ECLI:NL:RBDHA:2025:19855

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.10587
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Colombiaanse eiseres wegens onvoldoende onderzoek naar persoonlijke situatie en sociale leiderschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 september 2025, werd het beroep van een Colombiaanse eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag behandeld. De eiseres, geboren in 1997, had haar asielaanvraag ingediend op 10 juni 2022, na haar aankomst in Nederland vanuit Spanje. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 15 februari 2024, omdat verweerder onvoldoende geloof hechtte aan de vrees van de eiseres voor vervolging door een gewapende groepering in Colombia, waar zij naar eigen zeggen problemen mee had ondervonden vanwege haar betrokkenheid bij protestmarsen tegen de regering.

De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende uitputtend en grondig onderzoek had verricht naar de relevante omstandigheden van de persoonlijke situatie van de eiseres en de algemene context in Colombia. De rechtbank merkte op dat het op de weg van verweerder lag om de eiseres nader te bevragen over haar gestelde sociale leiderschap en haar maatschappelijke betrokkenheid, die zij had aangegeven in haar correcties en aanvullingen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd, en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak en de aanvullende stukken van de eiseres.

De rechtbank veroordeelde verweerder ook in de proceskosten van de eiseres, die op € 1.814,- werden vastgesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager grondig moeten worden onderzocht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.10587
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] 1997, van Colombiaanse nationaliteit, eiseres
(gemachtigde: mr. J. Bravo Mougán),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,verweerder
(gemachtigde: mr. M. van Boheemen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres. Verweerder heeft deze asielaanvraag met het besluit van 15 februari 2024 (het bestreden besluit) afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, A. Colagiovanni, als tolk in de Spaanse taal en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Achtergrond
2. Eiseres heeft op 14 april 2022 Colombia verlaten. Zij is eerst naar Spanje vertrokken en is toen vanuit Spanje op 5 juni 2022 in Nederland aangekomen. Op 10 juni 2022 heeft zij een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is met het besluit van 15 februari 2024 afgewezen als ongegrond.
Asielrelaas
3. Eiseres heeft het volgende aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd. Zij heeft hulp geboden bij protestmarsen [2] tegen de regering. Als gevolg hiervan heeft zij problemen ondervonden met de gewapende groepering [naam groepering] . Zij vreest dat zij bij terugkeer zal worden vermoord door [naam groepering] .
Besluitvorming
4. Verweerder heeft de volgende relevante elementen onderscheiden:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Betrokkenheid bij protestmarsen
Politieke overtuiging
Problemen met [naam groepering] vanwege betrokkenheid bij protestmarsen.
4.1.
Verweerder heeft de eerste drie elementen geloofwaardig geacht, maar heeft het vierde element ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder is het namelijk ongeloofwaardig dat [naam groepering] eiseres wat zou willen aandoen, omdat niet is gebleken dat eiseres [naam groepering] heeft tegengewerkt. Eiseres had geen organiserende of inhoudelijke rol bij de protesten en was ook niet verantwoordelijk voor de wegblokkades waar [naam groepering] direct hinder van zou hebben ondervonden. Het enkel bieden van hulp aan de demonstranten is onvoldoende om aan te nemen dat eiseres een doelwit voor [naam groepering] is geworden. Er is daarnaast geen aanleiding om te volgen dat [naam groepering] eiseres als sociaal leider zou zien, omdat eiseres geen activiteiten heeft uitgevoerd die daarop duiden. Tijdens de protestmarsen vervulde eiseres namelijk geen vooraanstaande rol en het feit dat eiseres sociaal betrokken was (gelet op haar posts op sociale media en haar lidmaatschap bij [partij] ) maakt haar nog geen sociaal leider. Eiseres heeft verder niets verklaard over haar rol die zij zou hebben vervuld bij [partij] .
4.2.
Verweerder volgt eiseres niet in haar standpunt in de zienswijze dat haar sociale en maatschappelijke betrokkenheid als een relevant element moet worden opgenomen. De beoordeling daarvan heeft immers plaatsgevonden onder het relevante element ‘politieke overtuiging’. De verklaringen van eiseres over haar sociale en maatschappelijke betrokkenheid zijn reeds geloofwaardig geacht en zullen worden meegenomen bij de toetsing van haar politieke overtuiging en, in dat kader, haar gestelde sociale leiderschap. Hiermee
worden de verklaringen van eiseres over haar maatschappelijke betrokkenheid binnen de
kern van het element ‘politieke overtuiging’ verder getoetst en wordt overwogen
in hoeverre haar betrokkenheid bij [partij] hierin een rol speelt. Omdat de betrokkenheid van eiseres bij [partij] onderdeel uitmaakt van haar politieke overtuiging, is het niet noodzakelijk om van haar geloofwaardige betrokkenheid bij deze organisatie een opzichzelfstaand element te maken.
Standpunt eiseres
5. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij bij terugkeer naar Colombia heeft te vrezen voor vervolging door [naam groepering] . Volgens eiseres is de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling op meerdere punten onjuist uitgevoerd. Eiseres heeft daartoe onder andere aangevoerd dat zij in een vroeg stadium naar voren heeft gebracht dat zij als sociaal leider kan worden gezien. Verweerder had haar op dit punt (nader) moeten horen en om deze reden heeft de besluitvorming onzorgvuldig plaatsgevonden. Eiseres is van mening dat aan haar wel degelijk een toegedichte rol als sociaal leider kan worden toegekend. Ze is namelijk naast haar betrokkenheid en activiteiten bij de protestmarsen, in het verleden op verschillende manieren politiek en maatschappelijk actief geweest binnen de gemeenschap en op sociale media en was lid van [partij] . Deze feiten heeft verweerder niet betwist. Eiseres verwijst naar verschillende bronnen waaruit blijkt dat de term ‘sociaal leider’ al langere tijd bestaat in Colombia, maar dat er geen duidelijke definitie is. In de beschikking onderbouwd verweerder onvoldoende waarom de activiteiten en betrokkenheid van eiseres in het verleden niet kan worden gezien als activiteiten die gericht zijn op “
het verspreiden, onderrichten, aan de kaak stellen, volgen, documenteren, bevorderen, verdedigen, beschermen of verwezenlijken van mensenrechten en fundamentele vrijheden, op lokaal, regionaal, nationaal of internationaal niveau. [3] ” Eiseres heeft immers zichtbaar activiteiten verricht bij maatschappelijke en politieke instellingen. Eiseres meent dan ook dat verweerder in de besluitvorming niet zorgvuldig en binnen de context in Colombia heeft onderzocht of eiseres kan worden gezien als (toegedicht) sociaal leider. De beoordeling van de vraag of eiseres kan worden aangemerkt als sociaal leider is daarom niet zorgvuldig geweest.
Juridisch kader
6. Uit het arrest S en A [4] van 21 september 2023 van het Hof [5] volgt dat de autoriteiten een
uitputtend en grondig onderzoek [6] moeten verrichten van alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van de vreemdeling en van de meer algemene context van zijn land van herkomst, teneinde vast te stellen of de vreemdeling een gegronde vrees heeft om persoonlijk te worden vervolgd wegens zijn politieke overtuiging, en met name wegens enige overtuiging die hem kan worden toegedicht door potentiële actoren van vervolging in zijn land van herkomst.
6.1.
In Informatiebericht (IB) 2024/10 heeft verweerder, voor zover thans van belang, op
pagina 3 het volgende opgenomen:

“(…) De beoordeling van de gestelde vrees voor vervolging

De vrees van een vreemdeling voor vervolging wegens zijn ‘politieke overtuiging’ dient op individuele basis en per geval te worden verricht. Met in achtneming van de relevante informatie over het land van herkomst moet worden beoordeeld of op grond van de gebleken (en dus geloofwaardig geachte) omstandigheden (zoals de verrichte activiteiten en de politieke overtuiging) aannemelijk is dat de vreemdeling in de negatieve belangstelling van potentiële actoren van vervolging staat of zal komen te staan en hierdoor een gegronde vrees heeft om daadwerkelijk te worden vervolgd bij terugkeer in zijn land van herkomst. De beoordeling is gericht op de sterkte van de overtuiging en de eventueel geloofwaardige verrichte activiteiten en de daaraan ontleende vrees bij terugkeer. Daarbij moet ook worden betrokken welke door de gestelde politieke overtuiging gemotiveerde activiteiten de vreemdeling bij terugkeer stelt te willen verrichten of hoe hij of zij anderszins zijn of haar opvatting, mening of gedachte zou willen uiten, en wat de gevolgen daarvan zouden zijn. Op grond van de hieronder beschreven omstandigheden beoordeel je – op basis van de sterkte van de overtuiging en/of de reeds in land van herkomst of land van toevlucht verrichte activiteiten – of aannemelijk is dat de vreemdeling zich op die manier zal uiten en of hij of zij daardoor te vrezen heeft. De vreemdeling moet hierover dan ook bevraagd worden tijdens het gehoor.(…)
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder uitputtend en grondig onderzoek heeft verricht naar alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van eiseres en van de meer algemene context in Colombia. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en zal dit hierna uitleggen. Daarbij gaat de rechtbank eerst in op wat eiseres heeft verklaard in het nader gehoor en vervolgens wat zij heeft opgenomen in de correcties en aanvullingen.
7.1.
Hoewel eiseres in het nader gehoor eerst heeft verklaard dat zij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege haar politieke overtuiging of de door haar ontplooide activiteiten [7] , heeft zij later verklaard dat zij aan drie protestmarsen heeft meegedaan [8] en hierna meerdere malen is bedreigd [9] , is uitgescholden en is aangereden met haar motor [10] . Volgens eiseres zeiden getuigen dat mensen van [naam groepering] haar hadden aangereden. [naam groepering] houden zich bezig met drugs, ontvoeringen en het rekruteren van mensen [11] en de wegblokkeringen (tijdens de protestmarsen) zorgden ervoor dat [naam groepering] niet kon circuleren [12] . Eiseres heeft verder verklaard dat zij niet weet waarom zij persoonlijk werd gezien als tegenstander van [naam groepering] [13] . Zij heeft wel een vermoeden, namelijk dat [naam groepering] haar misschien zag als een sociaal leider [14] . Op de vraag hoezo [naam groepering] haar dan zou kunnen zien als zo’n sociaal leider heeft eiseres verklaard dat zij (tijdens de protestmarsen) constant mensen aan het transporteren was (met haar motor), op belangrijke punten aanwezig was en met mensen op de eerste linie was om hen eten en drinken te brengen [15] . De rechtbank is van oordeel dat de gehoormedewerker onvoldoende op dit punt heeft doorgevraagd. Zo had het in de rede gelegen om aan eiseres te vragen of er nog andere redenen zijn op grond waarvan zij als sociaal leider zou kunnen worden gezien / dit de enige reden was waarom zij als sociaal leider zou kunnen worden gezien en/of te vragen of zij naast haar deelname aan de protestmarsen ook andere sociale en maatschappelijke activiteiten verricht of heeft verricht.
7.2.
Eiseres heeft vervolgens bij de correcties en aanvullingen haar verklaring gecorrigeerd en aangevuld. Zo heeft eiseres onder andere gecorrigeerd dat zij denkt dat [naam groepering] zouden kunnen hebben gedacht dat ze een sociaal leider was, aangezien ze ook vóór de hulp bij marsen al sociaal en maatschappelijk actief was. Aanvullend heeft eiseres verklaard dat zij tussen 2015 en 2018 lid was bij het [partij] . Daar is haar sociale betrokkenheid ontstaan.
7.3.
De rechtbank begrijpt eiseres dus op die manier dat zij niet (enkel) denkt dat [naam groepering] haar als sociaal leider heeft gezien vanwege haar betrokkenheid bij de protestmarsen, maar vanwege haar sociale en maatschappelijke activiteiten in het verleden. Een voorbeeld daarvan is het lidmaatschap bij [partij] . Omdat het aan verweerder is om grondig en uitputtend onderzoek te doen, had verweerder eiseres – gelet op de correctie van de reden dat [naam groepering] zou kunnen denken dat zij een sociaal leider is – hierover nader moeten bevragen.
7.4.
In het verlengde hiervan is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij niet heeft verklaard over de rol die zij bij [partij] zou hebben vervuld, op grond waarvan volgens verweerder niet duidelijk is hoe eiseres vanwege dit gestelde lidmaatschap als sociaal leider zou kunnen worden gezien. Het lag namelijk op de weg van verweerder om eiseres hier nader over te bevragen. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de besluitvorming de maatschappelijke betrokkenheid van eiseres ten onrechte heeft beperkt tot ‘hulp bij de protestmarsen en het lidmaatschap van [partij] , terwijl verweerder niet heeft uitgevraagd of eiseres ook op andere wijze maatschappelijk betrokken is geweest. Uit de correcties en aanvullingen en de zienswijze volgt namelijk dat het lidmaatschap van eiseres bij [partij] een voorbeeld is van haar maatschappelijke betrokkenheid.
7.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende uitputtend en grondig onderzoek heeft verricht naar alle relevante omstandigheden met betrekking tot de specifieke persoonlijke situatie van eiseres. Zo lag het op de weg van verweerder om eiseres nader te bevragen over haar gestelde sociale leiderschap en wat zij in de correcties en aanvullingen heeft vermeld, teneinde haar persoonlijke situatie goed in kaart te brengen en deze vervolgens af te zetten tegen de algemene context in Colombia. Het voorgaande betekent dat verweerder eiseres hierover opnieuw dient te horen. Afhankelijk van uitkomsten van het nader onderzoek ligt het op de weg van verweerder haar verklaringen op zodanige wijze te betrekken dat recht wordt gedaan aan de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Bij dit nader onderzoek dient verweerder ook de stukken te betrekken die eiseres in beroep heeft overgelegd [16] .
7.6.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat dit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. De rechtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten. Verweerder zal eiseres namelijk opnieuw moeten horen en in het nieuw te nemen besluit ook rekening dienen te houden met de stukken die eiseres in beroep nog heeft overgelegd. Bij het nieuw te nemen besluit, dient verweerder ook rekening te houden met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder een termijn van acht weken voor het nemen van een nieuw besluit.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.R. Bleijendaal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Belhadi, griffier
.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.In 2021.
3.Algemeen Ambtsbericht Colombia, maart 2022, pagina 23 en 24.
4.ECLI:EU:C:2023:688.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie.
6.Onderstreping rechtbank.
7.Pagina 8 van het nader gehoor.
8.Pagina 10 van het nader gehoor, antwoord op de tweede vraag onder het kopje ‘‘Activiteiten’’.
9.Pagina 4, eerste alinea van onder, en pagina 5, tweede en derde alinea van boven, van het nader gehoor.
10.Pagina 5, derde alinea van onder, nader gehoor.
11.Pagina 14, antwoord op de eerste vraag onder het kopje “Gewapende groepering: [naam groepering] ”.
12.Pagina 14 van het nader gehoor, antwoord op de vierde vraag onder het kopje “Gewapende groepering: [naam groepering] ”.
13.Pagina 14 van het nader gehoor, antwoord op de zesde vraag onder het kopje “Gewapende groepering: [naam groepering] ”.
14.Pagina 14 van het nader gehoor, antwoord op de achtste vraag onder het kopje “Gewapende groepering: [naam groepering] ”.
15.Pagina 14 van het nader gehoor, antwoord op de negende vraag onder het kopje “Gewapende groepering: [naam groepering] ”.
16.Aanvullende beroepsgronden van 23 mei 2025.