Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2025 in de zaak tussen
[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker
de burgemeester van Den Haag, verweerder
Procesverloop
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die recent uit voorlopige hechtenis was gekomen, had bezwaar gemaakt tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Den Haag. De sluiting was opgelegd naar aanleiding van een politie-inval waarbij grote hoeveelheden chemicaliën en drugs waren aangetroffen. De burgemeester had de woning voor drie maanden gesloten, omdat de aangetroffen stoffen een direct gevaar voor de omgeving vormden. Verzoeker betwistte de noodzaak van de sluiting en stelde dat hij geen verwijt kon worden gemaakt, aangezien hij niet zelf betrokken was bij de drugshandel. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de sluiting noodzakelijk was om de openbare orde te herstellen en dat verzoeker verantwoordelijk was voor wat er in zijn woning gebeurde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de sluiting niet onevenwichtig was en er geen aanleiding was om van de sluiting af te zien. De uitspraak benadrukt de ernst van de situatie en de verantwoordelijkheden van de woningbewoner in het kader van drugshandel.