ECLI:NL:RBDHA:2025:19747
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een buitengewoon opsporingsambtenaar
In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de Gemeente Delft, en zijn werkgever, de Gemeente Delft. [verzoeker] was sinds 2024 in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd. Hij werd op staande voet ontslagen op 10 maart 2025, nadat hij op 12 februari 2025 had gemeld dat hij in december 2024 onbevoegd toegang had verkregen tot kentekeninformatie voor privédoeleinden. De Gemeente Delft stelde dat dit een dringende reden was voor ontslag, maar [verzoeker] betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag, omdat het niet onverwijld zou zijn gegeven. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er te veel tijd was verstreken tussen het moment van de vermeende dringende reden en het ontslag. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat [verzoeker] recht had op doorbetaling van zijn loon tot 29 september 2025, inclusief vakantiedagen en vakantiegeld. Tevens werd voor recht verklaard dat [verzoeker] verwijtbaar had gehandeld, maar de vorderingen van de Gemeente Delft tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.