ECLI:NL:RBDHA:2025:19525

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.5607 en NL25.5609
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Koerdische familie met connecties tot PKK en moord op oom

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 24 oktober 2025, zijn de asielaanvragen van een Koerdische familie afgewezen. De eisers, bestaande uit een vader, moeder en hun drie minderjarige kinderen, hebben asiel aangevraagd op basis van de vrees voor vervolging door de PKK (Partiya Karkerên Kurdistan) in Turkije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie de aanvragen terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De eisers hebben niet overtuigend aangetoond dat zij persoonlijk te vrezen hebben voor de PKK, ondanks hun claim dat de oom van eiser, [persoon A], in 2014 door de PKK is vermoord vanwege zijn kritiek op de organisatie. De rechtbank heeft de eerdere afwijzing van de asielaanvragen in 2019 als geloofwaardig beschouwd en geconcludeerd dat de minister de opvolgende aanvraag op de juiste wijze heeft beoordeeld. De rechtbank heeft ook de argumenten van eisers over de onterecht ongeloofwaardige beoordeling van hun situatie door de minister verworpen. De rechtbank benadrukt dat het aan de eisers is om hun asielrelaas aannemelijk te maken, en dat de minister niet verplicht is om alle aspecten van eerdere procedures opnieuw te onderzoeken als daar geen nieuwe feiten of omstandigheden aan ten grondslag liggen. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard en hen geen proceskostenvergoeding toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.5607 en NL25.5609

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2025 in de zaken tussen

[eiser], v-nummer: [nummer 1], eiser,

[eiseres], v-nummer: [nummer 2], eiseres,
samen: eisers,
mede namens hun (minderjarige) kinderen:
[kind 1], v-nummer: [nummer 3],
[kind 2], v-nummer: [nummer 4]
[kind 3], v-nummer: [nummer 5]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. D. Gocan).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvragen van eisers als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. [1] Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvragen.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvragen kan in stand blijven. De minister heeft namelijk terecht geconcludeerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk te vrezen hebben voor de PKK. Verder heeft de minister de opvolgende aanvraag op een juiste manier beoordeeld en zijn er voldoende concrete aanknopingspunten dat Irak het terugkeer land is voor eiser. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3 t/m 5 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de bestreden besluiten. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 6. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. De minister heeft met de bestreden besluiten van 31 januari 2025 de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. [2]
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
2.2.
De beroepen zouden aanvankelijk op een zitting van 31 maart 2025 worden behandeld, maar dit is uitgesteld op verzoek van eisers in verband met het uitvoeren van een contra-expertise.
2.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

De eerdere asielprocedure
3. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1985 en heeft geen nationaliteit. Eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 1989 en heeft de Iraakse nationaliteit. De kinderen van eisers hebben ook de Iraakse nationaliteit. Eisers behoren tot de Koerdische bevolkingsgroep.
3.1.
Eisers hebben eerder op 9 maart 2017 asielaanvragen ingediend. [3] Daaraan hebben zij ten grondslag gelegd dat eiser is geboren in Turkije als lid van een prominente PKK (Partiya Karkerên Kurdistan) familie. Hij is bij geboorte niet in Turkije geregistreerd en toen hij vier was moest het gezin Turkije ontvluchten vanwege problemen van de vader van eiser met de Turkse overheid. Zij zijn toen naar Irak gegaan. Later heeft de familie besloten de PKK te verlaten en nu worden zij door de PKK als verraders gezien. Meerdere familieleden hebben in Europa asiel gekregen vanwege deze situatie. In 2014 is een oom van eiser, [persoon A], in Noord-Irak vermoord omdat hij na het verlaten van de PKK negatieve berichten over de partij publiceerde. Eiser heeft van een tante te horen gekregen dat de publicaties van [persoon A] de familie niet vergeven zullen worden. Eiser heeft bescherming gezocht bij twee Koerdische autoriteiten, de Asaish en de Paresten, maar die hielpen hem niet. Hem werd juist gevraagd voor hen te gaan spioneren. Omdat eiser in Irak geen bescherming kon krijgen is hij gevlucht.
3.2.
De aanvragen zijn bij besluiten van 26 februari 2019 afgewezen. In die besluiten is de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig geacht en is geloofwaardig geacht dat eisers gehuwd zijn. Daarbij heeft de minister Irak aangemerkt als het land waar eiser zijn gebruikelijke verblijfplaats had, omdat eiser zeer sterke banden heeft met dit land. Om die reden heeft de minister ook eisers gestelde problemen getoetst aan Irak. Daarentegen heeft de minister de door eisers gestelde (familie)problemen met de PKK in Turkije, Syrië en Irak en ook de gestelde problemen met Asaish en Paresten en de bedreiging van de PKK niet geloofwaardig geacht. De minister heeft daarbij niet geloofwaardig geacht dat [persoon A] een oom van eiser is, noch dat [persoon A] zou zijn vermoord door de PKK, of dat eiser, als de PKK zijn oom wél zou hebben vermoord, zelf ook voor de PKK te vrezen zou hebben.
3.3.
Bij uitspraak van 20 juli 2020 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, het beroep van eisers tegen de besluiten van 26 februari 2019 ongegrond verklaard. [4] De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft het hoger beroep dat eisers tegen die uitspraak hebben ingesteld ongegrond verklaard. [5]
Wat aan de onderhavige asielaanvragen ten grondslag ligt
4. Op 22 februari 2024 hebben eisers opnieuw een asielaanvraag ingediend. Daarbij hebben ze aangegeven dat eiseres geen zelfstandige asielmotieven heeft, maar haar opvolgende aanvraag afhankelijk is van die van eiser. Aan de opvolgende aanvraag heeft eiser het asielrelaas ten grondslag gelegd waarover hij tijdens de eerdere procedure heeft verklaard. Eiser is in het bezit gekomen van documenten waaruit zou blijken dat hij familie is van [persoon A], die gedood is door de PKK. Ook zou uit deze documenten blijken dat eiser een risico loopt en dat hij geen bescherming kan krijgen in Noord-Irak, zowel niet van de Iraakse autoriteiten als van de Verenigde Naties. In Turkije vreest eiser dat hij beschouwd wordt als een Koerdische activist, omdat hij behoort tot een familie die in het verleden betrokken was bij de PKK.
De bestreden besluiten
5. In de bestreden besluiten heeft de minister de identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers, net als tijdens de eerdere procedure, geloofwaardig geacht. Verder acht de minister op basis van de ingebrachte stukken nu wel geloofwaardig dat eiser inderdaad familie is van [persoon A]. De minister stelt dat deze familieband echter niet alsnog maakt dat de gestelde problemen met de PKK als gevolg van de moord op [persoon A] geloofwaardig worden geacht. Eiser heeft volgens de minister nog steeds niet aannemelijk gemaakt dat zijn oom [persoon A] is gedood door de PKK. En als al zou worden aangenomen dat [persoon A] inderdaad door de PKK is vermoord, acht de minister nog niet geloofwaardig dat eiser als gevolg hiervan persoonlijke problemen heeft ondervonden. Eiser heeft dit volgens de minister namelijk niet volledig met objectieve documenten onderbouwd. Daarom heeft de minister beoordeeld of dit asielmotief alsnog geloofwaardig is. Dat is volgens de minister niet het geval, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. [6] Eiser kan niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Van gegronde vrees voor vervolging is namelijk niet gebleken. Verder is niet gebleken van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing als bedoeld in artikel 3 van het EVRM in het geval van terugkeer naar Irak, aldus de minister.
Ingetrokken beroepsgronden en integrale beoordeling
6. Eisers hebben op de zitting hun beroepsgronden ingetrokken over het te laat uploaden van het voornemen gericht aan eiseres en het volgens hen niet tijdig uploaden van het rapport van Bureau Documenten. Zij voeren wel aan dat de minister het gehele feitencomplex uit beide procedures onvoldoende in onderlinge samenhang heeft beoordeeld. De minister kan volgens eisers niet volstaan met de vaststelling dat het relaas eerder ongeloofwaardig is geacht. Uit het arrest L.H. van het Hof van Justitie [7] volgt volgens eisers dat bij een ontvankelijke opvolgende aanvraag, al dat wat in de opvolgende procedure naar voren wordt gebracht integraal moeten worden beoordeeld met wat in de eerdere procedure is gesteld. Dit betekent dat gelet op de op de minister rustende samenwerkingsverplichting van hem kan worden gevergd dat hij zijn vraagstelling niet slechts beperkt tot de nieuwe overgelegde documenten. [8]
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat hij de opvolgende aanvraag op de juiste manier heeft beoordeeld. Hij wijst er terecht op dat hij de nieuwe elementen die eiser aan zijn aanvraag ten grondslag heeft gelegd in samenhang heeft beoordeeld met hetgeen door eiser in de vorige asielprocedure is aangevoerd en dat eiser is gehoord over zijn opvolgende aanvraag. Daarbij zijn ook verdiepende vragen gesteld over zijn asielrelaas. In dit verband kan worden gedacht aan de vragen die zijn gesteld over de problemen en bedreigingen vanuit de PKK. Dit is een kernelement van zijn relaas dat ook in eisers vorige procedure centraal stond. Eiser heeft steeds uitgebreid de gelegenheid gehad om hierover te verklaren. Dat de weging vervolgens niet heeft geleid tot het door eiser gewenste resultaat, betekent niet dat de minister onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan zijn samenwerkingsplicht. Daarbij wijst de rechtbank erop dat het primair aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken en dat de samenwerkingsplicht waarnaar eiser verwijst niet zo ver strekt dat de minister op eigen initiatief aspecten uit eisers voorgaande procedure moet herbevragen als eiser daartoe niet eerst door middel van zijn eigen verklaringen aanleiding heeft gegeven.
Kon de minister de persoonlijke problemen met de PKK ten gevolge van de moord op eisers oom [persoon A] ongeloofwaardig achten?
7. Eisers voeren aan dat de minister hun problemen als gevolg van de moord op [persoon A] ten onrechte ongeloofwaardig acht. Hij heeft daarbij onvoldoende de complexe familieachtergrond, de rol die de familie heeft gespeeld bij de PKK en de manier waarop zij nu worden gezien betrokken. Eisers betogen dat zij dit hebben onderbouwd met diverse artikelen en documenten. Dat de naam van eiser in die artikelen en documenten niet voorkomt, doet niet af aan de relevantie van die informatie. In de zienswijze is betoogd dat niet duidelijk is waarom er geen waarde wordt gehecht aan de nieuwsberichten. In het nieuwsbericht is duidelijk te lezen dat een voormalig PKK lid wordt aangehaald als bron voor de aanwijzing van de PKK als verantwoordelijke voor de moord op [persoon A] en zijn dochter. Bovendien bevat dit artikel concrete informatie over de wijze waarop [persoon A] werd bedreigd voorafgaand aan de moord. Eisers voeren verder aan dat de minister ten onrechte het door hen overgelegde proces-verbaal van aangifte van bedreigingen en de brief van de buurtoudste niet bij de beoordeling heeft betrokken, omdat het kopieën betreffen. Dat eisers geen problemen hebben ondervonden door de moord op [persoon A] door de PKK, klopt niet. De vader van eiser was ziek waardoor hij geen serieus doelwit was. Bij eerwraak is het van belang dat de doelwitten een bepaald belang voor de gehele familie hebben, omdat op die manier een vorm van evenwicht wordt bereikt bij de eerwraak. Eiser voert verder aan dat hij gedetailleerd en concreet heeft verklaard over de problemen die hij heeft gehad van de PKK en de moeite die hij heeft genomen om bescherming te krijgen. Zowel de veiligheidsdienst als de inlichtingendienst van de Koerdisch Autonome Regio (KAR) wilde hem als informant gebruiken.
7.1.
De rechtbank stelt voorop dat dit asielmotief ziet op de problemen die eiser zelf heeft ondervonden als gevolg van de moord op zijn oom. De minister heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiser dat asielmotief niet volledig heeft onderbouwd met (objectieve) documenten. Hij heeft immers wel krantenartikelen overgelegd die betrekking hebben op de moord op zijn oom, waar de rechtbank hierna nog op ingaat, maar geen objectieve documenten die onderbouwen dat hij als gevolg van die moord ook zelf problemen heeft ondervonden. Uit het onderzoek van Bureau Documenten van 23 juli 2024 blijkt namelijk dat de documenten die over die persoonlijke problemen gaan (een proces-verbaal van aangifte van bedreigingen en de brief van de buurtoudste) met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd opgemaakt en afgegeven zijn. Eisers hebben een contra-expertise laten uitvoeren maar de resultaten daarvan om hen moverende redenen niet ingebracht, zodat de rechtbank uit zal gaan van de conclusie van Bureau Documenten.
7.2.
Omdat dit asielmotief niet volledig met objectieve documenten is onderbouwd heeft de minister beoordeeld of het asielmotief alsnog geloofwaardig is. Dat is volgens de minister niet het geval, omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000.
Artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw 2000
7.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over zijn persoonlijke problemen als gevolg van de moord op zijn oom geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen, als bedoeld in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000. Voor dat oordeel is echter wel van belang dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen verschillende aspecten van dat asielmotief, namelijk de vraag of aannemelijk is dat de oom van eiser is vermoord door de PKK wegens zijn kritiek op die organisatie enerzijds, en de vraag of eiser persoonlijk ook doelwit van de PKK was anderzijds.
7.4.
Ten aanzien van de vraag of eisers verklaringen over de moord op zijn oom een samenhangend en aannemelijk geheel vormen is van belang dat eisers nieuwsartikelen [9] hebben overgelegd waarin duidelijk staat vermeld dat [persoon A] en zijn dochter zijn vermoord door de PKK. Zo staat in het nieuwsbericht van 11 augustus 2014:

Former PKK commander killed in lraqi Kurdistan
Duhok: A former commander of the Kurdistan Workers' Party (PKK) [persoon A], known as [persoon A], has been killed in Zakho, Duhok province in his home with his three-year-old daughter. On Thursday night at 10:00 pm, two unknown militants with Kalashnikovs entered [persoon A]'s house, killing him and his daughter and injuring his wife. A former member of the PKK Leadership Council that wanted to remain anonymous said, “After [persoon A] left the PKK, he protected his neutrality, but wrote many articles for Kurdish press and newspapers about the situation in Kurdistan cities in Turkey as well as criticizing the current policies of PKK, hence he was often threated by PKK officials. [persoon A] was threatened and messages were sent to his Facebook account where he was called a ‘betrayer’ or ‘traitor’ and ultimately it was written on his house's wall that his death was getting close,” said the former PKK member. “Because [persoon A] had confidential information about the policies of PKK, he was often scared. Thus, he was living secretly because he knew that someday the PKK will take revenge against him for his resignation from the PKK, added the former PKK member.”
En in het bericht van 2 juli 2018 staat:
“Today the PKK continues to kill Kurdish people who do not support the terror group regardless of whether they are children or disabled. For instance, PKK militants killed a man named [persoon A] and his 3-year-old daughter [naam dochter] on the grounds that [persoon A] left the PKK.”
Deze nieuwsartikelen bevestigen dus de verklaringen van eisers dat [persoon A] is vermoord door de PKK. Naar het oordeel van de rechtbank kan de minister niet van eiser verwachten dat eiser contact opneemt met de journalisten die de artikelen hebben geschreven om hun bronnen te verifiëren. Dat er twee losstaande journalisten hetzelfde verslag hebben uitgebracht is voldoende. Verder heeft de minister niet onderbouwd dat er andere redenen zijn waarom wordt getwijfeld aan de inhoud van de nieuwsartikelen.
7.5.
De minister heeft echter in de besluitvorming ook de situatie beoordeeld in het geval dat wél zou worden gevolgd dat [persoon A] zou zijn gedood door de PKK. Dit houdt in dat het standpunt over waarom [persoon A] is vermoord, niet bepalend is voor de uitkomst van de procedure. Het standpunt van de minister over de persoonlijke problemen van eiser volgt de rechtbank namelijk wel. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat uit de artikelen blijkt eisers oom om het leven is gebracht vanwege zijn vertrek uit de PKK en zijn online uitingen tegen de PKK. Hierdoor is de moord op eisers oom een gerichte en persoonlijke actie geweest. Niet valt in te zien waarom ook eisers het doelwit zouden zijn geworden voor een dergelijke actie. Dit hebben eisers ook niet anderszins aannemelijk gemaakt. Ten aanzien van het proces-verbaal van aangifte van bedreigingen van 8 augustus 2014 en een verklaring van de buurtoudste en wijkcomité van 5 augustus 2020, heeft de minister kunnen tegengeworpen dat uit het onderzoek van Bureau Documenten van 23 juli 2024 blijkt dat deze documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Zoals hiervoor genoemd betwisten eisers die conclusie niet meer. De overgelegde inschrijvingen van kort-gedingen betreffen kopieën zodat daaraan evenmin veel gewicht toegekend kan worden, zeker niet op het moment dat andere stukken al vals zijn bevonden. Datzelfde geldt voor de verklaring die een andere oom van eiser heeft geschreven aan het Nederlandse consulaat. Die oom is immers geen objectieve bron. Met deze stukken hebben eisers hun persoonlijke problemen met de PKK dus evenmin onderbouwd.
7.6.
Verder heeft de minister kunnen tegenwerpen dat de vader van eiser tot 2020, zes jaar na de moord op zijn broer [persoon A], zonder problemen in Irak heeft kunnen verblijven. Hetzelfde geldt voor enkele vrouwelijke familieleden van eiser. Dit is niet in lijn met de verklaringen van eiser dat alle familieleden van [persoon A] problemen met de PKK ondervinden omdat sprake zou zijn van een vorm van eerwraak. Dat de vader van eiser gespaard zou worden van deze eerwraak omdat hij al ziek zou zijn heeft de minister niet hoeven volgen omdat dit op geen enkele wijze is onderbouwd. Ook verder heeft eiser niet onderbouwd op welke wijze eerwraak betrekking heeft op hemzelf of deze situatie.
7.7.
Tot slot heeft eiser gewezen op de problemen die hij heeft ondervonden om bescherming te krijgen tegen de bedreigingen door de PKK. Zoals hiervoor al overwogen heeft de minister die bedreigingen echter ongeloofwaardig kunnen achten. De minister is in het eerdere besluit ook ingegaan op eisers verklaring dat hij problemen met de veiligheidsdienst en inlichtingendienst van de KAR kreeg toen hij om bescherming zou hebben gevraagd. Eiser heeft hier geen nieuwe feiten of omstandigheden over aangevoerd. Dat de minister daarover niet opnieuw in de huidige procedure een inhoudelijk standpunt heeft ingenomen, is daarom niet bevreemdend.
Tussenconclusie
8. De minister heeft de asielaanvragen van eisers, met uitzondering van de aanvraag van [kind 3] voor wie het een eerste asielaanvraag betreft, terecht als kennelijk ongegrond afgewezen [10] omdat wel nieuwe elementen en bevindingen zijn ingebracht die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag, maar die niet leiden tot een inwilliging van de aanvraag.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
9. Eisers voeren aan dat de minister in het geval van eiser ten onrechte het eerder opgelegde terugkeerbesluit heeft gehandhaafd en een inreisverbod heeft opgelegd. Eiser is wel gepresenteerd bij de Iraakse ambassade, maar zijn nationaliteit is niet bevestigd, en vervolgens zijn er geen verdere stappen ondernomen door de Dienst Terugkeer en Vertrek. Omdat eisers nationaliteit onbekend is, is ook niet duidelijk waarheen hij moet terugkeren en is in het verlengde daarvan ten onrechte een inreisverbod opgelegd.
9.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Weliswaar is eisers nationaliteit niet bevestigd, maar dit betekent niet zonder meer dat eiser door Irak is geweigerd. Eiser heeft immers niet bestreden dat zijn verblijfsplaats in Irak was, dat hij daar heeft kunnen werken en dat zijn vrouw en kinderen ook de Iraakse nationaliteit hebben. Bovendien zijn de verklaringen van de vreemdeling zelf over zijn geboorteland of de nationaliteit van de ouders een concreet aanknopingspunt voor het benoemen van Irak als land van terugkeer.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvragen terecht afgewezen als (kennelijk) ongegrond. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Voor [kind 3] is de aanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000.
3.Voor [kind 3] is dit de eerste asielaanvraag.
4.Zaaknummer NL19.9268 (niet gepubliceerd).
5.ABRvS 2 oktober 2020, 202004441/1/V2 (niet gepubliceerd).
6.In het voornemen waren ook de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder d en e, van de Vw 2000 tegenworpen maar zijn in het besluit (voorwaarde d) en het verweerschrift (voorwaarde e) komen te vervallen.
7.HvJEU 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021:478.
8.Eiser verwijst in dit kader naar het arrest S.N. & L.N. van het Hof van Justitie (HvJEU 13 juni 2024, ECLI:EU:C:2024:494).
9.EkurdDaily, ‘Former PKK commander killed in lraqi Kurdistan’, 11 augustus 2014 en artikel van Politics Today, ‘PKK, Kamikazes, Lotus Flower and Dessert’, 12 juli 2018.
10.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000