ECLI:NL:RBDHA:2025:19747

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
11692102 en 11691244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en rechtsgeldigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een buitengewoon opsporingsambtenaar

In deze zaak heeft de kantonrechter te Den Haag op 27 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van de Gemeente Delft, en zijn werkgever, de Gemeente Delft. [verzoeker] was sinds 2024 in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd. Hij werd op staande voet ontslagen op 10 maart 2025, nadat hij op 12 februari 2025 had gemeld dat hij in december 2024 onbevoegd toegang had verkregen tot kentekeninformatie voor privédoeleinden. De Gemeente Delft stelde dat dit een dringende reden was voor ontslag, maar [verzoeker] betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag, omdat het niet onverwijld zou zijn gegeven. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er te veel tijd was verstreken tussen het moment van de vermeende dringende reden en het ontslag. De kantonrechter vernietigde het ontslag en oordeelde dat [verzoeker] recht had op doorbetaling van zijn loon tot 29 september 2025, inclusief vakantiedagen en vakantiegeld. Tevens werd voor recht verklaard dat [verzoeker] verwijtbaar had gehandeld, maar de vorderingen van de Gemeente Delft tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
esm/c
Zaaknummers: 11692102/25-50362 en 11691244/25-50360
Beschikking van 27 oktober 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
tevens verwerende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. I.I. Feenstra,
tegen
GEMEENTE DELFT,
te Delft,
verwerende partij,
tevens verzoekende partij,
hierna te noemen: Gemeente Delft,
gemachtigde: mr. C.I. van Gent.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een verzoekschrift van [verzoeker] ,
- een verweerschrift, met tegenverzoeken, van Gemeente Delft,
- een reactie daarop van [verzoeker] ,
- een verzoekschrift van Gemeente Delft,
- een verweerschrift van [verzoeker] ,
- de mondelinge behandeling van 29 september 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1980, is sinds [datum] 2024 in dienst bij Gemeente Delft op basis van een arbeidsovereenkomst van 1 jaar, eindigend op [datum] 2025. [verzoeker] is in dienst getreden als buitengewoon opsporingsambtenaar, meer concreet in de functie controleur openbare ruimte met een loon van € 3.728,00 bruto per maand. Voor de uitvoering van zijn functie heeft [verzoeker] op 9 december 2024 een ambtseed/-belofte afgelegd.
2.2.
De gedragscode integer handelen is van toepassing. Hierin staat onder meer het volgende:
“Informatie die je hebt omdat je werkt bij de gemeente, mag je niet gebruiken voor zaken buiten het werk. (…)Wees je ervan bewust dat het niet eerlijk is om je positie als ambtenaar – en de informatie die daarbij hoort – te gebruiken of misbruiken voor zaken buiten je werk.”
2.3.
Ten behoeve van de uitoefening van zijn functie heeft [verzoeker] een account in ‘City Control’. Hierdoor heeft hij toegang tot de gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, waaronder het kentekenregister.
2.4.
Op 12 februari 2025 heeft [verzoeker] zich gemeld bij zijn leidinggevende met de mededeling dat hij in december 2024 twee kentekens heeft nagetrokken in het systeem van de RDW. Deze kentekens behoorden bij een bestelbus en een auto die bij de huurwoning van zijn vriendin geparkeerd stonden.
2.5.
Op 19 februari 2025 heeft een gesprek plaatsgevonden op initiatief van de Gemeente Delft tussen de leidinggevende van [verzoeker] en [verzoeker] in aanwezigheid van de senior adviseur arbeidsvoorwaarden en rechtspositie en een vertrouwenspersoon.
2.6.
Na afloop van dat gesprek nog diezelfde dag heeft Gemeente Delft [verzoeker] geschreven dat hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door zich voor privédoeleinden onbevoegd toegang te verschaffen tot voertuig- en persoonsgegevens van derden behorende bij twee kentekens. In die brief heeft Gemeente Delft laten weten dat zij het voornemen heeft de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden te laten ontbinden bij de kantonrechter. Zij heeft daarbij een voorstel gedaan om de arbeidsovereenkomst met gezamenlijke instemming te beëindigen en heeft hem per direct vrijgesteld van werkzaamheden.
2.7.
Partijen hebben getracht onderling te schikken maar zijn daar niet uitgekomen.
2.8.
Bij brief van 10 maart 2025 van de gemachtigde van Gemeente Delft is [verzoeker] op staande voet ontslagen om de al in de brief van 19 februari 2025 genoemde redenen.

3.De verzoeken en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter primair het ontslag op staande voet te vernietigen, Gemeente Delft te veroordelen om [verzoeker] toe te laten tot het verrichten van eigen werkzaamheden en [verzoeker] in te schrijven voor het volgen van twee cursussen, Gemeente Delft te veroordelen tot betaling van het salaris aan [verzoeker] vanaf 10 maart 2025 inclusief de opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen en het pro rata vakantiegeld, alles te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente en Gemeente Delft te veroordelen tot het verstrekken van een bruto-nettospecificatie van het achterstallig loon binnen een maand na afgifte van deze uitspraak op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag.
Subsidiair verzoekt [verzoeker] dat Gemeente Delft wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 13.608,76 bruto ter zake van een onregelmatige opzegging en een bedrag van € 994,90 bruto ter zake van een transitievergoeding alsook een bedrag van € 22.170,23 ter zake van een billijke vergoeding, met vertrekking van een bruto-nettospecificatie van deze bedragen binnen een maand na de uitspraak, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per dag, met proceskostenveroordeling.
3.2.
Volgens [verzoeker] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig, omdat het bij brief van 10 maart 2025 en daarmee niet onverwijld gegeven. Op 12 februari 2025 waren de feiten al helder en was er geen nader onderzoek door Gemeente Delft meer nodig. Pas op 19 februari 2025 is de HR-afdeling ingeschakeld. Dat is te laat. De leidinggevende van [verzoeker] was ook bevoegd tot het geven van ontslag. [verzoeker] is in de tussentijd gewoon toegelaten tot zijn werk en het systeem, waaronder het RDW. Tijdens het gesprek op 19 februari 2025 een ontbindingsprocedure bij de kantonrechter is aangekondigd en geen ontslag op staande voet gegeven. Dit is ook te lezen in de brief van gelijke datum en blijkt tevens uit de uitvraag naar verhinderdata in maart 2025 door Gemeente Delft. Daarnaast ontbreekt een dringende reden en had moeten worden volstaan met een mindere maatregel zoals een schriftelijke waarschuwing en het onder toezicht stellen van [verzoeker] bij gebruik van het systeem. Als ex-agent en in zijn huidige functie is [verzoeker] zich zeer bewust van zijn omgeving en wil hij niet betrokken raken bij zaken die in strijd zijn met de (straf)wet. Juist om die reden kon hij niet anders dan op onderzoek uitgaan. Hij heeft het systeem gebruikt omdat hij het vermoeden had dat zijn (inmiddels ex-) partner zich mogelijk bezighield met criminele activiteiten die hem in zijn functie zouden kunnen raken.
3.3.
Gemeente Delft voert verweer en stelt dat het verzoek moet worden afgewezen. Gemeente Delft voert ‑ samengevat ‑ aan dat het ontslag voldoet aan alle daaraan volgens de wet te stellen regels. [verzoeker] heeft oneigenlijk en onbevoegd gebruik gemaakt van het kenteken-/voertuigsysteem, namelijk voor privédoeleinden en daarmee een dringende reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst gecreëerd. Het ontslag is onverwijld gegeven. De daartoe bevoegde medewerker was pas op 19 februari 2025 aanwezig. Vervolgens is de optie van een vaststellingsovereenkomst onderzocht. Toen Gemeente Delft op 7 maart 2025 tot de conclusie kwam dat partijen er gezamenlijk niet tot overeenstemming zouden komen, is op de eerste werkdag daarna, op maandag 10 maart 2025, nadat extern juridisch advies was ingewonnen, het ontslag aan [verzoeker] gegeven. Hiermee heeft Gemeente Delft voldaan aan de eis van onverwijldheid. [verzoeker] heeft niet integer, ontoelaatbaar en ernstig verwijtbaar gehandeld. Het vertrouwen is onherstelbaar beschadigd. Dit is [verzoeker] al tijdens het gesprek op 19 februari 2025 kenbaar gemaakt door Gemeente Delft.
3.4.
Gemeente Delft verzoekt op haar beurt voor recht te verklaren dat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld en, voor het geval het ontslag op staande voet geen stand houdt, om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair op grond van wanprestatie in de zin van artikel 7:686 BW, subsidiair op grond van - ernstig - verwijtbaar handelen, meer subsidiair vanwege een verstoorde verhouding en nog meer subsidiair vanwege een combinatie van omstandigheden, met proceskostenveroordeling. Door het onbevoegd gebruik maken van het systeem van RDW voor privédoeleinden heeft [verzoeker] gehandeld in strijd met de integriteitscode en is er sprake van een dringende reden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Meer subsidiair is Gemeente Delft het vertrouwen in [verzoeker] verloren als gevolg van dit handelen. Er zijn geen herplaatsingsmogelijkheden voor [verzoeker] binnen Gemeente Delft; er zijn geen vacatures.
3.5.
Daarnaast verzoekt Gemeente Delft dat [verzoeker] wordt veroordeeld tot betaling aan Gemeente Delft van een zogenoemde gefixeerde vergoeding ex artikel 7:677 lid 2 BW van € 13.608,76 binnen 10 dagen na deze uitspraak, met proceskostenveroordeling. Op grond van artikel 7:677 lid 3 sub a BW is de door [verzoeker] aan Gemeente Delft een schadevergoeding verschuldigd gelijk aan de regelmatige opzegmijn, te weten twee maanden. Hiertoe heeft Gemeente Delft aangevoerd dat [verzoeker] met zijn gedrag door opzet of schuld een reden gegeven voor het ontslag op staande voet.
3.6.
[verzoeker] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verzoeken van de Gemeente Delft en verzocht deze af te wijzen.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet moet worden vernietigd en of Gemeente Delft moet worden veroordeeld tot betaling van loon. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en dat loon moet worden doorbetaald. De kantonrechter legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
4.2
Of een ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, moet worden getoetst aan de criteria van artikel 7:677 lid 1 BW. Er moet sprake zijn van een dringende reden en de opzegging moet onverwijld zijn gegeven, met gelijktijdige mededeling van de dringende reden voor dat ontslag aan de werknemer. Voor de werkgever worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:678 lid 1 BW). Bij de beoordeling of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
4.3
De kantonrechter is van oordeel dat in de onderhavige zaak, gelet op alle omstandigheden, waaronder de korte duur van het dienstverband van [verzoeker] , een dringende reden bestaaat. Gemeente Delft kan niet tolereren dat een boa voor privédoeleinden het kentekenregister raadpleegt. [verzoeker] wist dat, onder meer omdat hij geruime tijd bij de politie heeft gewerkt en (opnieuw) een ambtseed heeft afgelegd. De door [verzoeker] beschreven privéomstandigheden waren niet van dien aard dat Gemeente Delft voor hem een uitzondering moest maken.
Niet onverwijld gegeven ontslag
4.4.
Het ontslag op staande voet houdt geen stand omdat het niet onverwijld is gegeven. Daarover het volgende. De eis dat een ontslag op staande voet onverwijld moet worden gegeven brengt niet met zich dat de werkgever meteen na het ontstaan van een vermoeden van een dringende reden tot het ontslag moet overgaan. De werkgever mag enige tijd in acht nemen om onderzoek te doen en om juridisch advies in te winnen. Wel moet de werkgever daarbij voldoende voortvarend handelen.
4.5
Op 12 februari 2025 heeft [verzoeker] zijn leidinggevende verteld dat hij het kenteken-/voertuigsysteem anders dan voor werkdoeleinden had geraadpleegd, namelijk om twee kentekens bij het huis van zijn partner te controleren. Op 19 februari 2025 is hem verteld dat dit een dringende reden was voor beëindiging van zijn arbeidsoverkomst. Pas op 10 maart 2025 volgde een ontslag op staande voet. Dat is geruime tijd later. Ter zitting heeft Gemeente Delft voor het eerst aangevoerd dat zij [verzoeker] al tijdens het gesprek van 19 februari 2025 heeft aangekondigd dat hij op staande voet zou worden ontslagen als partijen er in onderling overleg niet uit zouden komen, maar dat zij heeft verzuimd dat te vermelden in de brief van diezelfde datum. [verzoeker] heeft de juistheid van die stelling echter weersproken. Bovendien wordt in die brief aangestuurd op een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter. Als een ontslag op staande voet al mondeling zou zijn aangekondigd dan mocht [verzoeker] er op grond van de bevestigingsbrief vanuit gaan dat de soep toch niet zo heet gegeten werd. Er is vervolgens zoveel tijd verstreken, óók wanneer ermee rekening wordt gehouden dat partijen onderhandelingen hebben gevoerd, dat op 10 maart 2025 geen sprake meer was van een onverwijld gegeven ontslag.
4.6.
Het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag wordt dan ook toegewezen.
Loon
4.7.
[verzoeker] heeft recht op loon, omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd en de arbeidsovereenkomst dus voortduurde na 10 maart 2025. De vordering van [verzoeker] tot loonbetaling wordt daarom toegewezen tot 29 september 2025. Partijen hebben die einddatum ter zitting hebben afgesproken, naar aanleiding van de bedenktijd van één week na de mondelinge behandeling op 29 september 2025 die [verzoeker] wenste. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen ook worden toegewezen, omdat Gemeente Delft te laat heeft betaald. De wettelijke verhoging wordt toegewezen als gevorderd.
4.8.
[verzoeker] heeft verzocht om een bruto-nettospecificatie van dit loon. Dit verzoek wordt als niet weersproken toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen omdat er geen reden is om aan te nemen dat Gemeente Delft niet zou willen voldoen aan de afgifte van deze specificatie/eindafrekening.
4.9.
De vorderingen tot wedertewerkstelling en het inschrijven voor cursussen worden niet toegewezen. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is per [datum] 2025 van rechtswege is geëindigd en daarmee is de grondslag van deze vorderingen komen te vervallen.
4.10.
Omdat de primair gevorderde vernietiging van het ontslag wordt toegewezen, wordt niet toegekomen aan de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen.
Verzoek: Gefixeerde schadevergoeding
4.11.
Het verzoek van Gemeente Delft om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd door het ontslag op staande voet.
Tegenverzoek: voorwaardelijk verzoek tot ontbinding
4.12.
Op het verzoek van Gemeente Delft om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, kan niet meer worden beslist, omdat het dienstverband op [datum] 2025 van rechtswege is geëindigd.
Tegenverzoek: verklaring voor recht dat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld.
4.13.
Het handelen van [verzoeker] levert niet alleen een dringende reden op voor opzegging van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW, maar is ook verwijtbaar in de zin van artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Omdat de Gemeente Delft daarbij mogelijk nog enig belang heeft wordt wel voor recht verklaard dat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld.
Proceskosten in alle verzoeken
4.14.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat zij over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
vernietigt het op 10 maart 2025 door Gemeente Delft aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet,
5.2.
veroordeelt Gemeente Delft tot betaling aan [verzoeker] van het gebruikelijke loon van € 3.728,00 bruto per maand over de periode 10 maart 2025 tot 29 september 2025 inclusief niet-genoten vakantiedagen en vakantiegeld, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 50% en de wettelijke rente vanaf 10 maart 2025 tot aan de dag van de gehele betaling,
5.3.
veroordeelt Gemeente Delft tot het verstrekken van bruto-netto specificatie van het vanaf 10 maart 2025 tot 29 september 2025 te betalen loon,
5.4.
verklaart voor recht dat [verzoeker] verwijtbaar heeft gehandeld,
5.5
wijst het verzoek om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde vergoeding af,
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt,
5.7.
verklaart de onder 5.2 en 5.3. gegeven veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad [1] ,
5.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.A.M. Veraart en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2025.

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.