6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, door met haar auto op een agent die voor haar stond in te rijden, waardoor die agent opzij heeft moeten springen om niet geraakt te worden. Het moet voor de verbalisant een zeer beangstigende gebeurtenis zijn geweest toen hij de auto op zich af zag komen waarbij geldt dat verbalisanten niet de mogelijkheid hebben om zich te onttrekken aan de situatie waarin een verdachte een gevaarlijke situatie op de weg veroorzaakt. De verdachte verkeerde op dat moment onder invloed van cannabis en heeft met haar rijgedrag (op dat moment en vlak daarvoor) meerdere verkeersregels in ernstige mate geschonden. Op het politiebureau heeft zij een andere agent op meerdere manieren beledigd en hete koffie over zijn kleding en schoenen gegooid. Een paar weken eerder is de verdachte met haar auto bij een stoplicht opzettelijk tegen een fietser aangereden, waardoor zijn fiets is beschadigd. Het betreffen ernstige, hinderlijke en schade toebrengende feiten, waarbij gevaar voor ernstig letsel aanwezig was en waardoor de verdachte heeft laten zien weinig respect te hebben voor politieagenten.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 oktober 2025, waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van psychiater dr. [naam] van 24 februari 2025. Uit de rapportage volgt dat de verdachte lijdt aan een psychose met uitgebreide achtervolgings- en betrekkingswanen, een geprikkelde hypomane stemming, formele denkstoornissen en cognitieve beperkingen, met name (ook) beperkingen van haar vermogen tot oordeel en kritiek en een vergaand gebrek aan ziekte-inzicht. De gegevens in de beschikbaar gestelde stukken wijzen op een toenemend ernstig ziektebeloop van meerdere jaren en op gebruik van cannabis. Mogelijk heeft dat cannabisgebruik de psychose van de verdachte versterkt of zelfs uitgelokt, maar gezien het voortslepende ziektebeloop en het toestandsbeeld met deels bizarre waandenkbeelden is het niet waarschijnlijk dat middelengebruik de oorzaak van die psychose is. Een primair psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie of een schizoaffectieve stoornis lijkt het meest waarschijnlijk.
Gezien de bevindingen van het onderzoek kunnen de aan de verdachte ten laste gelegde feiten bij bewezenverklaring worden beschouwd als grotendeels voortgekomen uit een psychische stoornis van de verdachte, te weten een psychose met achtervolgingswaandenkbeelden, waar de verdachte ook de politie in betrekt, en hypomane ontremming en prikkelbaarheid. Blijkens haar uitlatingen over de ten laste gelegde feiten bij verhoren en bij het onderzoek heeft de verdachte echter wel enig inzicht in de laakbaarheid en strafbaarheid van die feiten. Gezien het ernstige toestandsbeeld van haar psychose en haar voortdurende ziektebeloop heeft ze dat inzicht waarschijnlijk ook ten tijde van het tenlastegelegde gehad, maar was ze (ook) toen sterk beperkt in haar vermogen zich in haar gedragskeuzes en gedragingen naar dat inzicht te richten. Geadviseerd wordt daarom haar de ten laste gelegde feiten bij bewezenverklaring in een sterk verminderde mate toe te rekenen. De psychiater ziet een matig verhoogd tot hoog recidiverisico.
Het advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 31 maart 2025 en een voortgangsverslag van 2 oktober 2025.
In het advies van 31 maart 2025 adviseert de reclassering, in lijn met de Pro Justitia rapportage van dr. Blansjaar, tot een klinische opname en een behandeltraject waar mogelijk inname van medicatie onderdeel van kan zijn. Gelet op de houding van de verdachte, met name richting medicatie, werd de rechtbank geadviseerd dit middels een zorgmachtiging te realiseren. Het recidiverisico werd als gemiddeld tot hoog ingeschat.
De rechtbank heeft bij beslissing van 1 mei 2025 een zorgmachtiging afgegeven voor verdachte, lopend vanaf 6 mei 2025 tot 1 november 2025. Een aanvraag om deze machtiging te verlengen, is inmiddels ingediend en zal worden beoordeeld door de civiele rechter.
Het voortgangsverslag van 2 oktober 2025 van de reclassering houdt in dat de verdachte vanaf 6 mei 2025 klinisch opgenomen is in de [afdeling] van Fivoor ([afdeling]). Bij de start van het toezicht was de verdachte achterdochtig in gesprek en had ze waanachtige ideeën over de politie, oud-huisgenoten, familieleden en behandelaren. Er was sprake van een psychotisch toestandsbeeld. In eerste instantie was de verdachte niet gemotiveerd om te starten met de anti-psychotische behandeling en legde ze de nadruk vooral op haar lichamelijke klachten. Er was geen sprake van ziekte-inzicht en de gesprekken over psychiatrische behandeling leidden vaak tot prikkelbaarheid en weerstand. Na veel motivatiegesprekken is de verdachte toch gestart met antipsychotica. Sindsdien ervaart zij duidelijke verbetering. Samenvattend verlopen haar reclasseringstoezicht en haar behandeling binnen de [afdeling] sinds het starten met medicatie stabiel en positief. Het recidiverisico wordt gemiddeld beschouwd wanneer behandeling wordt voortgezet, maar hoog bij het wegvallen van zorg en toezicht. GGZ Reclassering Fivoor is van mening dat het van belang is dat de verdachte haar klinische behandeling voortzet en dat resocialisatie
gefaseerd zal plaatsvinden onder strikte voorwaarden met toezicht vanuit de reclassering en begeleiding en behandeling van het Forensisch Ambulant Centrum van Fivoor en indien nodig depotmedicatie.
Toerekenbaarheid
De rechtbank is van oordeel dat de rapportage van de psychiater op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De conclusie van de deskundige met betrekking tot de toerekenbaarheid wordt gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundige, dat het bewezen verklaarde de verdachte in sterk verminderde mate kan worden toegerekend, dan ook over.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat acht geslagen op wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat de feiten haar sterk verminderd kunnen worden toegerekend, komt de rechtbank tot de conclusie dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is.
De rechtbank zal dan ook aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 244 dagen met aftrek, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van de bijzondere voorwaarden overweegt de rechtbank dat zij niet zal overgaan tot het opnemen van een klinische opname in de voorwaarden. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat de verdachte al enige tijd op basis van de zorgmachtiging klinisch is opgenomen in de [afdeling]. De verlenging van die machtiging is reeds aangevraagd. Ook de reclassering is betrokken bij de behandeling in de [afdeling]. Zij zullen dan ook betrokken blijven bij het verdere verloop van de behandeling. Het opnemen van een klinische opname als voorwaarde in strafrechtelijk kader is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet langer noodzakelijk, maar kan door de civiele rechter op de dan beschikbare informatie worden beoordeeld in het kader van een (eventuele) verlenging van de zorgmachtiging. Voor zover toepasselijk neemt de rechtbank de overige voorwaarden die zijn opgenomen in de schorsingsbeslissing van de voorlopige hechtenis op, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling te bepalen door de reclassering, beschermd wonen (indien nodig) en een drugsverbod.
Daarnaast legt de rechtbank ten aanzien van feit 2 primair op dagvaarding I een ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [verbalisant].
Vanwege de psychische problematiek van de verdachte, die ook nu nog voortduurt, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van dat artikel uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar is.