ECLI:NL:RBDHA:2025:19510

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.37891
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die zijn asielaanvraag had ingediend, kreeg te maken met een afwijzing van deze aanvraag door de minister van Asiel en Migratie op 4 juli 2025. De minister had de aanvraag als kennelijk ongegrond bestempeld. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld zonder zitting, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Tijdens de beoordeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er recentelijk een uitspraak is gedaan in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL25.29801), waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig was. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37891

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van
verzoeker afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [1] uitspraak
zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.29801, heeft de rechtbank uitspraak
gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De
voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 23 oktober 2025 door mr. M.J. Schouw, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van
geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.