ECLI:NL:RBDHA:2025:19853
Rechtbank Den Haag
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Herroeping van voorwaardelijke invrijheidstelling na overtreding van voorwaarden en gebrek aan medewerking aan behandeling
Op 23 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar voor ontucht. De veroordeelde was op 15 januari 2025 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar het Openbaar Ministerie besloot op 5 augustus 2025 deze invrijheidstelling te herroepen voor de duur van 244 dagen. De rechtbank ontving op 18 augustus 2025 een bezwaar tegen deze beslissing, dat op 2 en 16 september 2025 in openbare raadkamer werd behandeld. De veroordeelde en zijn raadsman, mr. W.B.O. van Soest, waren aanwezig, evenals de officier van justitie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde meerdere voorwaarden van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden, waaronder een locatieverbod en de verplichting tot deelname aan ambulante behandeling. De veroordeelde heeft erkend dat hij het locatieverbod heeft overtreden, maar betwistte de ernst van deze overtreding. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de voorgeschreven ambulante behandeling, ondanks dat hem meerdere kansen zijn geboden. De reclassering heeft aangegeven dat de veroordeelde niet bereid was om te praten over zijn delict en geen hulpvraag had.
De rechtbank concludeert dat de veroordeelde niet eerlijk is geweest over zijn inzet voor de behandeling en dat hij onvoldoende heeft gedaan om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank oordeelt dat het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot de beslissing van volledige herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling heeft kunnen komen. De rechtbank verklaart het bezwaar van de veroordeelde ongegrond en bevestigt de beslissing van het Openbaar Ministerie.