ECLI:NL:RBDHA:2025:19409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
09-307324-24 en 09-246692-24 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard van minderjarigen en meerderjarigen

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard van minderjarige meisjes en meerderjarige vrouwen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 116 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Een van de voorwaarden is dat de verdachte zich laat behandelen voor zijn parafiele stoornis. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uur opgelegd. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan het heimelijk filmen van nietsvermoedende slachtoffers in verschillende situaties, waaronder op straat en in een ziekenhuis waar hij als optometrist werkte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft erkend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, maar de rechtbank heeft ook rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn psychische problemen. De bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het risico op herhaling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-307324-24 en 09-246692-24 (ttz.gev.)
Datum uitspraak: 23 oktober 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1994 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres en verblijfadres: [adres] , [postcode] [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 9 oktober 2025 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Bakker en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.G.P. Glas naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I 09-307324-24
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en
met 7 juni 2024 te Huis ter Heide en/of Alphen aan den Rijn en/of Orvelte en/of
Leiderdorp en/of Leiden, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 1] en/of van een of meerdere (onbekend gebleven) (minderjarige) vrouwelijke personen, een afbeelding van seksuele aard, te weten videobeeldmateriaal en/of thumbnail(s) van videobeeldmateriaal en/of (een) schermafdruk(ken) en/of foto('s), waarop (telkens) te zien is
- dat er door een raam wordt/is gefilmd en/of dat zich achter dit raam een geheel naakte vrouw bevindt (thumbnail d.d. 18/10/23, p. 62)
en/of
- dat er onder (een) rokje(s) wordt/is gefilmd en/of dat daarbij (blote) billen zichtbaar zijn (filmpje d.d. 19/5/24 betreffende [slachtoffer 1] en/of thumbnail d.d. 31/12/23, p. 61 en 63)
en/of
- dat er onder (een) rokje(s) wordt/is gefilmd en/of dat de camera daarbij is gericht op het kruis/de vagina en/of dat daarbij de blote benen en/of de slip en/of de onderkleding zichtbaar is (thumbnails d.d. 7/8/23 en/of 10/9/23 en/of 12/5/24 en/of 6/6/24 en/of 7/6/24, p. 62-63)
en/of
- dat het decollete wordt/is gefilmd en/of dat daarbij de (rondingen van de) gedeeltelijk ontblote bovenzijde van de borsten zichtbaar is (thumbnail d.d. 3/8/23 en/of 28/9/23 en/of 24/11/23 en/of 15/12/23, p. 64)
heeft vervaardigd en/of over dit videobeeldmateriaal en/of deze thumbnail(s) van
videobeeldmateriaal en/of schermafdruk(ken) en/of foto('s) de beschikking heeft
gehad, terwijl hij wist dat dit/deze (telkens) door een strafbare handeling
was/waren verkregen;
Dagvaarding II 09-246692-24
1
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2024 tot en met 29 juli 2024 te Kerk en
Zanen en/of Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- van [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] /2013) een of meerdere visuele weergave(n) van seksuele aard, te weten videobeeldmateriaal waarop te zien was dat er onder het rokje van die [slachtoffer 2] gefilmd wordt en/of waarbij het ondergoed en/of de afdruk van de schaamlippen door de onderbroek heen en/of (een gedeelte van) de billen te zien was/waren
en/of
van een of meerdere onbekend gebleven minderjarig(e) vrouwelijk(e) perso(o)n(en) een of meerdere visuele weergave(n) van seksuele aard, te weten videobeeldmateriaal, waarop (telkens) te zien was dat er onder (een) rokje(s) en/of jurkje(s) gefilmd wordt en/of dat wordt ingezoomd op de billen en/of waarbij het ondergoed en/of de afdruk van de schaamlippen door de onderbroek heen en/of (een gedeelte van) de (blote) billen en/of de bilspleet te zien waren (video's omschreven op p. 47-49) heeft vervaardigd;
2
hij op of omstreeks 19 juli 2024 te Leiderdorp, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 3] een visuele weergave van seksuele aad, te weten videobeeldmateriaal, waarop het decollete en/of de (rondingen van de) gedeeltelijk ontblote bovenzijde van de borsten van die [slachtoffer 3] te zien is/zijn heeft vervaardigd (video p. 47).

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de feiten met een opgave van bewijsmiddelen volstaan, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte heeft deze feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024229431, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 121). Daarnaast is er een aanvullend proces-verbaal met het nummer PL1500-2024229431, van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina 1 t/m 20).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Dagvaarding I 09-307324-24
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 oktober 2025;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 25 september 2024 (p. 109-119);
3. Het proces-verbaal van bevindingen onderzoek Xiaomi telefoon, opgemaakt op 19 september 2024 (p. 61-65).
Dagvaarding II 09-246692-24
Feit 1
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 oktober 2025;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 25 september 2024 (p. 109-119);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] namens [slachtoffer 2] , opgemaakt op 18 juli 2024 (p. 13-15);
4. Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Samsung telefoon, opgemaakt op 19 juli 2024 (p. 46-51);
5. Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden Kruidvat, opgemaakt op 19 juli 2024 (p. 17-19);
Feit 2
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 9 oktober 2025;
2. Het proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt op 25 september 2024 (p. 109-119);
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , opgemaakt op 9 april 2025 (p. 17-20 van het aanvullend proces-verbaal);
4. Het proces-verbaal van bevindingen uitlezen Samsung telefoon, opgemaakt op 19 juli 2024 (p. 46-51).
Partiële vrijspraak pleegperiode dagvaarding I 09-307324-24
De tenlastelegging ziet op de periode van 1 januari 2023 tot 7 juni 2024. Bewijs dat de verdachte zich tussen 1 januari 2023 en 3 augustus 2023 schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde ontbreekt. De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij ongeveer in juni 2023 begonnen is met het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard. Nu uit het onderzoek aan de telefoons van de verdachte is gebleken dat de eerste aangetroffen thumbnail van een filmpje van onmiskenbaar seksuele aard dateert van 3 augustus 2023, zal de rechtbank voor de bewezenverklaring van dit feit uitgaan van de periode van 3 augustus 2023 tot en met 7 juni 2024.
3.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I - 09-307324-24
hij op een of meer tijdstippen in de periode van
3 augustus 2023tot en met 7 juni 2024
in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 1] en van meerdere onbekend gebleven vrouwelijke personen, een afbeelding van seksuele aard, te weten videobeeldmateriaal en/of thumbnails van videobeeldmateriaal en/of schermafdrukken en/of foto's, waarop (telkens) te zien is
- dat er door een raam wordt/is gefilmd en/of dat zich achter dit raam een geheel naakte vrouw bevindt
en
- dat er onder een rokje wordt/is gefilmd en dat daarbij blote billen zichtbaar zijn
en
- dat er onder (een) rokje(s) wordt/is gefilmd en dat de camera daarbij is gericht op het kruis/de vagina en/of dat daarbij de blote benen en/of de slip en/of de onderkleding zichtbaar is
en
- dat het
decolletéwordt/is gefilmd en/of dat daarbij de (rondingen van de) gedeeltelijk ontblote bovenzijde van de borsten zichtbaar is heeft vervaardigd en/of over dit videobeeldmateriaal en/of deze thumbnails van videobeeldmateriaal en/of schermafdrukken en/of foto's de beschikking heeft gehad, terwijl hij wist dat deze (telkens) door een strafbare handeling waren verkregen.
Dagvaarding II - 09-246692-24
1
hij in de periode van 14 juli 2024 tot en met 29 juli 2024 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- van [slachtoffer 2] ( [geboortedatum 2] /2013) een visuele weergave van seksuele aard, te weten videobeeldmateriaal waarop te zien was dat er onder het rokje van die [slachtoffer 2] gefilmd wordt
en
van meerdere onbekend gebleven minderjarige vrouwelijke personen meerdere visuele weergaven van seksuele aard, te weten videobeeldmateriaal, waarop (telkens) te zien was dat er onder (een) rokje(s) en/of jurkje(s) gefilmd wordt en/of dat wordt ingezoomd op de billen en/of waarbij het ondergoed en/of de afdruk van de schaamlippen door de onderbroek heen en/of (een gedeelte van) de (blote) billen en/of de bilspleet te zien waren heeft vervaardigd;
2
hij op 19 juli 2024 te Leiderdorp, opzettelijk en wederrechtelijk van [slachtoffer 3] een visuele weergave van seksuele
aard, te weten videobeeldmateriaal, waarop het
decolletéen/of de (rondingen van de) gedeeltelijk ontblote bovenzijde van de borsten van die [slachtoffer 3] te zien is/zijn heeft vervaardigd.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de straf zoals geëist door de officier van justitie te matigen en er daarbij rekening mee te houden dat voor dit soort feiten maximaal één jaar gevangenisstraf kan worden opgelegd. Daarnaast dient ook rekening gehouden te worden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is gediagnosticeerd met parafilie in de vorm van een voyeurismestoornis, en de feiten kunnen in verminderde mate aan hem worden toegerekend. Daarnaast is de verdachte als gevolg van de feiten op staande voet ontslagen uit zijn functie als optometrist en kan hij waarschijnlijk niet meer aan de slag in de oogheelkunde.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich bijna een jaar lang schuldig gemaakt aan het heimelijk filmen van nietsvermoedende minderjarige meisjes en meerderjarige vrouwen. De verdachte heeft deze video’s gemaakt op straat, in winkels, in zijn thuisomgeving en in een ziekenhuis waar hij als optometrist werkzaam was. Op 14 juli 2024 is de verdachte betrapt bij het onder het rokje filmen van een winkelend minderjarig meisje. Namens het meisje is bij de politie verklaard dat zij, toen zij merkte dat zij onder haar rokje werd gefilmd, erg is geschrokken en vervolgens in paniek haar moeder heeft gebeld. Ook heeft de verdachte misbruik gemaakt van zijn positie als zorgverlener. Een patiënt van de verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij zich, nadat zij vernam dat zij tijdens een ziekenhuisbezoek heimelijk door de verdachte was gefilmd, onzeker, boos en verdrietig heeft gevoeld. Haar boosheid kwam voort uit het onrecht dat een zorgverlener, iemand bij wie zij zich kwetsbaar heeft opgesteld en aan wie zij haar vertrouwen heeft gegeven, misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Daardoor heeft zij een stukje vertrouwen in zorgverleners verloren. Ook heeft de verdachte een schoonzus onder haar rok gefilmd en een andere schoonzus gefilmd terwijl zij zich aan het omkleden was. De verdachte heeft daarmee de vertrouwensband met zijn schoonzussen ernstig geschonden. De verdachte heeft zich bij dit alles uitsluitend laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens en zich niet bekommerd om de gevolgen voor de minderjarige meisjes en meerderjarige vrouwen die hij gefilmd heeft als zij dit te weten zouden komen. De verdachte heeft inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit en privacy. Dit alles neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2025. Daaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Dit heeft verder geen invloed op de strafoplegging, omdat een blanco strafblad het uitgangspunt is.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 11 maart 2025, de schriftelijke update van 29 september 2025 en de mondelinge toelichting van de reclasseringswerker op de zitting. Daaruit volgt kort samengevat dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag/gemiddeld. De verdachte is in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in behandeling bij de forensische polikliniek de Waag. De verdachte is open, komt zijn afspraken na en laat zelfreflectie en -ontwikkeling zien. De reclassering benadrukt het belang van voortzetting van behandeling en begeleiding. De reclassering adviseert dan ook bij veroordeling een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling en het vermijden van kinderporno.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van de psycholoog van 27 februari 2025. Uit dit rapport volgt dat bij de verdachte sprake is van parafilie in de vorm van een voyeurismestoornis, waarbij de verdachte een verhoogde drive heeft om seksuele opwinding te bewerkstelligen door het heimelijk maken en bekijken van foto’s en video’s van seksuele aard. De verdachte was op de hoogte van het onaanvaardbare karakter van zijn gedrag en heeft in redelijke mate zijn gedrag in vrije wil kunnen bepalen.
Geadviseerd wordt om de strafbare feiten in een enigszins verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt laag tot matig ingeschat en bij voortzetting van toezicht en behandeling als laag.
De rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat de feiten over een langere periode meermalen zijn gepleegd en dat de verdachte onder meer video’s heeft gemaakt van minderjarige meisjes en van een patiënt. In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting direct openheid van zaken heeft gegeven en al stevig in zijn persoonlijke belangen is geraakt doordat hij in verband met de strafbare gedragingen op zijn werk op staande voet is ontslagen en waarschijnlijk niet zal kunnen terugkeren in een soortgelijke functie.
Toerekenbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de psycholoog voor wat betreft de toerekenbaarheid en zal de feiten daarom in enigszins verminderde mate aan de verdachte toerekenen.
Conclusie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden is. De rechtbank zal een deel van die straf, te weten 116 dagen, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren en daarbij de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling en het vermijden van kinderporno opleggen, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Daarnaast acht de rechtbank, om voldoende recht te doen aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, een taakstraf van 120 uur passend en geboden. De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij een zwaarder gewicht toekent aan de nadelige gevolgen die de verdachte al door zijn handelen heeft ondervonden.
Dadelijke uitvoerbaarheidDe rechtbank zal tevens bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank komt tot die conclusie gezien de lange pleegperiode van de bewezenverklaarde feiten, het door de psycholoog en de reclassering vermelde recidiverisico zonder behandeling en de in dat verband geschetste noodzaak tot het voortzetten van het toezicht en de intensieve behandeling.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[naam 2] heeft zich, als wettelijk vertegenwoordiger namens [slachtoffer 2] , als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit immateriële schade.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot schadevergoeding geheel kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de schade onvoldoende is onderbouwd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat emotionele schade onderbouwd moet worden en dat daar alleen een uitzondering voor geldt als kan worden verondersteld dat er sprake is van psychische schade als gevolg van het strafbare feit. Uit het onderhavige strafbare feit volgt niet zonder meer dat sprake is van psychische schade.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin het recht bestaat op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen. De rechtbank begrijpt de vordering van de benadeelde partij zo, dat zij een beroep doet op de in het voornoemde wetsartikel genoemde ‘aantasting in de persoon op andere wijze’. Daarvan is in ieder geval sprake indien iemand geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept moet voldoende concrete gegevens aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. De vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en de benadeelde partij heeft de immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Hoewel de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij invoelbaar zijn, kan op basis van de summiere onderbouwing niet worden vastgesteld dat sprake is van psychisch letsel ten gevolge van het strafbare feit. Evenmin brengen de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, mee dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat sprake is aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals hiervoor bedoeld. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 139h (oud) en 254ba van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
Dagvaarding I 09-307324-24
het opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
Dagvaarding II 09-246692-24
ten aanzien van feit 1:
het opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
het opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen,
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten 4 dagen, bij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
116 (HONDERDZESTIEN) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
drie jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH te Den Haag, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van de forensische polikliniek de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling continueert zich en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
3. vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
Veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen.
Veroordeelde werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Veroordeelde verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Veroordeelde verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van veroordeelde. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarden en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partij
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.C. Goilo-Kam, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. N.B. Haverhoek, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2025.