ECLI:NL:RBDHA:2025:1982

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL25.1052
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 11 december 2024, waarbij een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Deze maatregel werd opgelegd na een incident op 9 december 2024, waarbij eiser werd overgeplaatst naar een Handhaving- en Toezichtslocatie (HTL). De rechtbank constateert dat de vrijheidsbeperkende maatregel op 19 december 2024 is opgeheven, omdat eiser ten onrechte in de HTL was geplaatst. Eiser heeft op 5 februari 2025 gronden ingediend en de rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 behandeld. De gemachtigde van eiser was aanwezig, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) eiser een schadevergoeding van € 240,- heeft toegekend voor de duur van de feitelijke vrijheidsbeperking. De rechtbank oordeelt dat, omdat de vrijheidsbeperkende maatregel is opgeheven en eiser een volledige schadevergoeding heeft ontvangen, er geen procesbelang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen verdere beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel plaatsvindt. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.1052

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam] eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Egyptische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer:]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van 11 december 2024, waarbij de minister heeft besloten om eiser een vrijheidsbeperkende maatregel, als bedoeld in artikel 56, eerste lid van de Vw [1] op te leggen.
1.1.
De minister heeft de vrijheidsbeperkende maatregel op 19 december 2024 opgeheven.
1.2.
De minister heeft op 5 februari 2025 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op diezelfde dag gronden ingediend en op 6 februari 2025 - op verzoek van de rechtbank - aanvullende gronden.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser is verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) heeft, naar aanleiding van een incident op 9 december 2024, besloten eiser met ingang van 11 december 2024 over te plaatsen naar een Handhaving- en Toezichtslocatie (HTL). In dit verband heeft de minister aan eiser een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, waardoor zijn bewegingsvrijheid werd beperkt. Eiser werd verplicht zich vanaf 11 december 2024 op te houden in een bepaald gedeelte van de gemeente Hoogeveen, zoals aangegeven op de bij het besluit gevoegde plattegrond.
3. Op 19 december 2024 is, na extra feitenonderzoek, gebleken dat eiser ten onrechte in de HTL was geplaatst. Als gevolg hiervan is de vrijheidsbeperkende maatregel op 19 december 2025 opgeheven en is eiser per diezelfde datum overgeplaatst naar een regulier Asielzoekerscentrum (AZC). Het COa heeft eiser daarnaast een schadevergoeding toegekend van € 30,- per dag, voor de duur van de feitelijke vrijheidsbeperking, met een totaalbedrag van € 240,-.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep.
5. Omdat de vrijheidsbeperkende maatregel is opgeheven, ziet dit beroep enkel nog op de toekenning van schadevergoeding. Uit de stukken in het dossier en wat op de zitting is besproken blijkt dat door het COa al een schadevergoeding van € 240,- aan eiser is toegekend voor de duur van de feitelijke vrijheidsbeperking. Deze toekenning van de schadevergoeding is gedaan voordat eiser beroep heeft ingesteld.
5.1.
Omdat eiser een volledige schadevergoeding heeft ontvangen voor de duur van de feitelijke vrijheidsbeperking, ziet de rechtbank niet in welk materieel belang hij nog heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat het plaatsingsbesluit van het COa en de vrijheidsbeperkende maatregel onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het COa heeft de schade vergoed, waarmee is voldaan aan het vereiste van artikel 106 van de Vw. Dat schadevergoedingen in principe door de minister worden uitgekeerd en in dit geval door het COa zijn betaald, betekent niet dat eiser recht heeft op een aanvullende schadevergoeding.
5.2.
Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een verdere inhoudelijke beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel en de daartegen aangevoerde beroepsgronden. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Strating, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.