ECLI:NL:RBDHA:2025:19849
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke asielproces van een Indiase derdelander
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van een Indiase verzoeker behandeld. De verzoeker, die onder de categorie derdelanders uit Oekraïne valt, heeft een verzoek ingediend in verband met de beëindiging van zijn gemeentelijke opvang per 2 november 2025. Dit verzoek is verbonden met een eerder beroep tegen een brief van de minister van Asiel en Migratie van 15 september 2025, waarin werd medegedeeld dat de tijdelijke bescherming voor de verzoeker zou komen te vervallen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen een eerder terugkeerbesluit van 21 februari 2024, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.