4.5.Indien het Uwv blijkens de dossierstukken of het verweerschrift ten tijde van de uitspraak de medische beoordeling al op een spreekuurcontact, hoorzitting in aanwezigheid van een verzekeringsarts of voor dossieronderzoek heeft gepland op een bepaalde datum, dan geldt dat de termijn van negen weken na de dag van verzending van de uitspraak wordt bekort, waarbij rekening wordt gehouden met de al geplande datum voor het medisch onderzoek. Het Uwv krijgt in ieder geval de wettelijke termijn van minimaal twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om het besluit bekend te maken. Bijzondere feiten en omstandigheden in het individuele geval kunnen aanleiding zijn om van deze termijnen af te wijken. Het is dan aan de partijen om bijzondere feiten en omstandigheden met betrekking tot de individuele situatie aan te voeren, die zouden moeten leiden tot verkorting dan wel verlenging van deze termijnen.
5. In de onderhavige beroepen heeft het Uwv in het verweerschrift aangegeven dat de bezwaarschriften met voorrang worden afgehandeld, maar dat nog niet kan worden ingeschat wanneer de beslissingen worden genomen. Het is de rechtbank niet gebleken dat bekend is wanneer de medische beoordeling zal plaatsvinden. Dit betekent dat het Uwv binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak de medische beoordeling door een verzekeringsarts moet laten verrichten en dat het binnen drie weken na die medische beoordeling op alle bezwaren een besluit bekend moet maken, maar in ieder geval binnen negen weken na de dag van verzending van de uitspraak.
6. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een gerechtelijke dwangsom op te leggen. De rechtbank stelt vast dat een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,- in overeenstemming is met het landelijke beleid van de rechtbanken hierover.De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit dossier van dit beleid af te wijken. De rechtbank zal bepalen dat het Uwv in elk beroep een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog door hem wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
7. Omdat de beroepen gegrond zijn, moet het Uwv het door eiser betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank heeft de beroepen aangemerkt als zijnde ingediend tegen drie samenhangende besluiten in de zin van artikel 8:41, derde lid, van de Awb. Er is daarom eenmaal griffierecht geheven en betaald.
8. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank merkt de beroepen aan als samenhangende zaken in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht, zodat 1 punt voor het indienen van de beroepschriften, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5 voor vergoeding in aanmerking komt.