ECLI:NL:RBDHA:2025:1982
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 11 december 2024, waarbij een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Deze maatregel werd opgelegd na een incident op 9 december 2024, waarbij eiser werd overgeplaatst naar een Handhaving- en Toezichtslocatie (HTL). De rechtbank constateert dat de vrijheidsbeperkende maatregel op 19 december 2024 is opgeheven, omdat eiser ten onrechte in de HTL was geplaatst. Eiser heeft op 5 februari 2025 gronden ingediend en de rechtbank heeft het beroep op 7 februari 2025 behandeld. De gemachtigde van eiser was aanwezig, terwijl de minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) eiser een schadevergoeding van € 240,- heeft toegekend voor de duur van de feitelijke vrijheidsbeperking. De rechtbank oordeelt dat, omdat de vrijheidsbeperkende maatregel is opgeheven en eiser een volledige schadevergoeding heeft ontvangen, er geen procesbelang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen verdere beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel plaatsvindt. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.