ECLI:NL:RBDHA:2025:19463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
25/6715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake woningsluiting na aantreffen van drugs en chemicaliën

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die recent uit voorlopige hechtenis was gekomen, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Den Haag. De sluiting was opgelegd naar aanleiding van een politie-inval waarbij grote hoeveelheden chemicaliën en drugs waren aangetroffen. De burgemeester had de woning voor drie maanden gesloten, omdat de aangetroffen stoffen een direct gevaar voor de omgeving vormden. Verzoeker betwistte de noodzaak van de sluiting en stelde dat hij geen verwijt kon worden gemaakt, aangezien hij niet zelf betrokken was bij de drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en dat verzoeker verantwoordelijk was voor wat er in zijn woning gebeurde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting niet onevenwichtig was en er geen aanleiding was om van de sluiting af te zien. De uitspraak benadrukt de ernst van de situatie en de verantwoordelijkheden van de woningbewoner in het kader van drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/6715

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. R.A. Bos),
en

de burgemeester van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: J. Markerink).

Procesverloop

1. Met het bestreden besluit van 28 augustus 2025 heeft verweerder de woning van verzoeker, aan de [adres] in Den Haag, voor de duur van drie maanden gesloten
.
1.1.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 7 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, vergezeld door [naam 1] en zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door [naam 2] . Na sluiting van het onderzoek is aan partijen kenbaar gemaakt dat de beslissing van de voorzieningenrechter dezelfde dag rond 13.00 uur bekend zal worden gemaakt.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 15 augustus 2025 heeft de politie een verzoek ontvangen om een ambulance te ondersteunen op de [adres] in Den Haag. De ambulance was ingeschakeld in verband met de onwel wording van verzoeker. Verzoeker is ter plaatste naakt aangetroffen op het toilet en de politie had het vermoeden dat hij onder invloed was van GHB. Ook zijn nog twee andere personen in de woning aangetroffen. De politie heeft in de tuin van de woning een schuur doorzocht. In deze schuur zijn ongeveer 30 vaten (600 liter) met verschillende chemicaliën aangetroffen, vooral licht ontvlambare oplosmiddelen, die worden gebruikt bij het versnijden van cocaïne. Ook lag er een stofmasker en zijn er restanten van tetramisol aangetroffen op de grond, op een wandplank en op de goederen. Ook de woning van verzoeker is doorzocht. In zijn slaapkamer heeft de politie 46 roze pillen aangetroffen, na onderzoek van het LFO [1] bleek dat het om MDMA ging. Verzoeker en de twee andere personen zijn aangehouden door de politie.
2.1.
Naar aanleiding van bovengenoemde bevindingen heeft de politie telefonisch contact opgenomen met verweerder. Deze heeft in reactie hierop de woning voor de duur van twee weken gesloten. Verweerder heeft op 21 augustus 2025 de bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen. Met het besluit van 28 augustus 2025 heeft verweerder de spoedsluiting op schrift gesteld en deze verlengd met drie maanden [2] .
Wat vindt verzoeker?
3. Verzoeker stelt zich kort samengevat op het standpunt dat de sluiting van de woning niet noodzakelijk noch evenwichtig is. Over de noodzakelijkheid van de sluiting merkt verzoeker op dat uit het besluit van verweerder, dan wel de rapportage van de politie, niet kan worden geconcludeerd dat er sprake is van feitelijke handel in of vanuit de woning. Verzoeker is nog nooit veroordeeld voor druggerelateerde feiten en er zijn ook geen meldingen ontvangen van overlast. Weliswaar is er een grote hoeveelheid chemicaliën aangetroffen, maar deze zijn inmiddels verwijderd. Ook is er geen loop naar de woning geconstateerd. Er is dan ook geen sprake meer van een acuut gevaar voor de omgeving. Een gedragsaanwijzing is in dit geval een geschikter middel. Wat betreft de evenwichtigheid merkt verzoeker op dat hem maar een zeer beperkt verwijt kan worden gemaakt. De aangetroffen chemicaliën zijn gevonden in een schuur in de tuin. Uit het politieonderzoek is niet gebleken dat verzoeker ook daadwerkelijk de eigenaar was van de aangetroffen chemicaliën. Hij heeft alleen een geldbedrag geaccepteerd voor de opslag van een aantal jerrycans. Ook wordt hij niet verdacht van enige betrokkenheid bij een criminele organisatie of de daadwerkelijke handel en productie. Daarbij komt dat de verhuurder van de woning heeft aangegeven de uitkomst van deze procedure (vooralsnog) te willen afwachten. Echter als niet in het voordeel van verzoeker wordt beslist, dan zullen zij een gerechtelijke procedure aanhangig maken. Daarbij zal cliënt op een zwarte lijst worden gezet. Het zal dan in de toekomst bijna onmogelijk worden om nog aan een andere woning te komen.
3.1.
Verzoeker geeft aan dat hij een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening heeft omdat hij geen vervangende woonruimte kan vinden. Verzoeker komt net uit voorlopige hechtenis. Deze week kan hij nog bij een kennis verblijven maar daarna staat hij op straat. Hij heeft niet de financiële middelen om tijdelijk andere huisvesting te regelen zoals een hotel of Airbnb. Daarom vraagt hij de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen in afwachting van de beslissing op bezwaar.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
4. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Spoedeisend belang
5. Verzoeker is recent uit voorlopige hechtenis gekomen en stelt tot uiterlijk 7 oktober 2025 bij een vriend te kunnen verblijven. Daarna staat hij op straat. Het spoedeisend belang is hiermee gegeven. Verweerder betwist dit ook niet.
Bevoegdheid
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker de bevoegdheid van verweerder om tot sluiting van de woning over te gaan niet betwist.
Noodzakelijkheid
7. Bij de beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester, gegeven zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen, met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Bij de beoordeling of het noodzakelijk is om tot sluiting van de woning over te gaan moet verweerder verschillende omstandigheden meewegen. Het gaat bijvoorbeeld om de aard en de hoeveelheid aangetroffen drugs, de risico’s op verdere criminaliteit, de gevolgen voor de veiligheid en de openbare orde in de omgeving en de vraag of de woning feitelijke bekendheid heeft als drugspand. [3]
7.1.
Verweerder heeft gesteld dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat in de schuur bij de woning van verzoeker ongeveer 600 liter verschillende soorten chemicaliën aanwezig waren, die geschikt zijn voor het versnijden van cocaïne. Gelet op de aangetroffen chemicaliën, het gasmasker, de tetramisol en de vervuiling van de ruimte, was de schuur vermoedelijk ook daadwerkelijk in gebruik als be- of verwerkingslocatie van cocaïne. Dit heeft verzoeker ook niet betwist. Het opslaan en verwerken van dit soort chemicaliën brengt een direct en reëel gevaar voor omwonenden met zich mee. Uit de politierapportage blijkt dat opslag van dit soort chemicaliën kan leiden tot een zware en mogelijk dodelijke ontploffing. Daarnaast is in de woning ook een handelshoeveelheid van 46 MDMA-pillen aangetroffen. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen chemicaliën en de handelshoeveelheid MDMA-pillen, is het aannemelijk dat dit bestemd was voor de handel. Gelet hierop was de woning vermoedelijk ook bekend in het criminele circuit van drugshandel. Het ging hier immers om een cocaïnewasserij, waarbij verzoeker andere personen toegang gaf om in zijn schuur cocaïne te be- of verwerken. De voorzieningenrechter acht gelet op het voorgaande aannemelijk dat de woning van verzoeker een rol vervulde als be- of verwerkingslocatie en een schakel was in de productie en distributie van drugs.
7.2.
Verweerder heeft navraag gedaan bij de politie naar de huidige stand van zaken. De politie heeft aangegeven dat het voortijdig opheffen van een sluiting in dit geval onwenselijk is. De aanwezigheid van een cocaïnewasserij duidt op zware georganiseerde criminaliteit. Ook na anderhalve maand bestaat er nog een reële kans op represailles, hernieuwde activiteiten of het terugkeren van criminele netwerken. Verweerder heeft er in dit verband verder op gewezen dat het herstel van de openbare orde tijd vergt en dat de woning is gelegen in een drukke woonwijk. De periode van drie maanden is nodig om de rust te laten terugkeren in de buurt en om het signaal af te geven dat drugshandel en -productie niet worden getolereerd. Hierbij is volgens verweerder aannemelijk dat, als de sluiting van de woning vroegtijdig wordt opgeheven, dit afbreuk zou doen aan de signaalfunctie en het herstel van de openbare orde en daarmee de doelen van de sluiting. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder gelet op de hiervoor weergegeven motivering en het advies van de politie niet kunnen volstaan met een lichtere maatregel zoals een gedragsaanwijzing of een sluiting van kortere duur. De sluiting van de woning voor de duur van drie maanden is een noodzakelijk en geschikt middel om de doelen van de sluiting te bereiken.
Evenwichtigheid
8. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Deze laatste houden doorgaans verband met de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk acht. Een sluiting met zware nadelige gevolgen voor de bewoners is niet per definitie onevenwichtig. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn het gaat dan bijvoorbeeld om de mate van verwijtbaarheid, bijzondere binding met de woning, aanwezigheid van minderjarige kinderen, de duur van de sluiting en in hoeverre de bewoners na de sluiting weer van de woning gebruik kunnen maken.
8.1.
De voorzieningenrechter overweegt dat er in het geval van verzoeker geen sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Verzoeker is als bewoner van de woning verantwoordelijk voor wat in de woning en de bijbehorende schuur wordt aangetroffen. Uit zowel het beroepschrift als de verklaringen op zitting blijkt dat verzoeker een bedrag heeft geaccepteerd voor het gebruik van zijn woning door derden. Deze derden mochten jerrycans in zijn schuur te bewaren. Ook is een handelshoeveelheid MDMA-pillen aangetroffen in zijn slaapkamer. Hieruit had verzoeker kunnen en moeten afleiden dat het niet ging om een legale situatie. Het maakt hierbij niet uit of verzoeker wel of niet zelf betrokken is geweest bij het daadwerkelijk be- of verwerken van cocaïne. Verzoeker was verantwoordelijk voor de wijze waarop zijn woning gebruikt werd. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat verzoeker een bijzondere binding met de woning heeft. Verweerder heeft navraag gedaan bij Bureau Nazorg, waarbij door een medewerker is aangegeven dat een vaste woning niet noodzakelijk is voor het bieden van hulp vanuit Bureau Nazorg. Verder is niet gebleken dat verzoeker vanwege zijn psychische problemen of werk in de woning moet verblijven. Ter zitting is aangegeven dat hij op dit moment niet onder behandeling is bij een psycholoog of psychiater en ook geen diagnose heeft. Verzoeker heeft verder niet met stukken onderbouwd dat het voor hem onmogelijk is om alternatieve woonruimte te vinden of dat hij de financiële middelen niet heeft om gedurende de sluiting een andere (tijdelijke) woonruimte te vinden. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat verzoeker wel over een (klein) sociaal netwerk lijkt te beschikken. Het is verzoeker tot nu toe ook gelukt om zelf onderdak te vinden binnen dat netwerk. Ook wordt hij bijgestaan door Bureau Nazorg, die hem mogelijk verder kan helpen met het vinden van alternatieve woonruimte voor de beperkte periode waarin de woning nog gesloten moet blijven. Voor zover verzoeker heeft gewezen op de mogelijke ontbinding van zijn huurcontract merkt de voorzieningenrechter op dat op dit moment niet vast staat dat het huurcontract daadwerkelijk zal worden ontbonden. Verzoeker heeft op zitting aangegeven dat er goede gespreken gaande zijn met de verhuurder van de woning. Er zijn verder ook geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat verzoeker mogelijk op een zwarte lijst geplaatst zal worden.
8.2.
Al deze omstandigheden meegewogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat de sluiting van de woning voor drie maanden in het geval van verzoeker niet onevenwichtig is. Er bestond voor verweerder dan ook geen aanleiding van de sluiting af te zien.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.H.T. van Bruggen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2025.
de rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Landelijke Faciliteit Ontmantelen.
2.op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
3.Zie onder meer de uitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.