ECLI:NL:RBDHA:2025:19798

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
29 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.37904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Polen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens identiteit in het document niet is vermeld, had een asielaanvraag ingediend die door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen op 12 augustus 2025. De reden voor deze afwijzing was dat Polen verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37904

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 12 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. In de uitspraak van 23 oktober 2025 met zaaknummer NL25.37903 heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af als kennelijk ongegrond.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 28 oktober 2025 door mr. A. C. J. van Dooijeweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Gasi, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.