Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J. van Appia, had een aanvraag ingediend die op 9 september 2024 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 21 november 2024 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift van eiser geen gronden bevatte, wat in strijd is met artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen. Ook een tweede verzoek om opheldering over het ontbreken van gronden bleef onbeantwoord.
Gelet op het ontbreken van beroepsgronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.