ECLI:NL:RBDHA:2025:19559

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.41301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse eiser afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, maar door de rechtbank gegrond verklaard

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Iraanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser had op 27 maart 2023 een aanvraag ingediend, die op 25 augustus 2025 door de minister als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 oktober 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. Eiser heeft verklaard dat hij in Iran problemen heeft ondervonden vanwege zijn geloofsovertuiging en deelname aan demonstraties. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de problemen van eiser met de Iraanse autoriteiten niet geloofwaardig zijn. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.41301

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.J.J.A. Hendriks),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 27 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 augustus 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Als tolk is verschenen S. Olia.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1997. Hij heeft – kort samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser is in 2022 voor studie naar Nederland gekomen. In november 2022 is hij voor een periode van twee weken teruggekeerd naar Iran nadat hij in Nederland was bestolen. Op de luchthaven van Tabriz in Iran is er bij de controle een bijbel in eisers koffer aangetroffen. Hierdoor is eiser vastgehouden en ondervraagd en is hij beschuldigd van het zijn van een bekeerling en het willen evangeliseren. In de weken daarna is eiser opgepakt vanwege deelname aan de protesten naar aanleiding van de dood van [naam] . Hij is toen na één nacht weer vrijgelaten. Vervolgens heeft eiser Iran verlaten, is hij op 29 november 2022 Nederland ingereisd en heeft hij op 27 maart 2023 asiel aangevraagd. Bij terugkeer vreest eiser gemarteld of gedood te worden door de Iraanse autoriteiten. Ook wil hij de militaire dienstplicht niet vervullen.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
eiser is agnost;
militaire dienst;
politieke mening; en
problemen met de Iraanse autoriteiten.
3.1.
Verweerder vindt het eerste, tweede, derde en vierde asielmotief geloofwaardig. Dat eiser problemen heeft met de Iraanse autoriteiten vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende documenten gegeven en hij heeft daar geen goede verklaring voor [1] . Ook vormen de verklaringen van eiser over dit asielmotief volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel [2] . Daarnaast heeft eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en hij heeft ook daar geen goede verklaring voor [3] . Tot slot vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, voor wat betreft de geloofwaardig geachte asielmotieven, een vrees heeft voor vervolging [4] of reëel risico op ernstige schade loopt [5] bij terugkeer naar Iran. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond [6] .
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag en voert – kort samengevat – het volgende aan. Ten onrechte vindt verweerder de problemen met de Iraanse autoriteiten niet geloofwaardig. Verweerder heeft niet mogen tegenwerpen dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd. Eiser heeft immers een foto van een kopie van een arrestatiebevel overgelegd. Verder voert eiser aan dat zijn verklaringen wel een samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Ten onrechte volgt verweerder niet dat eiser niet wist dat hij de bijbel in zijn koffer had meegenomen. Doordat hij depressief was en het vertrek emotioneel beladen was, had hij de bijbel bij het inpakken niet opgemerkt. Ook heeft verweerder niet mogen tegenwerpen dat eiser legaal Iran heeft verlaten. Eiser had nog een geldig studievisum en bovendien blijkt uit het AAB [7] Iran 2022 niet duidelijk of personen die zich bij de rechtbank moeten melden nog legaal het land kunnen uitreizen. Bovendien was het een hectische tijd voor de autoriteiten gelet op alle protesten destijds. Daarnaast voert eiser aan dat zijn deelname aan demonstraties niet opmerkelijk was en hij over de aanleiding om deel te nemen wel duidelijk heeft verklaard. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet zo spoedig mogelijk zijn aanvraag heeft ingediend nu zijn reden hiervoor verschoonbaar is. Tot slot vreest eiser bij terugkeer naar Iran vervolging of een onmenselijke behandeling op grond van zijn geloofsovertuiging, zijn politieke mening en zijn tatoeages. Ook vreest hij voor de militaire dienstplicht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als
ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Mocht verweerder eisers problemen met de Iraanse autoriteiten ongeloofwaardig vinden?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers gestelde problemen met de Iraanse autoriteiten niet geloofwaardig zijn.
6.1.
Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de reden voor zijn deelname aan de demonstraties. Tijdens het nader gehoor heeft eiser verklaard dat hij deelnam om politieke verandering tot stand te brengen en voor zijn vrijheid te vechten [8] . Hij voelde empathie voor [naam] en herkende in wat haar was overkomen een risico dat iedereen kon treffen, ook hemzelf. Daarnaast heeft eiser ook toegelicht waarom het voor hem belangrijk is om de regering in Iran te veranderen. Eiser verklaart dan dat als de radicale islamitische regering in Iran niet aan de macht was geweest, hij niet in grote problemen zou zijn gekomen vanwege een kleine bijbel in zijn koffer, hij niet gedwongen zou zijn in dienst te gaan en een wapen te dragen, en dat juist het ontbreken van deze rechten en de onderdrukking door het door de regering gecontroleerde rechtssysteem de redenen waren waarom hij heeft geprotesteerd [9] . In de zienswijze verklaart eiser dat hij naar demonstraties is gegaan omdat hij eerder zelf het slachtoffer van het repressief Iraanse systeem was geworden waartegen men toen protesteerde [10] . Anders dan verweerder tegenwerpt, zijn deze twee verklaringen naar het oordeel van de rechtbank niet tegenstrijdig, maar sluiten zij logisch op elkaar aan en dienen zij in onderlinge samenhang te worden beschouwd.
6.2.
Voor zover verweerder eiser heeft tegengeworpen dat hij, ondanks zijn gestelde lopende rechtszaak, legaal Iran heeft kunnen uitreizen, volgt de rechtbank eiser in zijn betoog dat niet valt in te zien waarom dit onmogelijk was. Uit het ambtsbericht Iran 2022, waar eiser naar heeft verwezen, blijkt dat niet in algemene zin dat kan worden gezegd of iemand die zich bij de rechtbank moet melden, binnen die termijn legaal kan uitreizen. Dat hangt af van de individuele omstandigheden en of er een uitreisverbod is opgelegd [11] . Eiser is kort na zijn vrijlating vertrokken en had op het moment van uitreis een geldig studievisum en heeft dit als verklaring gegeven waarom legale uitreis mogelijk was [12] . Daarnaast volgt uit algemene landeninformatie dat ten tijde van eisers uitreis sprake was van chaotische omstandigheden in Iran als gevolg van massale arrestaties en maatschappelijke onrust naar aanleiding van de protesten. Gelet daarop vindt de rechtbank het niet onaannemelijk dat het door eiser gestelde arrestatiebevel mogelijk nog niet in de systemen was geregistreerd op het moment dat hij vertrok. Nu verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat in vergelijkbare gevallen een legale uitreis niet mogelijk is, heeft verweerder zijn standpunt onvoldoende gemotiveerd.
6.3.
Ten aanzien van de tegenwerping dat eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend, overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat eiser op 11 november 2022 vanuit Nederland naar Iran is gereisd, op 29 november 2022 naar Nederland is teruggekeerd en dat zijn studievisum op dat moment nog geldig was. Op 27 maart 2023 heeft eiser zich gemeld voor zijn asielaanvraag. Van iemand die internationale bescherming verzoekt, mag in beginsel worden verwacht dat hij zijn asielwens zo spoedig mogelijk kenbaar maakt. Verweerder heeft deze omstandigheid daarom ook mogen betrekken bij de beoordeling. De rechtbank is echter van oordeel dat het tijdsverloop op zichzelf onvoldoende is om het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig te vinden. Eiser heeft verklaard dat hij zich bij terugkomst nog veilig voelde vanwege zijn nog geldige studievisum en dat hij pas na berichten van familie over de ernst van de situatie in Iran (waarover hierna meer) zijn asielaanvraag heeft ingediend [13] . Eisers wijze van handelen kan in het kader van de beoordeling of de aanvraag kennelijk ongegrond is relevant zijn, maar vormt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval onvoldoende grond om het relaas in zijn geheel als ongeloofwaardig terzijde te schuiven.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder vraagtekens mogen plaatsen bij de verklaring van eiser dat hij onbewust een bijbel in zijn bagage heeft meegenomen. Het meenemen van een bijbel naar Iran, gelet op de risico’s die eiser zelf heeft geschetst, kan worden beschouwd als onvoorzichtig. De rechtbank vindt echter van belang dat eiser heeft verklaard zich in een emotioneel instabiele gemoedstoestand te bevinden in de aanloop naar zijn vertrek. Dat er ongeveer een week zat tussen het besluit om terug te gaan en het daadwerkelijke vertrek, betekent nog niet dat eiser zijn koffer in alle rust heeft ingepakt, en sluit het niet uit dat eiser zijn koffer in een emotionele gemoedstoestand heeft ingepakt, waardoor de aanwezigheid van de bijbel hem kan zijn ontgaan. Hoewel verweerder terecht vraagtekens heeft kunnen plaatsten bij dit onderdeel van het relaas, is dit element naar het onderdeel van de rechtbank, mede gelet op de hierna besproken overgelegde stukken ter onderbouwing van zijn relaas, onvoldoende overtuigend om te oordelen dat het gehele relaas ongeloofwaardig is. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
6.5.
Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser de volgende documenten overgelegd: een foto van een arrestatiebevel, screenshots van een gesprek met zijn zus van 3 juli 2024, een van bovenaf genomen foto waarop een politieauto zichtbaar is, en een screenshot van de video van een deurbelcamera. Verweerder heeft erop mogen wijzen dat het arrestatiebevel geen origineel document is en dat het document op sommige punten niet gelezen en dus evenmin vertaald kon worden. De rechtbank stelt echter vast dat de relevante onderdelen wel leesbaar zijn en dat de inhoud past binnen het relaas van eiser. Zo staat in het document dat eiser wordt opgeroepen in verband met een beschuldiging van samenzwering, wat aansluit bij de wijze waarop eiser over zijn betrokkenheid bij de protesten en het incident met betrekking tot de bijbel heeft verklaard. Ook eisers uitleg dat de aangifte bovenop een stapel lag en daardoor snel kon worden gekopieerd sluit aan bij de vorm van de kopie. Hoewel de pasfoto op het arrestatiebevel verouderd is, is het wel een foto van eiser en wordt zijn identiteit bovendien bevestigd door de vermelding van zijn voor- en achternaam. De tegenwerping van verweerder dat het document niet leesbaar of vertaalbaar zou zijn, houdt naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen stand. Ook het feit dat het geen origineel is ontzegt het niet van iedere bewijswaarde. Daarnaast heeft eiser verklaard dat de politie op 3 juli 2024 op zoek naar hem zijn ouderlijk huis heeft bezocht en dat zijn vader daarbij is meegenomen [14] . Diezelfde dag heeft hij hier met zijn zus over gesproken via iMessage, hiervan heeft eiser screenshots overgelegd. In dat gesprek is ook een door zijn zus genomen foto gedeeld, genomen van bovenaf, waarop te zien is dat twee personen, één grote in lichte en één kleinere in donkere kleding, naar een politieauto lopen. Links onderin op de foto is een duidelijk herkenbare rechthoekige plantenbak zichtbaar. Op de screenshot van de video van de deurbelcamera, die ook door eiser is overgelegd, zijn drie personen bij de voordeur van een flat te zien, staande naast een soortgelijke plantenbak, waarbij één grotere persoon lichte kleding draagt en de andere kleinere donkere kleding draagt. Ook is de voorkant van een voertuig zichtbaar dat overeenkomt met de politieauto op de eerder foto.
6.6.
De rechtbank acht het, gelet op de overeenkomende kenmerken aannemelijk dat de beelden betrekking hebben op hetzelfde incident. In samenhang met de context van het iMessage-gesprek ondersteunt dit de verklaring van eiser dat de autoriteiten daadwerkelijk naar hem hebben gezocht en dat zijn vader is meegenomen. Dit geheel vormt daarmee ten minste een serieuze aanwijzing dat er vanuit de Iraanse autoriteiten concrete belangstelling voor eiser bestond.
7. De rechtbank is op basis van het voorgaande van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eisers gestelde problemen met de Iraanse autoriteiten niet geloofwaardig zijn. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen. De beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers problemen werkt door in de beoordeling van de risico’s bij terugkeer vanwege zijn activiteiten in Iran, deelname aan protesten in Nederland, zijn tatoeages en de militaire dienstplicht. Gelet op deze samenhang zal de rechtbank de overige beroepsgronden op dit moment niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als ongegrond. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag van eiser en daarbij rekening houden met deze uitspraak. [15]
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- [16] .

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een totaalbedrag van €1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
4.Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
5.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
6.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
7.Algemeen Ambtsbericht.
8.Verslag van het nader gehoor van 25 augustus 2025, p. 20.
9.Idem, p. 21.
10.Zienswijze van 20 augustus 2025, p. 3.
11.AAB Iran 2022, p. 89.
12.Verslag van het nader gehoor, p. 8.
13.Verslag van het nader gehoor, p. 26-27.
14.Verslag van het nader gehoor, p. 17.
15.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet
16.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.