ECLI:NL:RBDHA:2025:19527
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep van verzoeker tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.R. Hagenaars, heeft een beroep ingediend omdat de minister niet binnen de wettelijke termijn op zijn aanvraag heeft beslist. Op 10 juli 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Verzoeker heeft echter verzocht om vergoeding van zijn proceskosten, aangezien de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. Volgens de Algemene wet bestuursrecht kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als de indiener zijn beroep intrekt omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het beroepschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister inderdaad tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door alsnog een besluit te nemen.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de geldende regels in het Besluit Proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor van 0,5, gezien de eenvoudige aard van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 16 september 2025.