ECLI:NL:RBDHA:2025:19140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
20 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/682250 / FA RK 25-2125
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatie jong-meerderjarige en informatieregeling sollicitaties

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 oktober 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van alimentatie voor een jong-meerderjarige. De man, de vader van de jong-meerderjarige, verzocht om de alimentatie te matigen naar nihil, omdat hij meende dat de jong-meerderjarige zich niet aan afspraken had gehouden over het informeren van hem over haar sollicitaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van grievend gedrag van de jong-meerderjarige in de zin van artikel 1:399 BW, wat een voorwaarde is voor matiging van de alimentatie. De rechtbank overwoog dat de jong-meerderjarige, ondanks haar sollicitaties, niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien en dat de behoeftigheid van de jong-meerderjarige niet relevant is voor de onderhoudsplicht van de ouders. De rechtbank heeft het verzoek van de man om de alimentatie te matigen afgewezen en ook het verzoek om een informatieregeling over sollicitaties werd afgewezen, omdat de jong-meerderjarige binnenkort 21 jaar wordt en het verzoek daardoor geen belang meer had. De proceskosten werden gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke procedures.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2125
Zaaknummer: C/09/682250
Datum beschikking: 21 oktober 2025

Alimentatie

Beschikking op het op 17 maart 2025 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.J.W. van Kesteren te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de jong-meerderjarige] ,

de jong-meerderjarige,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P. Verbraaken BSc. te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 25 maart 2025 van de advocaat van de man, met bijlage;
- het verweerschrift;
- het bericht van 7 mei 2025 van de advocaat van de man;
- het F9-formulier van 8 mei 2025 van de advocaat van de man;
- het F9-formulier van 3 juni 2025 van de advocaat van de man;
- het F9-formulier van 12 september 2025 van de advocaat van de jong-meerderjarige, met bijlagen.
Op 23 september 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de advocaat van de man;
- de jong-meerderjarige, bijgestaan door haar advocaat.
De man is niet persoonlijk op de zitting verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat.
Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- De man is de vader van de jong-meerderjarige.
- De moeder van de jong-meerderjarige is [de vrouw] , hierna: de vrouw.
- Bij beschikking van 8 september 2010 van het gerechtshof ‘s-Gravenhage is – voor zover hier van belang – de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding vanaf 4 januari 2010 bepaald op € 390,- per maand.
- Als gevolg van de wijziging van rechtswege op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bedraagt de door de man te betalen alimentatie voor de jong-meerderjarige sinds 1 januari 2025 € 555,50.

Verzoek en verweer

De man verzoekt:
- primair: de door de man aan de jong-meerderjarige te betalen bijdrage in levensonderhoud en studie met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift te matigen naar nihil, althans per die datum op nihil te stellen, althans te matigen of te wijzigen naar een bijdrage lager dan het huidige alimentatiebedrag zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;
- subsidiair: te bepalen dat de jong-meerderjarige de man wekelijks per WhatsApp op de hoogte dient te houden van haar sollicitaties, op verbeurte van een dwangsom van € 250,- per keer dat zij in gebreke blijft hieraan te voldoen, en daarbij te bepalen dat de verbeurde dwangsommen mogen worden verrekend met de door de man aan de jong-meerderjarige te betalen bijdrage in levensonderhoud en studie, althans te beslissen zoals de rechtbank in goede justitie juist en redelijk acht;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens.
De jong-meerderjarige voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Alimentatie
De man heeft primair verzocht de door de man aan de jong-meerderjarige te betalen bijdrage in levensonderhoud en studie met ingang van 17 maart 2025 op nihil te stellen.
Voor zover de man zijn verzoek grondt op de stelling dat van de jong-meerderjarige na het afronden van haar studie kan worden verwacht dat zij in haar levensonderhoud kan voorzien, overweegt de rechtbank dat het enkele feit dat de jong-meerderjarige haar studie heeft afgerond niet maakt dat zij in haar eigen levensonderhoud zou moeten kunnen voorzien. De behoeftigheid van de jong-meerderjarige speelt geen rol bij het vaststellen van de onderhoudsplicht van de ouders, ook als die kinderen niet behoeftig zijn doordat zij in hun eigen levensonderhoud zouden kunnen voorzien, bijvoorbeeld door te werken (zie het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2234).
De rechtbank dient aldus te beoordelen of het gedrag van de jong-meerderjarige als grievend is aan te merken in de zin van artikel 1:399 BW en de alimentatie als gevolg daarvan dient te worden gematigd.
De rechtbank stelt bij haar beoordeling het volgende voorop. Op grond van artikel 1:399 BW kan de rechter de verplichting van bloed- en aanverwanten tot levensonderhoud matigen op grond van zodanige gedragingen van de tot onderhoud gerechtigde dat verstrekking van levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd. Bij jong-meerderjarige kinderen dient alleen in uitzonderlijke gevallen van de matigingsbevoegdheid gebruik te worden gemaakt. Voor matiging kan pas aanleiding bestaan in gevallen waarin sprake is van zodanig kwetsend gedrag van het kind naar de onderhoudsplichtige ouder, dat betaling van een onderhoudsbijdrage in redelijkheid niet of niet ten volle van die ouder kan worden gevergd.
Het is de rechtbank gebleken dat het de man hoog zit dat de man en de jong-meerderjarige naar zijn idee de afspraak hebben gemaakt dat de jong-meerderjarige hem wekelijks zou informeren over haar sollicitatieactiviteiten en zij zich niet heeft gehouden aan deze afspraak. Dit is het voornaamste argument van de man waardoor sprake zou zijn van zodanige gedragingen op grond waarvan verstrekking van levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd. Daarnaast heeft de man aangevoerd dat de jong-meerderjarige – zonder hem daarover te informeren – van april 2025 tot juni 2025 werkzaam is geweest bij de Jumbo en in deze periode enige inkomsten heeft gegenereerd. Dit zou volgens de man in ieder geval moeten leiden tot matiging van de bijdrage. Voorts heeft de man gesteld dat de jong-meerderjarige ook inkomsten kan genereren uit functies die niet aansluiten bij haar vooropleiding.
De jong-meerderjarige heeft aangegeven dat zij en de man inderdaad een (deel)afspraak hadden gemaakt dat zij hem wekelijks zou informeren over haar sollicitatieactiviteiten, maar dat deze afspraak onderdeel was van een afsprakenpakket waarin er ook contactherstel tussen de man en de jong-meerderjarige zou plaatsvinden. Afgezien van de omstandigheid dat er geen contactherstel tot stand is gekomen (waardoor de deelafspraak over het wekelijks informeren naar inzien van de jong-meerderjarige ook niet gold), heeft de jong-meerderjarige toegelicht dat zij een drempel voelde om de man op de hoogte te houden van haar sollicitaties, mede uit angst voor zijn reactie op zowel positieve als negatieve berichten over haar sollicitatieactiviteiten. De jong-meerderjarige was bang dat de man zijn bijdrage direct zou stoppen bij positieve berichtgeving vanuit de jong-meerderjarige, terwijl zij de bijdrage van de man nodig had en heeft. Over haar inkomsten bij de Jumbo heeft de jong-meerderjarige op de zitting toegelicht dat zij een nul-urencontract bij de Jumbo had en zij daardoor niet precies wist voor hoeveel uren zij zou worden opgeroepen en wat haar inkomsten zouden zijn.
De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van grievend gedrag in de zin van artikel 1:399 BW en overweegt daartoe als volgt. De vraag daargelaten of de man en de jong-meerderjarige de afspraak hadden gemaakt dat de jong-meerderjarige wekelijkse updates zou geven over haar sollicitaties, de jong-meerderjarige zich wel of niet aan deze afspraak heeft gehouden en of dit is aan te merken als zodanig grievend gedrag dat de bijdrage op nihil moet worden gesteld of verminderd, staat vast dat het contact tussen de man en de jong-meerderjarige is verslechterd sinds er discussie over de alimentatie is ontstaan. De rechtbank vindt het daarom invoelbaar dat de jong-meerderjarige een drempel ervaarde om hierover informatie aan de man te verstrekken. Voorts is voldoende gebleken dat de jong-meerderjarige actief heeft gesolliciteerd naar verschillende functies, waaronder ook functies die niet specifiek aansluiten bij haar vooropleiding.
De omstandigheid dat de jong-meerderjarige van ongeveer half april 2025 tot half juni 2025 op basis van een nul-urencontract enige inkomsten heeft gegenereerd, maakt het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Voor zover deze stelling van de man ziet op (het ontbreken van) de behoeftigheid van de jong-meerderjarige, slaagt deze stelling niet, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016 en hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen. In dit kader merkt de rechtbank nog op dat het werkverband van de jong-meerderjarige bij de Jumbo beperkt in duur was en de jong-meerderjarige na juni 2025 geen inkomsten meer heeft gehad.
De rechtbank zal het primaire verzoek van de man dan ook afwijzen. De rechtbank zal daarom het subsidiaire verzoek van de man beoordelen.
Informatieregeling sollicitaties
De man heeft verzocht te bepalen dat de jong-meerderjarige de man wekelijks per WhatsApp op de hoogte dient te houden van haar sollicitaties. Afgezien van de vraag of het mogelijk is om dit verzoek te doen in het kader van deze procedure over de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie, zal de jong-meerderjarige binnen een week na deze beschikking de 21-jarige leeftijd bereiken. De rechtbank zal het verzoek van de man daarom bij gebrek aan belang afwijzen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
wijst de verzoeken van de man af;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.L. Benink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 21 oktober 2025.