ECLI:NL:RBDHA:2025:1985

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
09/171120-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging door beschieten van een woning met een automatisch vuurwapen

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 7 juli 2022 in Leiden, waar de verdachte samen met anderen meerdere malen met een Kalashnikov op een woning heeft geschoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er voldoende bewijs is voor de bewezenverklaring van de subsidiaire tenlastelegging van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante begeleiding. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële schade hebben geleden door de bedreiging. De rechtbank heeft ook de inbeslagname van het vuurwapen bevolen en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/171120-22, 13/218338-20 (tul)
Datum uitspraak: 13 februari 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van Diemen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2022 te Leiden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om de bewoner(s) van de woning gelegen aan de [adres 2] en/of (een) bewoner(s) van omliggende woningen, althans (een) of meer onbekend gebleven perso(o)n(en), opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met een automatisch vuurwapen op die woning(en), althans in de richting van die woning(en), heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2022 te Leiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, de bewoner(s) van de woning gelegen aan de [adres 2] en/of een of meer bewoner(s) van omliggende woningen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door meerdere malen met een automatisch vuurwapen op die woning(en), althans in de richting van die woning(en), te schieten;
2.
hij op of omstreeks 7 juli 2022 te Leiden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch vuurwapen, van het merk Kalashnikov, type AK-47, kaliber 7.62, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten 1 subsidiair en 2 met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezenverklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van feit 1 primair.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen: [1]
de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 30 januari 2025;
het proces-verbaal van aangifte door [naam 1] , opgemaakt op 13 juli 2022 (p. 99-103);
het proces-verbaal van de materiedeskundige (wapens, munitie en explosieven), opgemaakt op 11 juli 2022 (p. 94-98);
het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] Leiden), opgemaakt op 17 juli 2022 (p. 361-369);
een geschrift, te weten het NFI-rapport Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Leiden op 7 juli 2022, p. 506-516.
3.2.
Vrijspraak
De rechtbank is met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen.
3.3.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank wijdt enkele nadere bewijsoverwegingen aan de bewezenverklaring van medeplegen. De rechtbank stelt voorop dat medeplegen kan worden bewezen verklaard wanneer vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier blijkt dat de verdachte is benaderd door twee voor hem onbekende mannen, dat deze mannen hem hebben gevraagd om mensen bang te maken met een Kalashnikov voor een geldbedrag, dat de verdachte daarop is ingegaan, zij vervolgens samen in een busje naar de [adres 2] zijn gereden, dat hij nog niet eerder met een dergelijk wapen had geschoten en door deze personen is geïnstrueerd over hoe met het wapen om te gaan. De verdachte is vervolgens zelf naar de [adres 2] gereden en heeft meermaals met het wapen op de woning geschoten. De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat hoewel er geen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering van de feiten, er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de verdachte met name de rol van uitvoerder heeft gehad bij de bedreiging en de twee – tot op heden onbekend gebleven personen – een grote intellectuele bijdrage hebben geleverd. Ook is er een materiële bijdrage geleverd door deze twee personen door het vuurwapen aan de verdachte te geven. Gelet daarop is de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht geweest en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van medeplegen van de bewezen verklaarde feiten.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1. (subsidiair)
hij op 7 juli 2022 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, de bewoners van de woning gelegen aan de [adres 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door meerdere malen met een automatisch vuurwapen op die woning te schieten;
2.
hij op 7 juli 2022 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een automatisch vuurwapen, van het merk Kalas
jnikov, type AK-47, kaliber 7.62, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden (kort gezegd): een meldplicht bij de reclassering, ambulante begeleiding bij De Waag en het geven van inzicht in zijn financiën.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een strafmaatverweer gevoerd inhoudende dat aan de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dan voor de duur die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte staat open voor hulpverlening door de reclassering en is in staat om een (aanvullende) taakstraf te verrichten.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking. De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een zeer ernstige bedreiging door met een automatisch vuurwapen een woning te beschieten. Deze beschieting maakte onderdeel uit van een reeks beschietingen gericht tegen één familie. Dit is een uitermate indringende en intimiderende bedreiging, waarbij van geluk mag worden gesproken dat zich ten tijde van de beschieting niemand in de woning bevond en er geen slachtoffers zijn gevallen. De kogels drongen door tot diep in de woning en brachten ernstige vernielingen aan. Dit geweldsmisdrijf getuigt van een ernstig gebrek aan respect voor de bewoners en een familielid dat daar ook regelmatig verbleef. De verdachte heeft door zijn handelen grote gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg gebracht, ook bij de omwonenden. Uit de verklaring van één van de slachtoffers blijkt hoeveel impact het voorval heeft gehad op haar leven en dat zij ten gevolge hiervan tijdelijk niet kon werken. De rechtbank rekent de verdachte dit alles ernstig aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 januari 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte in het verleden eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens het plegen van misdrijven. De verdachte liep bovendien in een proeftijd ten tijde van het thans bewezenverklaarde. Dit alles heeft de verdachte er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 10 december 2024 en van hetgeen zijn begeleider ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Hieruit volgt dat de leefsituatie van de verdachte instabiel is. De verdachte beschikt niet over een eigen woning. De verdachte beschikt niet over vast werk. De verdachte heeft een financiële schuld die hij inschat op 20.000 euro. Positief is dat de verdachte verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn dochter. Ook komt de verdachte afspraken met de reclassering trouw na. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling en het geven van inzicht in zijn financiën zodat hij geholpen kan worden met het aflossen van zijn schuld. Zonder hulpverlening schat de reclassering de kans op recidive in als gemiddeld.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Een (aanvullende) taakstraf acht de rechtbank gelet op de ernst van de feiten niet passend.
De rechtbank zal een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden zoals hiervoor genoemd, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de instabiele leefsituatie van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
[naam 5] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen die op het adres van de woning staan ingeschreven, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de overige vorderingen, alsmede ten aanzien van de hoogte van de toe te wijzen bedragen. De officier van justitie heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vorderingen af te wijzen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit de toe te wijzen bedragen te matigen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vorderingen van de benadeelde partijen [naam 2] ; [naam 3] ; [naam 4] ; [naam 5] ; [naam 1] .
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade hebben geleden door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt vast dat de aard en ernst van de bedreiging met zich meebrengt dat het voor de hand ligt dat de benadeelden aangetast zijn in hun veiligheidsgevoelens. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het gaat om het (ouderlijk) thuis van de benadeelden alsook de schade die door de beschieting aan de woning is aangebracht. Gelet op wat namens de benadeelde partijen ter toelichting op hun vorderingen is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid ten aanzien van alle benadeelde partijen vaststellen op een bedrag van € 1.000,00. De rechtbank neemt in haar oordeel mee dat de benadeelde partijen ten tijde van de beschieting niet in de woning aanwezig waren. Desondanks rechtvaardigt de aard van het feit een gedeeltelijke toewijzing van de vordering. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vorderingen steeds toewijzen tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente steeds toewijzen met ingang van 7 juli 2022, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vorderingen gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregelen.
De verdachte zal voor het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hem is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte steeds de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2022, ten behoeve van:
  • [naam 2] ;
  • [naam 3] ;
  • [naam 4] ;
  • [naam 5] ;
  • [naam 1] .

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen genoemde voorwerp, te weten: het automatisch vuurwapen (Kalasjnikov), zal worden onttrokken aan het verkeer.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot dit voorwerp de onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde feiten zijn begaan en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

9.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 21 september 2022 gevorderd dat de bij parketnummer 13/218338-20 door de politierechter van de rechtbank Amsterdam op 25 februari 2021 voorwaardelijke opgelegde straf, te weten een geldboete ter hoogte van 750,00 euro, subsidiair 15 dagen hechtenis, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarden.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft afwijzing bepleit.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 23, 24c, 36b, 36c, 36f, 47, 57, 63, 285 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, strafbaar gesteld bij art. 55 lid 3 onder a van de WWM;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
8 (acht) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, Marconistraat 2, 3029 AK te Rotterdam op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van een De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
- gedurende de proeftijd inzicht geeft in zijn financiën, te bepalen door de reclassering;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden eindigt;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen deels toe en veroordeelt de verdachte om te betalen:
- een bedrag van € 1.000,00, aan: [naam 2] ;
- een bedrag van € 1.000,00, aan: [naam 3] ;
- een bedrag van € 1.000,00, aan: [naam 4] ;
- een bedrag van € 1.000,00, aan: [naam 5] ;
- een bedrag van € 1.000,00, aan: [naam 1] .
Steeds vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2022 tot de dag waarop deze vordering is betaald,
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van:
- [naam 2] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van:
- [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van:
- [naam 4] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van:
- [naam 5] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 1.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 7 juli 2022 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van:
- [naam 1] .
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 20 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: automatisch vuurwapen (Kalasjnikov);
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam d.d. 25 februari 2025, gewezen onder parketnummer 13/218338-20, te weten: een geldboete van € 750,00 subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter,
mr. M.M. Meessen, rechter,
mr. M. Peters, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 februari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer DHRAA22065/Zeewolf, van de politie eenheid Den Haag, Dienst regionale recherche, Team opsporing, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 781).