Uitspraak
Regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Beschikking op het op 16 juli 2024 ingekomen verzoek van:
[de moeder] ,
[de vader] ,
Procedure
- de echtscheiding uit tussen partijen uitgesproken;
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw bepaald;
- het verzoek met betrekking tot de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden in afwachting van de hulpverlening door Bocah Donya.
Beoordeling
e vrouw wordt in de gemeente waar zij woont, ondersteund door jeugdorganisatie Bocah Donya. Zij zijn bezig de contactmomenten met vader tot stand te brengen. Omdat er nog geen hulpverlener is, die de taal van de vader spreekt, is dit nog niet van de grond gekomen. De Raad heeft op de zitting verklaard dat het, gelet op de omstandigheid dat de kinderen hun vader al een jaar niet hebben gezien, goed is om het contactherstel onder begeleiding plaats te laten vinden. Ook moet aan de vrouw ondersteuning worden geboden om draagvlak te creëren voor contacten tussen de man en de kinderen. De Raad acht het in het belang van de kinderen dat dit zeker eenmaal per twee weken plaatsvindt en dat het contact op korte termijn wordt opgestart. Te zijner tijd moet geëvalueerd worden of de man in staat is zelfstandig een weekend voor de kinderen te zorgen. Verder heeft de Raad de zorg uitgesproken dat er met de inzet van hulpverlening door Bocah Donya geen terugkoppeling naar de Raad is. Op de zitting is besproken dat het tot stand brengen van het contactherstel voor nu wordt overgelaten aan Bocah Donya. In het geval dit niet op een redelijke termijn tot positieve resultaten leidt, dienen partijen de rechtbank hierover te informeren. De rechtbank kan partijen dan doorverwijzen naar een hulpverlenende instantie, waarbij tevens een lus naar de Raad zal worden opgenomen. De rechtbank zal een beslissing op het verzoek tot vaststellen van een zorgregeling daarom aanhouden voor de duur van zes maanden.’
Beslissing
1 april 2026 pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht
ten aanzien van de regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstakenaan.