ECLI:NL:RBDHA:2025:19694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
28 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.31929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G. van Reemst, een beroep ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. Op 14 augustus 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van haar proceskosten, aangezien de minister tegemoet is gekomen aan haar verzoek. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig is om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan is tegemoetgekomen aan het beroepschrift, de bestuursrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten van de indiener. Gezien de stukken en het procesverloop is de rechtbank van mening dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht is. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 15 oktober 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht zaaknummer: NL25.31929
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], V-nummer: [V-nummer] , verzoekster (gemachtigde: mr. G. van Reemst),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van haar proceskosten.
Verzoekster heeft een beroep ingediend, omdat de minister niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning (hierna: de aanvraag).
Op 14 augustus 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster haar beroep ingetrokken. Zij heeft daarbij het verzoek gedaan om de minister te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De minister heeft op het verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een indiener het beroep intrekt, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen aan diens beroepschrift, dan kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten van de indiener.2
3. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop, is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De minister heeft immers alsnog een besluit op de aanvraag van verzoekster genomen.
4. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de minister in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag, omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, in samenhang met het Besluit Proceskosten bestuursrecht (Bpb).
om voor haar een verzoek in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5, omdat deze zaak van licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een verzoek tot proceskostenveroordeling, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang beperkt is en de aard van de zaak eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak één categorie lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
15 oktober 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.