ECLI:NL:RBDHA:2025:19523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
27 oktober 2025
Zaaknummer
23-40299
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij de gestelde vader van een minderjarig Syrisch meisje

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 oktober 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van een minderjarig Syrisch meisje om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij haar gestelde vader behandeld. De rechtbank oordeelt dat de identiteit van eiseres, haar biologische moeder en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar referent niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, onder andere omdat er geen toestemmingsverklaring van de biologische moeder aanwezig is. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk. Het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag wordt ongegrond verklaard. De rechtbank legt uit dat de minister voldoende heeft gemotiveerd waarom de identiteit en de familierechtelijke relaties niet aannemelijk zijn en dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek. Eiseres krijgt geen gelijk en de rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres, omdat de minister te laat op het bezwaarschrift heeft beslist. De proceskosten worden vastgesteld op € 453,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 oktober 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.40299
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres (gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en

de Minister van Asiel en Migratie1, (gemachtigde: J.A.A. Willems).

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor verblijf bij haar gestelde vader [vader] (referent). Eiseres is minderjarig en van Syrische nationaliteit. De minister heeft de aanvraag afgewezen, omdat de identiteit van eiseres en haar biologische moeder en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent en tussen eiseres en haar biologische moeder niet aannemelijk zijn gemaakt. Ook ontbreekt een toestemmingsverklaring van de biologische moeder. Volgens eiseres is dat onterecht en moet er nader onderzoek plaatsvinden.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar niet-ontvankelijk is. De rechtbank verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag ongegrond. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Referent heeft op 14 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor een mvv-nareis voor eiseres. Deze aanvraag is op 2 februari 2018 afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing is ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld, maar heeft dit beroep vervolgens ingetrokken.
4. Op 18 juni 2019 heeft referent de huidige mvv-aanvraag ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 20 november 2020 afgewezen. Eiseres heeft
1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
hiertegen bezwaar gemaakt. Op 4 augustus 2021 heeft de minister dit bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is vervolgens op 3 oktober 2022 ingetrokken. Op 22 december 2023 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
5. Met het bestreden besluit van 1 mei 2024 heeft de minister opnieuw op het bezwaar beslist en is hij bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
7. De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de minister deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. Het beroep is gelijktijdig behandeld met het beroep over de mvv-aanvraag voor de gestelde moeder van referent (en gestelde oma van eiseres), [oma] ([oma]). Die beroepsprocedure is geregistreerd onder zaaknummer NL23.40296.

Beoordeling door de rechtbank

Griffierecht
8. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank verleent eiseres daarom vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen.
Beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit
9. De rechtbank verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar niet-ontvankelijk. Eiseres wilde met het beroep niet tijdig bereiken dat de minister zou beslissen op haar bezwaar. Omdat de minister inmiddels op haar bezwaar heeft beslist, is daarin niet langer een belang gelegen. Dat belang zit ook niet in het krijgen van een dwangsomvergoeding. Aan eiseres is een dwangsomvergoeding van € 1.442,- toegekend, samen met [oma] aangezien het om samenhangende zaken gaat. De minister heeft hiervoor in het besluit mogen verwijzen naar het besluit van [oma].
10. Dit betekent dat het beroep voor zover gericht tegen het tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk is. Wel ziet de rechtbank aanleiding om de minister in de proceskosten van eiseres te veroordelen, omdat de minister te laat op het bezwaarschrift heeft beslist.
Het beroep tegen het alsnog genomen besluit
11. Het beroep heeft op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit besluit geheel aan het beroep tegemoet komt. Eiseres kan zich niet verenigen met het alsnog genomen besluit, omdat de minister niet volledig aan het beroep van eiseres is tegemoetgekomen.
12. Eiseres voert aan dat er nader onderzoek nodig is naar haar identiteit, die van haar biologische moeder en de familierechtelijke relatie tussen haar, haar biologische moeder en
referent. Dit kan plaatsvinden door bijvoorbeeld [oma] en eiseres te horen op de ambassade. Het is niet vereist dat de biologische moeder deelneemt aan dit onderzoek. Het is onbekend waar zij is en bovendien heeft zij geen gezag over eiseres. [oma] staat samen met de opa van eiseres geregistreerd als ouders. Dat betekent dat er een alternatief nader onderzoek op zijn plaats is en dat van de biologische moeder geen toestemming nodig is voor het vertrek van eiseres naar Nederland.
13. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit uitgebreid heeft gemotiveerd waarom de identiteit van eiseres, haar biologische moeder en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent en eiseres en haar biologische moeder niet voldoende aannemelijk zijn gemaakt. Die motivering wordt niet bestreden door eiseres. Eiseres stelt alleen dat er alternatief nader onderzoek moet plaatsvinden. Dit volgt de rechtbank niet. De minister heeft nader onderzoek in dit geval op zijn plaats gevonden, om duidelijkheid te krijgen over de identiteit van eiseres en de biologische moeder en de familierechtelijke relaties. Dit onderzoek moet wel plaatsvinden met betrokkenheid van de biologische moeder. Een alternatief is er in dit geval niet, omdat duidelijk is dat er een biologische moeder in beeld is. In het dossier bevindt zich immers een toestemmingsverklaring op haar naam. Dat roept vragen op. Bovendien moet de minister ervoor waken dat de Nederlandse overheid meewerkt aan bijvoorbeeld kindontvoering. De rechtbank begrijpt dan ook dat de minister in dit geval de biologische moeder betrekt bij een nader onderzoek en niet volstaat met alleen het horen van [oma] en eiseres zelf. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat referent alleen heeft gesteld dat onbekend is waar de biologische moeder momenteel verblijft, maar dit niet verder heeft onderbouwd. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet wel aanleiding de minister te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken, nu te laat is beslist op het bezwaar en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiseres. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
14. De rechtbank stelt de proceskosten van eiseres die de minister moet betalen vast op € 453,50. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
14. Verder beschouwt de rechtbank deze zaak en die van [oma] vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb). De rechtbank kent de proceskostenveroordeling toe in de zaak met nummer NL23.40296.
17. Het beroep voor zover gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep voor zover het is gericht tegen het bestreden besluit ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.M. van Luijk - Salomons, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 oktober 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.