ECLI:NL:RBDHA:2025:1917
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- P.J.M. Mol
- M.A.W.M. Engels
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag Pakistan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, van Pakistaanse nationaliteit, had op 15 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 16 januari 2025, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door mr. C.T.W. van Dijk, en de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting is ook een tolk, R. Parvez, aanwezig geweest. De voorzieningenrechter heeft de zaak samen met een andere zaak (NL24.40952) behandeld. In de uitspraak van die andere zaak is een beslissing genomen op het beroep van de verzoeker, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening kwam te vervallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 februari 2025, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.