ECLI:NL:RBDHA:2025:1919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
NL24.40952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag van Pakistaanse eiser wegens gebrek aan geloofwaardigheid van gestelde problemen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1988, heeft op 3 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 15 oktober 2024 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 16 januari 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat eiser zijn gestelde problemen niet aannemelijk heeft gemaakt met de nieuwe documenten die hij heeft overgelegd.

Eiser heeft eerder in zijn asielaanvraag van 14 januari 2022 verklaard dat hij problemen heeft ondervonden door zijn werk voor een lid van de provinciale vergadering in Pakistan. Hij heeft verklaard dat hij in 2004 is mishandeld en gevangen genomen, waarna hij is gevlucht. De minister heeft in eerdere procedures de geloofwaardigheid van zijn relaas betwist en de rechtbank bevestigt deze afwijzing. Eiser stelt nu te vrezen voor vervolging door de dorpsoudste en heeft nieuwe documenten overgelegd die zijn problemen zouden onderbouwen. De rechtbank oordeelt echter dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de documenten en verklaringen van eiser niet samenhangend en aannemelijk zijn.

De rechtbank wijst erop dat de eerdere afwijzing van de asielaanvraag in rechte vaststaat en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij bij terugkeer naar Pakistan te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen bescherming in Nederland krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door rechter P.J.M. Mol en is openbaar gemaakt op 10 februari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.40952
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. S. Pols).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. Hij heeft op 3 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 15 oktober 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft beroep op 16 januari 2025 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep1, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. C.T.W. van Dijk als waarnemer van de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van de minister en S. Parvez als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Eerdere asielaanvraag van eiser
4. In zijn eerste asielaanvraag van 14 januari 2022 heeft eiser gesteld dat hij in 2004 is gaan werken voor [A] , een lid van de provinciale vergadering van Pakistan. Eiser verklaart problemen te hebben ondervonden omdat de dochter van de broer van deze man,
1. Zaak NL24.40953
[B] , hem een kus gaf en daarnaast omdat hij geld had geleend van [A] . Hierom is eiser mishandeld en gevangen genomen, waarna hij gevlucht is. Eiser heeft verder verklaard dat er een valse aangifte door deze mensen tegen hem is gedaan, waardoor hij tussen 2011 en 2013 gevangen heeft gezeten. Tot 2017 heeft eiser in [plaats] verbleven. In 2017 is eiser opnieuw door mensen van [A] ontvoerd. Hij is hierna wederom ontsnapt. Toen is hij naar Turkije gegaan. Datzelfde jaar is eiser weer naar Pakistan teruggekeerd. De bedreigingen hielden aan en uiteindelijk heeft eiser in juni 2020 definitief zijn land van herkomst verlaten.
4.1.
In het besluit van 6 oktober 2022 heeft de minister eisers relaas met betrekking tot zijn problemen met [A] niet geloofwaardig geacht en de aanvraag daarom afgewezen. De rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft bij uitspraak van 11 november 2022 het beroep van eiser hiertegen ongegrond verklaard en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze uitspraak op 21 december 20222 bevestigd.
Huidige asielaanvraag
5. Eiser verklaart te vrezen voor de [naam] ( [naam] ) en met name van de dorpsoudste [C] , die tot deze partij behoort. Met [naam] bedoelt eiser hetzelfde als [A] ( [A] ). Eiser dient een nieuwe aanvraag in omdat hij nu documenten heeft die zijn problemen in Pakistan onderbouwen. Hij heeft problemen ondervonden omdat de dochter van de broer van de dorpsoudste, voor wie eiser moest werken, verliefd op hem was en hem een kus op zijn wang heeft gegeven. Eiser heeft ook geld geleend van die dorpsoudste die veel macht heeft. Eiser verklaart om deze reden te zijn mishandeld, gevangen te zijn gehouden en te zijn bedreigd. Eiser vreest bij terugkeer naar Pakistan te worden vermoord.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
zijn identiteit, nationaliteit en herkomst
de problemen met [A] / [naam] .
7. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat zijn identiteit, nationaliteit en herkomst reeds geloofwaardig zijn geacht in een eerdere procedure. De problemen met [A] / [naam] worden niet geloofwaardig geacht. De minister stelt zich op het standpunt dat het geen objectieve documenten zijn die het asielmotief onderbouwen. Verder vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel volgens de minister. Hierin heeft de minister de door eiser overgelegde documenten betrokken, te weten de ‘discharge card’ uit een ziekenhuis in 2004, meerdere aangiftes tegen eiser en video’s waarop is te zien dat eiser mishandeld en vernederd wordt en ook geïnterviewd. De verklaringen en documenten wijzigen niet de beoordeling zoals neergelegd in de eerste procedure. Als eiser wél aannemelijk maakt structurele problemen te hebben gehad [A] / [naam] , dan is nog altijd zijn vrees niet aannemelijk omdat hij zich elders in Pakistan kan vestigen. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is.
2 Zaaknummer 202206618/1/V1.
Gronden
8. Eiser voert aan dat uit zijn overgelegde documenten blijkt dat hij bij terugkeer heeft te vrezen voor [A] / [naam] . Ten aanzien van de discharge card voert eiser aan dat hierop staat dat zijn hand is geamputeerd ‘by a knife in a fight’. Hieruit blijkt dat het om een mishandeling gaat. In combinatie met zijn verklaringen dat hij is aangevallen met een mes waarbij zijn hand uiteindelijk geamputeerd is, volgt hieruit een causaal verband met zijn vrees. Ten aanzien van de aangiftes heeft de minister hem ten onrechte tegengeworpen dat hij niet heeft aangegeven waarom hij eerder niet de waarheid heeft gesproken en nu wel. Dit heeft hij wel aangegeven, namelijk dat hij verkeerd is geïnformeerd door anderen die zeiden dat hij anders zou worden teruggestuurd. Daarnaast betekent het afleggen van valse verklaringen niet meteen dat een vreemdeling niet meer eerlijk kan zijn. Hij verwijst hiertoe naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 29 juni 2023.3 Verder voert eiser aan dat de minister onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn lage straf voor het bezitten en verkopen van wiet ongeloofwaardig is, gelet op landeninformatie. Uit de landeninformatie volgt dat de straf van eiser valt binnen het bereik van straffen, namelijk tussen de doodstraf en een minimumstraf van zes maanden. Eiser heeft hierover verklaard dat de rechter hem genadig was, waardoor de straf lager uitviel. Ten aanzien van de video’s voert eiser aan dat het duidelijk is dat eiser wordt mishandeld, dit ontkent de minister niet. Hieruit volgt duidelijk wie de dader is. Er is een causaal verband tussen de video van de mishandeling en het interview, waarvan ook delen vertaald zijn. Als de minister de video vaag en niet te volgen vindt, dan had het op zijn weg gelegen om deze video aan TOELT voor te leggen. Gelet op deze documenten en zijn verklaringen heeft de minister onvoldoende gemotiveerd waarom eiser veilig terug kan naar Pakistan. Hierbij is van belang dat tegen eiser een fatwa is uitgesproken. Uit het Algemeen Ambtsbericht 2024 over Pakistan, blijkt dat fatwa’s van grote waarde zijn in Pakistan.
Beoordeling door de rechtbank
9. De rechtbank overweegt allereerst dat de eerdere afwijzing van zijn asielverzoek in rechte vast staat. Ter beoordeling ligt of eiser zijn gestelde problemen met [A] / [naam] alsnog aannemelijk heeft gemaakt, aan de hand van de documenten en verklaringen in de opvolgende aanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. Hieronder legt de rechtbank uit waarom.
9.1.
Uit de discharge card die eiser heeft overgelegd, volgt dat zijn hand is geamputeerd ‘by a knife fight’. Hieruit is niet op te maken dat dit verband heeft met de gestelde mishandeling. Verder heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat hij hierover tegenstrijdig heeft verklaard. Eiser heeft in zijn eerste asielverzoek namelijk gesteld dat zijn hand is geamputeerd door een kogel in zijn hand en omdat er vuurwerk in zijn hand zou zijn afgestoken.4 Daarnaast is de mededeling van ontslag uit het ziekenhuis uit 2004, lang voor de andere incidenten. Niet gebleken is dat deze gebeurtenis verband houdt met de andere problemen die eiser stelt.
9.2.
Ten aanzien van de aangiftes heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat deze tegenstrijdig zijn met zijn verklaringen uit het nader gehoor van de vorige asielaanvraag. Daar heeft eiser verklaard dat hij twee jaar heeft vastgezeten omdat de
3 C-756/21.
4 Pagina 4 van het nader gehoor.
[naam] tegen eiser een aangifte had gedaan dat hij hen had beschoten.5 Uit de overgelegde aangiftes blijkt dat eiser wordt beschuldigd van drugshandel en aanranding. Hoewel eiser aangeeft dat hij in de eerdere procedure heeft gelogen, heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser geen uitleg kan geven waarom hij juist op dit punt niet de waarheid heeft verteld. Nog daargelaten of de hoogte van de straf in lijn zou zijn met de landeninformatie, zijn de aangiftes niet te relateren aan zijn gestelde problemen met [A] / [naam] . Weliswaar blijkt uit het algemeen ambtsbericht van 2024 (p. 96) dat aangiftes eenvoudig te verkrijgen zijn, ook op basis van valse informatie, maar in het geval van eiser zijn er geen gronden om aannemelijk te achten dat er valse aangiftes zijn gedaan door of onder invloed van de dorpsoudste die eiser hiermee in de problemen wilde brengen.
9.3.
De overgelegde video’s laten zien dat een man mishandeld wordt, waarbij de minister heeft aangegeven dat dit naar alle waarschijnlijkheid eiser is. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat uit de video niet kan worden aangenomen dat eiser structurele problemen had van de zijde van de [naam] . Ook uit de video van het interview en de vertaling van de transcriptie hierbij, volgt niet dat eiser structurele problemen heeft met [A] / [naam] . De minister mocht oordelen dat het verband tussen de gestelde gebeurtenissen en het videomateriaal onduidelijk is gebleven. Hierbij speelt mee dat eiser gedurende lange tijd (ook op verschillende plekken) in Pakistan heeft verbleven, zonder dat zich problemen hebben voorgedaan met de [naam] . Dat eisers steeds opnieuw problemen kreeg nadat de dorpsoudste erachter was gekomen waar hij verbleef, is louter op basis van die verklaring niet aannemelijk geworden. De verklaring is daarvoor te oppervlakkig.
9.4.
Ten aanzien van de fatwa overweegt de rechtbank dat dit niet te relateren is aan zijn gestelde problemen met [A] / [naam] . Daarbij komt dat hij volgens deze fatwa niet meer in zijn dorp mag komen, maar dat betekent niet dat hij niet in andere gebieden in Pakistan zou kunnen verblijven. De minister heeft hierover niet ten onrechte overwogen dat eiser langere tijd in een ander deel van Pakistan heeft gewoond en dat niet is in te zien waarom eiser niet in ander deel van Pakistan onderkomen kan vinden, buiten de invloedssfeer van het dorpshoofd, [C] .
Verklaringen
10. Eiser voert aan dat de minister in het gehoor niet heeft laten blijken dat zijn verklaringen niet afdoende waren. Als de minister meer specifieke details had gewild, had het in de optiek van eiser op de weg van de minister gelegen om op deze punten door te vragen. Dat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen volgt eiser dan ook niet.
11. Het is in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging. De minister heeft gemotiveerd waarom eiser dit niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat de minister deze conclusie niet ten onrechte heeft getrokken. Dat onvoldoende zou zijn doorgevraagd in het gehoor, volgt de rechtbank niet. Daarnaast heeft eiser bij het indienen van de zienswijze, correcties en aanvullingen, de beroepsgronden en de behandeling ter zitting de gelegenheid gehad om eventuele specifieke details te delen. De beroepsgrond slaagt niet.
5 Pagina 4 van het nader gehoor.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de gestelde problemen met de [A] / [naam] niet geloofwaardig zijn. De minister heeft hierbij de documenten op een juiste wijze betrokken. De minister heeft in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat, zelfs als zijn asielrelaas geloofwaardig zou zijn, hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Eiser heeft hier enkel over verklaard dat zijn ouders en broer hem hebben verteld dat hij bij terugkeer zal worden vermoord. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister hierbij terecht overwogen dat niet is in te zien waarom eiser niet in ander deel van Pakistan onderkomen kan vinden.

Conclusie en gevolgen

13. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen bescherming krijgt in Nederland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 februari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.