ECLI:NL:RBDHA:2025:19812

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.46577
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsdocument EU/EER

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Appia, had een aanvraag ingediend die op 9 september 2024 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 21 november 2024 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Ook een tweede verzoek om opheldering over het ontbreken van gronden bleef onbeantwoord.

Gelet op het ontbreken van beroepsgronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46577

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 september 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER afgewezen.
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 21 november 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep. Dat zijn de punten waarop degene die beroep instelt het niet eens is met het bestreden besluit.
2. Als er geen gronden worden ingediend, kan de rechtbank op grond van artikel 6:6 van de Awb het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat houdt in dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld. De rechtbank moet dan wel eerst een mogelijkheid tot herstel bieden.
3. Het beroepschrift van eiser bevat geen gronden. Daarom heeft de rechtbank op 25 november 2024 middels een bericht in het digitale dossier aan eiser gevraagd om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen. Hierbij is medegedeeld dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, indien de gronden niet binnen die termijn alsnog worden ingediend. Op dit bericht is geen reactie gekomen. Op 27 december 2024 heeft de rechtbank middels een bericht in het digitale dossier aan eiser verzocht uiterlijk 3 januari 2025 mede te delen of het juist is dat er geen beroepsgronden zijn ingediend binnen de daartoe gegeven termijn en zo ja, of daarvoor een verschoonbare reden is. Ook op dit bericht is niet gereageerd.
4. Gelet hierop is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 27 oktober 2025 door mr. A. C. J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Gasi, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.