ECLI:NL:RBDHA:2025:19557

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.41021
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Azerbeidzjaanse nationaliteit wegens kennelijk ongegronde vrees voor vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2025, wordt het beroep van eiser, een Azerbeidzjaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 15 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister van Asiel en Migratie op 22 augustus 2025 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren, maar eiser zelf niet. De rechtbank concludeert dat de problemen die eiser met de Azerbeidzjaanse autoriteiten stelt te hebben, niet geloofwaardig zijn. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims over de oproep voor militaire dienst en de beschuldigingen van landverraad. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een reëel risico op vervolging loopt bij terugkeer naar Azerbeidzjan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.41021

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
1.1.
Eiser heeft op 15 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 22 augustus 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond [1] . Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
Het asielrelaas
2. Eiser heeft de Azerbeidzjaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1985. Hij heeft – kort samengevat – het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. In 2020 is eiser door de Azerbeidzjaanse autoriteiten zonder officiële oproeping benaderd om te dienen in het leger. Hij heeft dit geweigerd waarna er een inval in zijn huis heeft plaatsgevonden. In januari 2021 is hij door de politie tien dagen vastgehouden en gemarteld vanwege de beschuldiging van landverraad. Bij terugkeer vreest hij dat hij gedwongen zal worden om in het leger te dienen.
Het bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens verweerder uit de volgende asielmotieven:
identiteit, nationaliteit en herkomst; en
problemen met de autoriteiten wegens weigering oproep militaire dienst en beschuldigingen van landverraad.
3.1.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Dat eiser problemen heeft met de autoriteiten wegens weigering van de oproep voor de militaire dienst en de beschuldigingen van landverraad vindt verweerder niet geloofwaardig. Eiser heeft onvoldoende documenten gegeven en hij heeft daar geen goede verklaring voor [2] . Ook vormen de verklaringen van eiser over dit asielmotief volgens verweerder geen samenhangend en aannemelijk geheel [3] . Daarnaast heeft eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk ingediend en hij heeft ook daar geen goede verklaring voor [4] . Verweerder vindt dat eiser mede op basis van bovenstaande niet in grote lijnen als geloofwaardig kan worden beschouwd. [5] Tot slot vindt verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, voor wat betreft het geloofwaardig geachte asielmotief, een vrees heeft voor vervolging [6] of reëel risico op ernstige schade loopt [7] bij terugkeer naar Azerbeidzjan. Verweerder heeft eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was [8] .
Wat vindt eiser in beroep?
4. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag en voert – kort samengevat – het volgende aan. Ten onrechte vindt verweerder de problemen met de autoriteiten niet geloofwaardig. Verweerder heeft niet mogen tegenwerpen dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd. Eiser heeft nooit verklaard de oproepbrief te hebben ontvangen. Daarnaast voert eiser aan dat hij aannemelijk heeft verklaard over de verhouding tussen de oproep en zijn asielmotief. Eiser heeft geen documenten waarin zijn verplichting tot militaire dienst staan, deze heeft hij immers slechts mondeling van de politie gehoord. Verder heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser onsamenhangend heeft verklaard over de mishandeling. Het is logisch en aannemelijk dat eiser na zijn arrestatie door de politie heeft aangenomen dat de gemaskerde mannen in burgerkleding aan wie hij werd overgeleverd door de politie behoorden tot de politie. Tot slot heeft verweerder niet mogen tegenwerpen dat eiser legaal Azerbeidzjan heeft verlaten. Zijn verklaring hieromtrent is gezien de corruptie in het land waarbij smeergeld wordt betaald heel goed mogelijk.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvraag van eiser kon afwijzen als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank geeft eiser geen gelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Mocht verweerder eisers problemen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten ongeloofwaardig vinden?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers gestelde problemen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten wegens weigering van de oproep voor de militaire dienst en beschuldigingen van landverraad niet geloofwaardig zijn. Zo heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eisers verklaringen over de problemen met de autoriteiten geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
6.1.
Voor zover eiser aanvoert dat hij aannemelijk heeft verklaard over de reden voor de oproep tot militaire dienst, volgt de rechtbank dit betoog niet. Eiser heeft verklaard dat de reden voor de oproeping niet in de oproepbrief die hem werd getoond stond [9] , maar dat hem is verteld dat hij als opvolger van zijn vader is opgeroepen [10] . Nu eiser niet met documenten heeft kunnen aantonen wat de reden voor zijn oproep is, en hij ook niet met stukken heeft onderbouwd dat het gebruikelijk is dat kinderen van beroepsmilitairen opgeroepen zouden worden in Azerbeidzjan, slaagt de beroepsgrond niet.
6.2.
Ook heeft verweerder mogen vinden dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de wijze van oproeping voor reservisten. In de zienswijze stelt eiser dat de oproep voor de vervulling van de militaire dienst altijd schriftelijk gaat, maar dat de oproep voor de reservistendienst mondeling is [11] . Nadat hem werd tegengeworpen dat hij deze gestelde gebruikelijke gang van zaken niet met stukken heeft onderbouwd heeft de gemachtigde van eiser ter zitting verklaard dat ook reservisten schriftelijk worden opgeroepen, maar dat in het geval van eiser de schriftelijke oproep alleen aan hem laten is getoond en vervolgens weer is meegenomen. Dat eiser stelt dat het in zijn geval anders is gegaan dan hoe het normaal gaat, volgt de rechtbank niet nu eiser niet heeft kunnen onderbouwen waarom het in zijn geval anders is verlopen.
7. Reeds om dat wat de rechtbank hierboven onder rechtsoverwegingen 6. tot en met 6.2. heeft overwogen, heeft verweerder het niet geloofwaardig mogen vinden dat eiser problemen heeft met de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Daar komt nog bij dat verweerder het opmerkelijk heeft mogen vinden dat eiser, ondanks zijn gestelde problemen met de autoriteiten en het uitreisverbod, via omkoping van een politieagent het land legaal heeft kunnen uitreizen. Eisers betoog dat het gezien de corruptie in het land juist door betaling van smeergeld aan de politie mogelijk is om het land uit te reizen, heeft eiser niet onderbouwd. Uit openbare landeninformatie blijkt echter dat uitreis op het moment waarop autoriteiten naar iemand op zoek zijn waarschijnlijk niet mogelijk is omdat iemand dan in een systeem geregistreerd staat waardoor uitreis geblokkeerd wordt [12] . Uit het gegeven dat hij legaal kon uitreizen heeft verweerder dan ook kunnen opmaken dat hij kennelijk niet wordt gezocht.
Mocht verweerder de asielaanvraag afwijzen als kennelijk ongegrond?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de asielaanvraag heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond [13] nu eiser hiertegen geen beroepsgronden heeft ingediend. Eiser heeft niet betwist dat hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de afwijzing van de aanvraag als kennelijk ongegrond dan ook voldoende heeft onderbouwd.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser in stand blijft.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. L.C.C. Bakx, griffier.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
2.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b van de Vw.
3.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c van de Vw.
4.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d van de Vw.
5.Op grond van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e van de Vw.
6.Op grond van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
7.Op grond van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
8.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
9.Verslag van het nader gehoor van 18 augustus 2025, p. 12.
10.Idem, p. 13.
11.Zienswijze van 21 augustus 2025, p. 2.
12.Responses to Information Requests - Immigration and Refugee Board of Canada.
13.Op basis van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.