In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de partijen Bayu The Label B.V. en Elinal S.A. Bayu, eiseres in de hoofdzaak, heeft een vordering ingesteld tegen Katerini Textile Limited en Elinal S.A. in verband met een geschil over de levering van goederen. Elinal vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Bayu. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen overwogen dat de vordering van Bayu is gebaseerd op een verbintenis uit overeenkomst en dat de plaats van materiële overdracht van de goederen bepalend is voor de bevoegdheid van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eindbestemming waar Bayu de feitelijke macht over de goederen verkreeg, Den Haag is. Dit is gebaseerd op de stellingen van Bayu dat de goederen aan haar vestigingsplaats in Den Haag zijn geleverd, terwijl Elinal betoogde dat de levering in Bulgarije plaatsvond. De rechtbank heeft de argumenten van Elinal verworpen en geoordeeld dat de leveringsplaats niet uit de overgelegde documenten kan worden afgeleid. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat zij bevoegd is op grond van artikel 7 van de Brussel I bis-Verordening, en heeft de incidentele vordering van Elinal afgewezen.
Daarnaast is Elinal veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 614,00. De hoofdzaak zal worden voortgezet met een conclusie van antwoord van Elinal op 19 maart 2025. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.C. Bordes op 5 februari 2025.