In deze zaak heeft de verzoeker, een Oekraïense burger, op 13 april 2024 een verzoek ingediend bij de minister van Asiel en Migratie om de beëindiging van zijn tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming op te schorten. De minister heeft echter niet gereageerd op dit verzoek, wat de verzoeker heeft doen besluiten om beroep in te stellen. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak is opgemerkt dat er eerder, op dezelfde dag, een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL24.15191) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker. Aangezien er inmiddels een uitspraak is gedaan op het beroep, is de voorlopige voorziening niet meer nodig.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, in aanwezigheid van mr. Y. van Wijk als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.