschap en boedelregister

In deze zaak heeft eiseres, na het overlijden van haar ex-echtgenoot, de nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard. De notaris heeft haar echter geïnformeerd dat de erfstelling in het testament is komen te vervallen op basis van artikel 4:52 BW. Eiseres heeft het Rijksvastgoedbedrijf gedagvaard en vordert een verklaring voor recht dat de registratie in het boedelregister onjuist is, en verzoekt om verwijdering van deze registratie. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot verklaring voor recht moet worden ingesteld door of tegen allen die onmiddellijk bij de rechtsverhouding zijn betrokken. Het Rijksvastgoedbedrijf wordt niet als onmiddellijk betrokkene beschouwd, waardoor de rechtbank eiseres niet-ontvankelijk verklaart. Eiseres kan haar persoonsgegevens in het boedelregister wijzigen via de procedure zoals beschreven in de artikelen 34 en 35 UAVG. De rechtbank wijst de vordering af en veroordeelt eiseres in de proceskosten, die aan de zijde van het Rijksvastgoedbedrijf op nihil worden gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag
Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/688355 / HA ZA 25-610
Vonnis van 29 oktober 2025
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats] ,
eiseres,
hierna: [eiseres] ,
advocaat: mr. G.V. Murray te Den Haag,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
RIJKSVASTGOEDBEDRIJFte Den Haag,
gedaagde,
hierna: het Rijksvastgoedbedrijf,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit:
  • het verzoekschrift namens [eiseres] tot verwijdering/doorhaling beneficiaire aanvaarding boedelregister, met bijlagen 1 tot en met 6, op 24 maart 2025 ontvangen ter griffie van het team kanton van de rechtbank Den Haag;
  • de verwijzingsbeschikking van de kantonrechter van 3 juni 2025, waarbij de kantonrechter heeft bepaald dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt moet worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure, bij het team handel van de rechtbank Den Haag;
  • de dagvaarding van 3 juli 2025, tegen de eerste roldatum van 16 juli 2025, met producties 1 tot en met 8 (hierna ook: de dagvaarding);
  • het tegen het Rijksvastgoedbedrijf verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is de datum bepaald waarop dit vonnis wordt gewezen.

2.Inhoud processtukken en producties

2.1.
Uit de processtukken van [eiseres] en de bijlagen daarbij blijkt het volgende.
2.2.
De heer [erflater] (hierna: erflater) is op [dag 1] 2024 overleden. Zijn laatste woonplaats was in de gemeente [gemeente] .
2.3.
Bij testament van 11 februari 1993 heeft erflater over zijn nalatenschap beschikt. In het testament is onder meer het volgende opgenomen:
‘Ik benoem tot mijn enige erfgename [ [eiseres] ].
2.4.
Erflater en [eiseres] zijn op [dag 2] 1993 met elkaar getrouwd.
2.5.
Bij beschikking van [dag 3] 2010 van (destijds) de sector familie- en jeugdrecht van de rechtbank ’s-Gravenhage, is de echtscheiding tussen [eiseres] en erflater uitgesproken. Deze echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.6.
Erflater heeft het testament nimmer herroepen. Op [dag 1] 2024 is erflater overleden in zijn laatste woonplaats, namelijk de gemeente [gemeente] .
2.7.
Op 16 januari 2025 heeft [eiseres] in het bedoelregister van de rechtbank Den Haag laten vastleggen dat zij de nalatenschap van erflater aanvaardde onder het voorrecht van boedelbeschrijving (beneficiaire aanvaarding).

3.De vordering en de grondslagen daarvan

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis ofwel bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • verklaart voor recht dat de erfstelling, opgenomen in het testament is komen te vervallen;
  • verklaart voor recht dat [eiseres] geen erfgename is en dat zij de nalatenschap van erflater ook niet beneficiair kon aanvaarden;
  • verklaart voor recht dat de registratie van de akte tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater in het boedelregister ten onrechte heeft plaatsgevonden;
  • de griffier opdraagt om de registratie van de akte tot beneficiaire aanvaarding van de nalatenschap van erflater d.d. 16 januari 2025 uit het boedelregister te verwijderen ofwel door te halen;
en daarbij de beslissen dat [eiseres] en het Rijksvastgoedbedrijf hun eigen proceskosten dragen.
3.2.
[eiseres] legt aan het gevorderde het volgende ten grondslag. Na het overlijden van erflater heeft [eiseres] verondersteld dat zij de erfgenaam van erflater was vanwege de inhoud van het testament van erflater. Op basis van deze veronderstelling heeft [eiseres] verklaard de erfenis van erflater te aanvaarden en dat laten registreren in het boedelregister bij de rechtbank Den Haag. Inmiddels is [eiseres] ermee bekend geworden dat zij ten tijde van het overlijden van erflater geen erfgenaam meer was, gelet op het bepaalde in artikel 4:52 van het Burgerlijk Wetboek (BW). [eiseres] heeft gepoogd om haar registratie in het boedelregister als erfgenaam van erflater die beneficiair heeft aanvaard, te laten doorhalen of verwijderen, echter zonder succes. [eiseres] probeert dit alsnog te bereiken door middel van deze procedure. Registraties in het boedelregister moeten zoveel mogelijk in overeenstemming zijn met hetgeen rechtens is. Het Rijksvastgoedbedrijf is belast met het beheren van onbeheerde nalatenschappen en heeft evenals [eiseres] belang bij duidelijkheid over de positie van [eiseres] met betrekking tot de nalatenschap van erflater.

4.De beoordeling

Het boedelregister; juridisch kader

4.1.
Op deze zaak zijn de volgende regels van toepassing
4.1.1.
Artikel 4:186 BW is bepaalt onder meer het volgende:
De griffiers van de rechtbanken houden een openbaar boedelregister, waarin krachtens wettelijk voorschrift feiten worden ingeschreven, die voor de rechtstoestand van opengevallen nalatenschappen van belang zijn.
Een notaris die is betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap, doet zich in het boedelregister inschrijven.
De wijze van inrichting en raadpleging van het boedelregister worden bij algemene maatregel van bestuur geregeld.
(...).
4.1.2.
De wijze van inrichting en raadpleging van het boedelregister als bedoeld in artikel 4:186 lid 3 BW is geregeld in het Besluit boedelregister.
4.1.3.
Uit artikel 4:191 lid 1 BW volgt (onder meer) dat aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving geschiedt door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring ter griffie van de rechtbank van de laatste woonplaats van erflater, waarbij deze verklaring in het boedelregister wordt ingeschreven.
4.1.4.
Artikel 4:52 BW bepaalt dat een beschikking, getroffen ten voordele van degene met wie de erflater op het tijdstip van het maken van de uiterste wil gehuwd was of reeds trouwbeloften gewisseld had, vervalt door een daarna ingetreden echtscheiding of scheiding van tafel en bed, tenzij uit de uiterste wil zelf het tegendeel valt af te leiden.
De gevraagde verklaringen voor recht
4.2.
Een vordering tot verklaring voor recht moet, op straffe van niet-ontvankelijkheid, zijn ingesteld door of tegen allen die onmiddellijk bij de rechtsverhouding zijn betrokken.
4.3.
De Rijksvastgoeddienst heeft weliswaar als taak onbeheerde nalatenschappen te beheren, maar geldt daarmee naar het oordeel van de rechtbank nog niet als onmiddellijk betrokkene bij de nalatenschap van erflater. De rechtbank moet [eiseres] daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Het probleem in deze zaak
4.4.
[eiseres] heeft zich met het oog op artikel 4:191 lid 1 BW in het boedelregister laten inschrijven als erfgenaam van de erflater die zijn nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. Nadien heeft de notaris haar gewezen op artikel 4:52 BW.
4.5.
Uitgaand van de juistheid van wat [eiseres] in de dagvaarding schrijft, zou men kunnen concluderen dat de aanwijzing van haar als erfgenaam van erflater in het testament is komen te vervallen als gevolg van de echtscheiding van [eiseres] en erflater. Daarvan uitgaande was [eiseres] al geen erfgenaam meer toen zij de verklaring aflegde, zodat zij de nalatenschap van erflater niet met rechtsgevolg (beneficiair) heeft kunnen aanvaarden. De registratie in het boedelregister die in deze procedure aan de orde is, zou dan niet in overeenstemming zijn met de daadwerkelijke rechtstoestand.
Procedure voor wijziging persoonsgegevens in boedelregister
4.6.
Uit de processtukken leidt de rechtbank af dat deze procedure erop is gericht de registratie in het boedelregister in overeenstemming te brengen met de rechtstoestand zoals die er volgens [eiseres] daadwerkelijk is. Het Besluit Boedelregister bevat echter geen voorziening voor wijziging van de registratie van de betreffende persoonsgegevens van [eiseres] .
4.7.
Echter, als de in het boedelregister opgenomen gegevens inderdaad onjuist zijn, heeft [eiseres] op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) recht op aanpassing van haar gegevens. De AVG is ook van toepassing op de activiteiten van gerechten, voor zover deze niet zien op strafzaken.
De situatie die in deze procedure aan de orde is, wordt naar het oordeel van de rechtbank niet bestreken door de Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door de gerechten en het parket bij de Hoge Raad. De persoonsgegevens van [eiseres] zijn immers niet in het Boedelregister verwerkt in het kader van een rechtszaak (zie artikel 2 van deze regeling).
Er staat evenmin een andere bijzondere procedure open (zie artikel 47 van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG)).
4.8.
Aangezien de griffier van de rechtbank Den Haag geen bestuursorgaan is, en een specifieke wettelijke regeling ontbreekt, is [eiseres] aangewezen op de procedure zoals die volgt uit de artikelen 34 en 35 UAVG.
Dit betekent dat [eiseres] eerst een verzoek kan indienen als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 AVG bij de griffier van de rechtbank Den Haag (de verwerkingsverantwoordelijke). Dit betreft een AVG-verzoek en niet een verzoekschrift in het kader van een civiele verzoekschriftprocedure bij de rechtbank.
Als de griffier van de rechtbank Den Haag niet tijdig op het AVG-verzoek beslist of dit afwijst, heeft [eiseres] de mogelijkheid een civiele verzoekschriftprocedure te starten, in overeenstemming met artikel 35 lid 2 UAVG.
4.9.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank [eiseres] niet-ontvankelijk zal verklaren.
Proceskosten
4.10.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en wordt dus in de proceskosten veroordeeld. Het Rijksvastgoedbedrijf is echter niet verschenen en heeft dus geen proceskosten gemaakt. De rechtbank stelt de proceskostenveroordeling daarom op nihil.
Eventueel: doorsturen als AVG-verzoek
4.11.
De rechtbank wil [eiseres] niet van het kastje naar de muur sturen, maar wil haar ook geen woorden in de mond leggen.
De rechtbank leest in de vordering van [eiseres] een verzoek op grond van de artikelen 16 AVG (recht op rectificatie) en 17 lid 1 onder e AVG (recht op gegevenswissing).
Als de advocaat van [eiseres] via Zivver aan de griffie meedeelt dat [eiseres] dit wil, zal de rechtbank dit vonnis intern doorsturen aan de griffier van de rechtbank Den Haag met de vraag de vordering van [eiseres] als een zodanig verzoek in behandeling te nemen. Daarna zal de gewone AVG-procedure moeten worden doorlopen; hierin zal de juistheid van de stellingen van [eiseres] aan de orde komen.
Als [eiseres] meer of andere verzoeken voor ogen staan, zal zij die zelfstandig bij de griffier moeten indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen;
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Rijksvastgoeddienst begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J-A. Seinen en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2025.
Type: 1769