ECLI:NL:RBDHA:2025:19387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
23 oktober 2025
Zaaknummer
NL24.11388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Ugandese nationaliteit wegens ongeloofwaardige verklaringen over vervolging op basis van seksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Ugandese eiser die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De minister van Asiel en Migratie had de aanvraag afgewezen op 20 februari 2024, omdat de minister de asielmotieven van de eiser niet geloofwaardig achtte. De eiser stelde dat hij in Uganda werd vervolgd vanwege zijn homoseksualiteit en dat hij problemen had met de autoriteiten omdat hij homoseksuelen in zijn bar ontving. De rechtbank heeft de zaak op 5 juni 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk in de taal Luganda.

De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de minister de afwijzing van de asielaanvraag terecht had gedaan. De rechtbank oordeelde dat het eerste asielmotief, namelijk de identiteit, nationaliteit en herkomst van de eiser, geloofwaardig was, maar dat het tweede motief, de problemen met de autoriteiten vanwege homoseksualiteit, niet geloofwaardig was. De rechtbank vond de verklaringen van de eiser inconsistent en ongerijmd, vooral met betrekking tot de timing van de nieuwe anti-homowet in Uganda en de gevolgen daarvan. De rechtbank concludeerde dat de minister niet ten onrechte had gesteld dat de inconsistenties in de verklaringen van de eiser afbreuk deden aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL24.11388
V-nummer: [V nummer]

uitspraak van de enkelvoudige vreemdelingenkamer in de zaak tussen

[eiser] ,geboren op [geboortedatum] 1982, van Ugandese nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] ,de minister
(gemachtigde: [naam 1] ).

Inleiding

1. Bij besluit van 20 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen als ongegrond.
1.1.
Bij een ander besluit van 20 februari 2024 (het aanvullend besluit) is de minister ingegaan op de door eiser overgelegde brief van 30 juni 2023. De minister is bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Ook is verschenen T. Kibuuka, tolk in de taal Luganda.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen.
Achtergrond
3. Eiser heeft op 22 juli 2023 een asielaanvraag ingediend. Eiser is afkomstig uit Uganda, was in het bezit van een visum voor Canada en is op de luchthaven in Dubai teruggestuurd naar Uganda. Eiser heeft daarna een ticket naar Montreal gekocht met een overstap in Amsterdam en asiel aangevraagd in Nederland.
Asielrelaas
4. Eiser heeft het volgende aan zijn asielrelaas ten grondslag gelegd. Eiser stelt dat hij in Uganda eigenaar is van de [bedrijf] in [plaats] . Zijn bar was toegankelijk voor homoseksuelen en de meeste van zijn klanten waren homoseksuelen. Eiser stelt dat hij Uganda heeft verlaten omdat hij gevaar loopt. Op 29 april 2023 kwamen een paar mannen in zijn bar iets drinken waarna zij acht homoseksuele bezoekers van zijn bar hebben gearresteerd. Eiser is vervolgens ondergedoken. Toen eiser zijn bar na een week wilde heropenen, vertelden twee mannen dat zij dit niet wilden en zij wilden eiser meenemen. Eiser wordt door de autoriteiten gezocht vanwege het geven van gelegenheid aan homoseksuelen om zich in het openbaar in zijn bar openlijk bekend te maken als homoseksuelen door hun gedrag. Eiser stelt dat hij wordt vervolgd door de Ugandese overheid.
Besluitvorming
5. Het asielrelaas bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst
2. Problemen met de autoriteiten vanwege homoseksuelen in [bedrijf]
5.1.
De minister acht het eerste asielmotief geloofwaardig, maar het tweede niet geloofwaardig. Daaraan heeft de minister onder andere ten grondslag gelegd dat eiser tegenstrijdig en wisselend heeft verklaard over het wettelijk strafbaar stellen van homoseksualiteit door de president. De wet is in mei 2023 van kracht geworden. Als de gevolgen voor deze wet al voor eenieder duidelijk waarneembaar waren, zoals eiser stelt, dan is zijn verklaring dat hij hartkloppingen kreeg nadat deze klant hem had verteld dat de wet was getekend, ongerijmd. Ook is het ongerijmd dat eiser dan nog steeds is blijven toestaan dat homoseksuelen elkaar kusten en openlijk homoseksuele gedragingen pleegden. Daarnaast zijn de verklaringen van eiser over de heropening van zijn bar ongerijmd en heeft hij niet eenduidig verklaard over de twee personen die hem op 6 mei 2023 wilden meenemen. Dat hij vervolgens is weggelopen (om naar het toilet te gaan) is onwaarschijnlijk, omdat deze twee personen al een week naar eiser op zoek waren en hem mee wilden nemen. Tot slot vormt de brief van de minister van 30 juni 2023 geen aanleiding om het bestreden besluit te herzien.
Standpunt eiser en het oordeel van de rechtbank
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt dat hij actief wordt gezocht op grond van de nieuwe homowet. Hij heeft daartoe een aantal gronden aangevoerd. De rechtbank zal die hierna bespreken.
De brief van 30 juni 2023
6.1.
Eiser voert aan dat de minister de brief van 30 juni 2023, van [naam 2] , ‘chairperson’ van de gemeente [plaats] , niet terzijde mag schuiven vanwege de kwaliteit van de Engelse taal in de brief. [naam 2] is niet opgeleid en gekozen door de mensen. Volgens eiser blijkt uit de brief dat hij is verbannen uit de wijk waar hij woonde, omdat hij homoseksuelen in zijn bar toeliet, en dat de politie is ingelicht. De brief bewijst dat hij in grote problemen zal komen als hij dient terug te keren naar Uganda. De minister werpt eiser tegen dat de brief handgeschreven is en meerdere taalfouten bevat. Volgens de minister valt niet in te zien dat de lokale overheid een formele brief zou opstellen met Engelse taalfouten.
6.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is niet in geschil dat de brief van 30 juni 2023 handgeschreven is en dat daarin verschillende taalfouten staan. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop de minister hier niet de waarde aan toe heeft hoeven kennen die eiser daaraan toegekend had willen zien. Het valt niet in te zien dat een formele brief van de lokale overheid op die manier zou worden opgesteld. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser aangeboden om de heer [naam 2] te vragen om een kopie van zijn identiteitskaart en zijn benoeming tot ‘chairperson’ te overleggen. Nog los van de vraag of eiser daarmee überhaupt zou kunnen onder bouwen dat het document echt van een overheidsinstantie afkomstig is, gaat de rechtbank daar niet in mee, omdat eiser genoeg tijd heeft gehad om een nadere onderbouwing te leveren. Verder acht de rechtbank van belang dat Bureau Documenten de brief heeft onderzocht. Uit het rapport van 3 juni 2024 volgt dat voor wat betreft de echtheid van het document geen uitspraak kan worden gedaan. Ook kan geen uitspraak worden gedaan over de opmaak en afgifte van het document en kan niet worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. De beroepsgrond slaagt niet.
De nieuwe wetgeving
6.3.
Eiser voert daarnaast aan dat hij niet wist dat in april 2023 al mensen werden vervolgd. Hij stelt dat hij de precieze details rond de nieuwe homowetgeving niet heeft gevolgd. Volgens eiser was het eerder nooit een probleem dat hij homoseksuelen ontving in zijn bar, ondanks dat er al sinds 2014 een anti-homowet van kracht is. De minister werpt eiser tegen dat zijn verklaring dat homoseksuelen, ook nadat er in 2014 een anti-homowet is aangenomen, in het openbaar in een bar homoseksuele handelingen zouden mogen verrichten tegenstrijdig is met zijn verklaring dat in 2014 al een strenge anti-homowet is aangenomen op grond waarvan homoseksualiteit werd bestreden en homoseksuelen werden vervolgd.
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de verklaringen van eiser over het wettelijk strafbaar stellen van homoseksualiteit door de president tegenstrijdig en wisselend heeft kunnen achten. Ook heeft de minister het ongerijmd kunnen vinden dat eiser in zijn bar is blijven toestaan dat homoseksuelen openlijk voor hun homoseksualiteit uitkwamen, terwijl de gevolgen en de ernst van de strengere wet al duidelijk waarneembaar waren. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. In het nader gehoor heeft eiser verklaard dat in april 2023 homoseksualiteit wettelijk strafbaar is gesteld door de president. Op 29 april 2023 zouden er vervolgens homoseksuele mannen gearresteerd zijn in zijn bar. Eén van eisers klanten zou tegen eiser hebben gezegd:
“Weet je niet dat de wet getekend is? Je mag geen homoseksuelen in je bar ontvangen”. Eiser heeft verklaard dat hij toen heel bang werd en hartkloppingen kreeg. [2] Nadat eiser door de minister is geconfronteerd met het feit dat de wet pas in mei 2023 van kracht is geworden, heeft eiser verklaard dat hij dacht dat de wet al in april 2023 was getekend, ‘
er werd overal over gesproken [3] . In de zienswijze heeft eiser aangevoerd dat de gevolgen van de nieuwe anti-homowet in april 2023 al duidelijk waarneembaar waren en zeer ernstig waren voor homoseksuelen en voor mensen die homoseksuelen op wat voor manier dan ook ondersteunden, zoals eiser, die homoseksuelen in zijn bar verwelkomde. [4] Eiser stelt daarnaast dat in de media verslag werd gedaan van ernstige incidenten in april 2023 in Uganda. [5] De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn stelling dat hij niet wist dat in april 2023 al mensen werden vervolgd en zich op geen enkele wijze bewust was van dat hij een risico liep door te blijven toestaan dat homoseksuelen openlijk voor hun homoseksualiteit uitkwamen. De stelling van eiser dat de incidenten die in de media worden vermeld, tegelijkertijd hebben plaatsgevonden met de arrestaties in zijn bar volgt de rechtbank niet, temeer omdat eiser heeft verklaard dat de arrestaties eind april hebben plaatsgevonden. [6]
Over het onderduiken
6.5.
Eiser voert vervolgens aan dat hij na de inval op 29 april 2023 door de politie in zijn bar een week is ondergedoken bij een vriend. Eiser dacht dat de autoriteiten naar hem op zoek waren omdat er homoseksuele mannen waren ontkomen tijdens de inval en/of dat familieleden van opgepakte homoseksuelen naar hem vroegen in de buurt van zijn bar. Eiser verwachtte niet dat de autoriteiten serieus naar hem op zoek zouden blijven, omdat hij immers zelf niet was meegenomen tijdens de inval. Eiser stelt dat hij na een week weer naar zijn bar ging om deze schoon te maken en te openen. De minister werpt eiser tegen dat hij inconsistent heeft verklaard over het openen van zijn bar. Het is volgens de minister ongerijmd dat eiser onderduikt vanwege een inval in zijn bar, hij weet dat er mensen naar hem op zoek zijn, maar toch met alle risico’s van dien besluit om naar de bar te gaan.
6.6.
De rechtbank is het met de minister eens dat het ongerijmd is dat eiser na het incident op 29 april 2023 besluit onder te duiken en op 6 mei 2023 besluit om zijn bar te openen, omdat zijn hart dat zei [7] , terwijl mensen al een week op zoek zouden zijn naar hem. Uit eisers eigen verklaring volgt namelijk dat hij wist dat hij de wet had overtreden [8] en dat er mensen op zoek waren naar hem. Eiser wist niet welke mensen naar hem hadden gevraagd. De enkele stelling dat eiser vermoedde dat de autoriteiten of de familie van die mannen hem vragen wilden stellen over de andere homoseksuele mannen, volgt de rechtbank niet. De rechtbank volgt de minister in haar standpunt dat voor een gehuwde man met vier kinderen in alle redelijkheid mag worden verwacht dat hij veel voorzichtiger zou zijn en niet zomaar de bar opent, al één week na deze gebeurtenis, te meer omdat in de nieuwe wet staat dat hulp aan homoseksuelen ook strafbaar gesteld is. De rechtbank merkt voorts op dat de minister ook de verklaringen van eiser over het schoonmaken van zijn bar inconsistent heeft kunnen achten. Eiser heeft immers eerst verklaard dat twee mannen langskwamen toen hij zijn bar aan het schoonmaken was en aan hem vroegen of hij zijn bar open ging doen. [9] Later verklaarde eiser dat de bar al open was en er al vier mensen aan de bar zaten op het moment dat de politie binnen kwam ‘
ongeveer een half uurtje na opening’ [10] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft gesteld dat deze inconsistenties afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. Deze beroepsgrond slaagt niet.
De vlucht
6.7.
Eiser voert daarna aan dat de manier waarop hij zijn bar is ontvlucht geen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Eiser stelt dat hij naar het toilet mocht, omdat de politie dacht dat er maar één ingang was tot de bar. Volgens eiser was de achterdeur verborgen achter het toilet en de douche. De minister werpt eiser tegen dat zijn verklaringen over de aanhouding onwaarschijnlijk zijn en afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas.
6.8.
De rechtbank volgt de minister daarin. Nadat de twee personen aan eiser hadden verteld dat zij hem zouden meenemen, is eiser weggelopen, volgens zijn verklaring. [11] Dat is vreemd, aangezien deze twee personen al een week opzoek waren naar eiser en in de buurt hadden rondgevraagd waar hij was. Als de autoriteiten eiser vervolgens aantreffen, ligt het in de rede dat ze met eiser zouden zijn meegelopen naar het toilet en zouden controleren of er geen ontsnappingsroute was. Dat de politie dacht dat er maar één ingang was tot de bar en de achterdeur verborgen was achter het toilet en douche, volgt uit niets. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Legale in- en uitreis
6.9.
Eiser voert verder aan dat hij het land legaal is uitgereisd, omdat hij Uganda tweemaal zo snel mogelijk heeft verlaten nadat de problemen zijn ontstaan. Eiser stelt dat in Uganda alles met de hand wordt genoteerd en dat het daarom soms wel tot een half jaar kan duren voordat informatie in het systeem van de luchthaven staat vermeld.
6.10.
De rechtbank overweegt dat de minister, in het voornemen, het standpunt heeft ingenomen dat het niet valt uit te sluiten dat iemand die gezocht wordt door de politie toch legaal met eigen paspoort via de luchthaven het land kan verlaten, wegens het (nog) niet opgenomen of bekend zijn hiervan bij de luchthavenautoriteiten belast met grensbewaking. Echter, met de legale uit- en inreizen heeft eiser volgens de minister niet aannemelijk gemaakt dat hij gezocht wordt door de autoriteiten dan wel dat hij in de negatieve belangstelling zou staan. Uit het bestreden besluit blijkt niet dat de minister dit standpunt heeft verlaten. Eiser heeft hier niets tegen aangevoerd. Dat de minister in het bestreden besluit wel is ingegaan op bijvoorbeeld het rapport van AKSV Refugee Support over Oeganda waarin zou staan dat er geen centrale database is, doet daar niet aan af. Dit is immers in reactie op de zienswijze. De beroepsgrond slaagt niet.
Visum voor Canada
6.11.
Eiser voert ten slotte aan dat zijn verklaringen over de reden van zijn visumaanvraag voor Canada niet wisselend en tegenstrijdig zijn. Eiser stelt dat hij een reisagent heeft verzocht om een visum voor hem aan te vragen. Hij wist niet dat de reisagent hierbij onzorgvuldig te werk was gegaan en dat er in de aanvraag van het visum een andere reisreden stond dan in de uitnodiging vanuit Canada. Eiser had het visum aangevraagd om het land te kunnen verlaten, mocht er oorlog komen. De minister stelt zich op het standpunt dat de verklaring van eiser dat hij een visum heeft aangevraagd voor Canada ver voordat de problemen hebben plaatsgevonden, in hoge mate afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van dit relevante element.
6.12.
De rechtbank overweegt dat, anders dan in het voornemen, de minister in het bestreden besluit niet langer heeft tegengeworpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de reden van eisers reis naar Canada [12] . De minister werpt eiser wel tegen dat hij inconsistent en ongerijmd heeft verklaard over waarom hij een visum heeft aangevraagd voordat de problemen met de autoriteiten ontstonden. De rechtbank is van oordeel dat de minister dit inderdaad aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. Zo heeft eiser in de correcties en aanvullingen aangevoerd dat hij het visum in zijn paspoort wilde hebben om het land te kunnen verlaten als er oorlog mocht komen [13] . Echter, tijdens het nader gehoor heeft eiser aangegeven dat hij het visum één jaar geleden heeft aangevraagd omdat hij op reis wilde gaan [14] . De minister heeft de correctie in de correcties en aanvullingen dermate afwijkend kunnen achten van het gestelde in dit verband tijdens het nader gehoor dat deze niet verschoonbaar wordt geacht voor de tegenstrijdigheid in de verklaringen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van zijn asielaanvraag in stand blijft.
7.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.R. Bleijendaal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Belhadi, griffier
.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Nader gehoor, pagina 7 en pagina 8.
3.Nader gehoor, pagina 15.
4.Zienswijze, pagina 1.
5.Zienswijze, pagina 2.
6.Nader gehoor, pagina 11.
7.Nader gehoor pagina 17.
8.Nader gehoor pagina 7 en 8.
9.Nader gehoor, pagina 8.
10.Nader gehoor, pagina 18.
11.Nader gehoor, pagina 19.
12.Besluit van 20 februari 2024, pagina 7, vierde alinea van onder.
13.Correcties en aanvullingen, pagina 1.
14.Nader gehoor, pagina 21.