ECLI:NL:RBDHA:2025:1994

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
NL24.26991
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, die zich richtte tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn asielaanvraag. Eiser had zijn aanvraag op 17 februari 2023 ingediend, maar de minister had pas op 10 mei 2024 een besluit genomen. Eiser handhaafde zijn beroep, met de bedoeling dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom zou vaststellen en de minister zou veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk was. Dit kwam doordat de minister inmiddels had beslist op de aanvraag, waardoor eiser geen procesbelang meer had bij zijn beroep. De rechtbank stelde vast dat het beroep niet van rechtswege betrekking had op het reële besluit, omdat de minister met dit besluit volledig tegemoet was gekomen aan de eisen van eiser.

Daarnaast overwoog de rechtbank dat de asielaanvraag van eiser onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3 viel, wat betekende dat de beslistermijn met negen maanden was verlengd. Aangezien de minister binnen deze verlengde termijn had beslist, was er geen sprake van een overschrijding van de beslistermijn. Daarom zag de rechtbank geen aanleiding om de minister te veroordelen in de proceskosten die eiser had gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en deed deze uitspraak op 30 januari 2025, onder leiding van rechter G.P. Loman en in aanwezigheid van griffier M.M. Mulder.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.26991
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Issa)

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag.
Op 10 mei 2024 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag (het reële besluit).
Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd. Hiermee beoogt hij dat de rechtbank de bestuurlijke dwangsom vaststelt en dat de rechtbank overgaat tot veroordeling van de minister in de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in de zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Het beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen door de minister is kennelijk niet- ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat de minister alsnog zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat de minister inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft zogezegd geen procesbelang meer bij zijn beroep.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft beroep van eiser niet van rechtswege betrekking op het reële besluit, aangezien eiser daarbij onvoldoende belang heeft.2 Met het reële besluit is de minister immers geheel tegemoet gekomen aan het beroep van eiser.
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb.
Proceskostenveroordeling
4. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt, overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft op 17 februari 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht. Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd.
5. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van de WBV 2023/3. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 17 mei 2024 op de aanvraag moet beslissen. De beschikking van 10 mei 2024 is dus binnen de beslistermijn ingediend. Het voorgaande zou hebben geleid tot een niet- ontvankelijk beroep, aangezien er geen sprake is van een overschrijding van de beslistermijn.
6. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 januari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.