ECLI:NL:RBDHA:2025:1976

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
C/09/662144 / HA ZA 24-205
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident inzake internationale bevoegdheid en feitelijke macht over goederen in Den Haag

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident tussen de partijen Bayu The Label B.V. en Elinal S.A. Bayu, eiseres in de hoofdzaak, heeft een vordering ingesteld tegen Katerini Textile Limited en Elinal S.A. in verband met een geschil over de levering van goederen. Elinal vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Bayu. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen overwogen dat de vordering van Bayu is gebaseerd op een verbintenis uit overeenkomst en dat de plaats van materiële overdracht van de goederen bepalend is voor de bevoegdheid van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eindbestemming waar Bayu de feitelijke macht over de goederen verkreeg, Den Haag is. Dit is gebaseerd op de stellingen van Bayu dat de goederen aan haar vestigingsplaats in Den Haag zijn geleverd, terwijl Elinal betoogde dat de levering in Bulgarije plaatsvond. De rechtbank heeft de argumenten van Elinal verworpen en geoordeeld dat de leveringsplaats niet uit de overgelegde documenten kan worden afgeleid. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat zij bevoegd is op grond van artikel 7 van de Brussel I bis-Verordening, en heeft de incidentele vordering van Elinal afgewezen.

Daarnaast is Elinal veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 614,00. De hoofdzaak zal worden voortgezet met een conclusie van antwoord van Elinal op 19 maart 2025. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.C. Bordes op 5 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/662144 / HA ZA 24-205
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
BAYU THE LABEL B.V.te Den Haag,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. E.C. Wiggers te Amsterdam,
tegen

1.KATERINI TEXTILE LIMITED te Pernik, Bulgarije,

gedaagde in de hoofdzaak,
niet verschenen,
2.
ELINAL S.A.te Athene, Griekenland,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. N. Wouters te Groningen,
Partijen zullen hierna Bayu, Katerini en Elinal worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 4 december 2024;
- de akte naar aanleiding van het tussenvonnis namens Bayu, met producties 29 tot en met 30c;
- de antwoordakte namens Elinal, met productie 9.
1.2.
Ten slotte is een datum voor vonnis in het incident bepaald.

2.De verdere beoordeling

in het incident
2.1.
Elinal vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart kennis te nemen van de vorderingen van Bayu jegens haar.
2.2.
In het (eerste) tussenvonnis van 21 augustus 2024 is overwogen dat de rechtbank als uitgangspunt neemt dat de vordering van Bayu is gegrond op een verbintenis uit overeenkomst. De rechtbank gaat er in het incident veronderstellenderwijs van uit dat Bayu er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij zich ook jegens Elinal op de overeenkomst tussen Bayu en Katerini kan beroepen. Of tussen Bayu en Elinal daadwerkelijk een overeenkomst bestaat, is een vraag die in de hoofdzaak aan de orde dient te komen.
2.3.
In het tussenvonnis van 4 december 2024 is overwogen dat de rechtbank uit de overeenkomst tussen Bayu en Katerini geen plaats van levering kan afleiden en daarom aangesloten dient te worden bij de plaats van de materiële overdracht waarbij de koper op de eindbestemming de feitelijke macht over de goederen verkreeg. In haar akte voorafgaand aan het tussenvonnis van 4 december 2024 heeft Bayu betoogd dat dat haar vestiging in Den Haag is. Elinal heeft in haar akte voorafgaand aan het tussenvonnis van 4 december 2024 betoogd dat de producten materieel werden geleverd in Bulgarije op het moment dat de producten aan het transportbedrijf werden overgedragen. Indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de levering niet in Bulgarije plaatsvond, zijn de goederen overgedragen in het distributiecentrum van de Bijenkorf in Tilburg, dan wel het distributiecentrum van Selfridges in het Verenigd Koninkrijk, aldus Elinal. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich over dit laatste nader uit te laten.
2.4.
Bayu voert in haar nadere akte aan dat zij het leeuwendeel van haar producten via haar eigen webwinkel verkoopt en dat slechts een klein deel via de Bijenkorf en Selfridges wordt verkocht. Alle goederen werden dan ook aan haar vestigingsplaats in Den Haag geleverd, waarna zij zelf een klein deel van de producten verder distribueerde. De materiële overdracht vond daarom plaats in Den Haag, waar Bayu ook de feitelijke macht over de goederen verkreeg. Ter ondersteuning heeft Bayu een emailconversatie tussen partijen in het geding gebracht, waarin is afgesproken dat Katerini op een aantal dozen aangeeft dat die bestemd zijn voor de Bijenkorf. Voor de goederen die bestemd zijn voor Selfridges heeft Bayu correspondentie en een factuur van een transportbedrijf in het geding gebracht. Hieruit blijkt dat de goederen bij Bayu in Den Haag werden geleverd en in haar macht kwamen, waarna zij een deel daarvan verder transporteerde, aldus Bayu.
2.5.
Elinal voert in haar nadere akte aan dat de levering niet in Nederland heeft plaatsgevonden, maar in Bulgarije. Ter onderbouwing hiervan heeft Elinal drie CMR-documenten (Convention Relative au Contrat de Transport International de Marchandises par Route) in het geding gebracht. In deze documenten is bij ‘sender’ steeds Katerini ingevuld, bij ‘consignee’ Bayu, bij ‘taking over the goods’ Pernik, Bulgarije en bij ‘delivery of the goods’ Hague, Netherlands. Hieruit blijkt dat Bayu de feitelijke macht over de goederen in Bulgarije verkreeg en niet op de eindbestemming, aldus Elinal.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.7.
De rechtbank volgt Elinal niet in haar stelling dat de goederen in Bulgarije aan Bayu zijn geleverd. Dat volgens de CRM-formulieren ‘taking over the goods’ plaatsvindt in Bulgarije en ‘delivery of the goods’ in Nederland, wil niet zonder meer zeggen dat de leveringsplaats Bulgarije is. In dat geval had het meer voor de hand gelegen dat bij ‘delivery of the goods’ ook Bulgarije was vermeld, of dat hier niets ingevuld zou zijn. Wat daar ook van zij: de leveringsplaats is hier niet uit af te leiden, zodat de rechtbank niet kan oordelen dat de plaats van de materiële overdracht in Bulgarije is gelegen. Dit zou ook niet aansluiten bij hetgeen het Hof van Justitie heeft overwogen, namelijk dat moet worden gekeken naar de “de eindbestemming” van de goederen.
2.8.
Bayu heeft gemotiveerd gesteld dat de eindbestemming, waar zij de feitelijke macht over de goederen verkreeg, haar vestigingsplaats in Den Haag is. Elinal heeft op haar beurt niet duidelijk gemaakt waarom dit het distributiecentrum van de Bijenkorf in Tilburg, dan wel het distributiecentrum van Selfridges in het Verenigd Koninkrijk zou moeten zijn. De rechtbank oordeelt daarom dat Den Haag de eindbestemming is waar Bayu de feitelijke macht over de goederen verkreeg. Op grond van artikel 7, aanhef en lid 1 onder b eerste streepje Brussel I bis-Vo is de rechtbank Den Haag dan ook bevoegd kennis te nemen van het geschil. De incidentele vordering van Elinal wordt daarom afgewezen.
2.9.
Bij deze uitkomst past dat Elinal wordt veroordeeld in de door Bayu gemaakte proceskosten in dit incident. De rechtbank begroot die kosten op € 614,00 aan salaris advocaat (gebaseerd op 1 punt van tarief II van het liquidatietarief civiel).
in de hoofdzaak
2.10.
In de hoofdzaak krijgt Elinal de gelegenheid om een conclusie van antwoord te nemen. De zaak zal met dat doel worden verwezen naar de rol van 19 maart 2025.

3.De beslissing

De rechtbank:
in het incident
3.1.
wijst de vordering van Elinal af;
3.2.
veroordeelt Elinal in de kosten van het incident, aan de zijde van Bayu begroot op € 614,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Elinal niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de hoofdzaak
3.4.
verwijst de zaak naar de rol van 19 maart 2025 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.
3425