ECLI:NL:RBDHA:2025:19848
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in het bestuursrechtelijke asielproces van een Indiase derdelander
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 oktober 2025, behandelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van een Indiase verzoeker, die onder de categorie derdelanders uit Oekraïne valt. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter geïnformeerd dat hij de gemeentelijke opvang per 2 november 2025 moet verlaten en verzoekt om een ordemaatregel. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen zitting nodig is vanwege de spoedeisendheid van de situatie.
De verzoeker heeft eerder een asielaanvraag ingediend, die op 30 augustus 2023 buiten behandeling is gesteld, en er is een terugkeerbesluit genomen op 21 februari 2024. Tegen deze besluiten is geen rechtsmiddel ingesteld. De minister heeft op 16 juli 2025 de verzoeker geïnformeerd dat de tijdelijke bescherming, die op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming gold, per 4 september 2025 zou eindigen. De voorzieningenrechter concludeert dat het verzoek om een voorlopige voorziening geen redelijke kans van slagen heeft, omdat de verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen het terugkeerbesluit en de beëindiging van de bevriezingsmaatregel geen nieuwe rechtsgevolgen met zich meebrengt.
Uiteindelijk verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat hij kennelijk onbevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.